2.5. Hetzelfde geldt voor de nadien door hem verrichte betalingen, waarvoor hij niet alleen zijn vermogen heeft uitgeput, maar tevens de hem in eigendom toebehorende woning met een (aanzienlijke) hypothecaire schuld heeft belast.
[gedaagde 1] heeft hierover verklaard dat hij, nadat [gedaagde 3] de onderneming had verlaten, met [eiser] heeft besproken dat sprake was van aanzienlijke schulden, die vervolgens grotendeels door [eiser] zijn betaald, zodat [bedrijf] in 2004 met een schone lei kon beginnen. Hij verklaart:
“U vraagt mij wat [eiser] ervan vond dat het door hem betaalde aandeel groter was dan dat van mij. Het is gegaan in goed overleg. Ik heb gezegd: “als je het niet [de rechtbank leest: betalen] kunt, moet je het eerlijk zeggen. Dan moeten we sluiten. Dan ben jij je geld kwijt, dan ben ik mijn geld kwijt.” Dat wilden we geen van beiden. De vraag is inderdaad: wanneer stop je?
(..)
U houdt mij voor dat [eiser] omstreeks mei 2004 een hypothecaire geldlening heeft afgesloten en dat in dat verband daarmee een bedrag van ongeveer EUR 137.000,- is overgemaakt naar [bedrijf]. U vraagt mij of ik weet wat de aanleiding was om die hypotheek af te sluiten. Er moest geïnvesteerd worden in de zaak. Ik ben er heilig van overtuigd dat dat bedrag ook naar de groothandelaren is gegaan. (..) Ik ben wel betrokken geweest bij het besluit van [eiser] om die hypotheek te nemen. Op zeker moment kwam onze financieringsman langs, de heer [...]. Hij verzorgt onder andere de kredieten voor onze klant, maar doet ook in hypotheken. Hij heeft vervolgens geregeld dat die hypotheek er kwam. Ik wil zeggen dat ik [eiser] nooit ergens toe heb gedwongen, alles is in overleg gegaan. Er moest geld komen. Er is toen gesproken over een hypotheek. [eiser] zei: “dat doe ik liever niet”. Ik zei toen: “als je niet wilt moet je het niet doen. Dan moeten we sluiten.”
U houdt mij voor dat volgens mr. Franken de faillissementscurator zou hebben gezegd dat zij alleen investeringen heeft gezien van [eiser] en niet van mij. Ik wil daar wel op reageren. De curator heeft niet eens alles uitgezocht. Ik heb wel degelijk ook geïnvesteerd in [bedrijf]. (..)
Volgens [eiser] zou ik gezegd hebben over het nemen van een hypotheek: “doe het nou maar, ik heb het zelf ook gedaan”. Het klopt wel dat ik het al eerder gedaan heb voor de zaak. Als de belangen groot zijn, zou je dat best kunnen doen. In die orde heb ik dat gezegd. Ik heb niet gezegd: “je moet het doen”. U houdt mij voor dat [eiser] heel vaak heeft gezegd: “ik doe het niet”. Hij was weleens eigenwijs. Ik heb het ter dege met hem over die hypotheek gehad. Als hij niet gewild had, had ik gezegd: “dat is jouw goed recht”. (..) Ik heb gezegd: “denk erover na; als je niet wilt, stoppen we”. Met stoppen bedoel ik stoppen met [bedrijf]. Je kunt het op veel manieren zeggen, maar ik heb nooit gezegd dat hij het moest doen. U vraagt mij of ik vind dat [eiser] voldoende ruimte heeft gekregen om ‘nee’ te zeggen. Jazeker, dat vind ik. (..)
U houdt mij voor dat [eiser] bij zijn verhoor op 24 oktober 2006 heeft verklaard dat ik hem hielp bij het overmaken van bedragen op de computer. Het klopt dat ik [eiser] weleens heb geholpen bij het overmaken. Ik heb hem weleens uitgelegd hoe het ging met elektronisch bankieren. Ik heb het één keer voor hem gedaan. Ook ben ik er een paar keer bij geweest toen hij het zelf deed. (..)
Ik ben er één keer bij geweest toen [eiser] geld overmaakte. Ik ben toen mee geweest naar de bank. Het kan zijn dat het daarbij ging om die EUR 55.000,--. Het kan ook best zijn dat het ging om het overmaken van twee keer EUR 55.000,--. Dat weet ik nu niet meer. U vraagt mij waarom ik ben meegegaan met [eiser] naar de bank. Dat durf ik niet meer te zeggen. Volgens mij was het om te noteren wat er op moest staan. Ik bedoel daarmee datgene wat er op het overboekingsformulier bij de kenmerken of de mededelingen moest komen te staan. Ook had ik onze bankrekeningnummers mee. Het is niet zo dat ik meeging om [eiser] te helpen, dat kon hij best alleen. (..)
[eiser] kan zeker wel een computer aanzetten. Hij kan ook een auto starten. Het valt best mee met [eiser] en computers. Ik heb meegemaakt dat hij de computer aanzette en de printer. Hij kan inloggen.”
[eiser] heeft zelf verklaard:
“De bedragen die ik had overgemaakt naar [bedrijf], waren bedoeld om schulden te betalen. Ik hoopte dat het weer goed zou komen met het bedrijf. De werkplaats draaide met winst. Dat wist ik van [voornaam], de werkplaatschef, en van [gedaagde 1]. Die twee waren goede boekhoudertjes. U vraagt mij of ik de door mij gedane overboekingen met [gedaagde 1] besprak. Dat besprak ik met hem. (..)
U vraagt mij waarom ik dan de hypotheek heb afgesloten. Ik wilde het niet, maar er speelden drie dingen. Het eerste is dat ik de zaak wilde helpen. Met de zaak bedoel ik [bedrijf] natuurlijk. Het tweede is dat ik twee leningen had lopen die ik wilde aflossen. U vraagt mij wat voor leningen dat waren. Ik heb die leningen indertijd afgesloten om de aandelen te kunnen kopen. (..) Het geld van de lening was in elk geval geld voor de zaak. Het derde is het volgende. Ik heb heel vaak gezegd, als het om het afsluiten van een hypotheek ging: “ik doe het niet, ik doe het niet, ik doet het niet, het huis blijft van mij”, maar [gedaagde 1] zei: “doe het nou maar, ik heb het zelf ook gedaan”. U vraagt mij hoe dat dan ging. Hij zei dan: “neem nou een hypotheek”. Dan zei ik: “nee”, en dan liep hij weg. U vraagt mij of ik nog weet hoe vaak dat is voorgekomen. Een keer of drie, vier. U vraagt mij of ik, toen ik uiteindelijk overwoog om een hypotheek af te sluiten, nog advies heb gevraagd. Nee, bij niemand, ik heb het er alleen over gehad met de accountant van [bedrijf] en [gedaagde 2]. De accountant zei dat ik het kon aftrekken bij de belasting. (..)
Mr. Franken vraagt mij hoe het overmaken van geldbedragen door mij in zijn werk ging. De bedragen werden overgemaakt met de computer op de zaak met behulp van mijn mededirecteur. Ik kan niet met een computer omgaan. [gedaagde 1] hielp mij. Hij kreeg van mij mijn toegangscode en maakte dan het geldbedrag over. Ik zat ernaast.”