ECLI:NL:RBHAA:2008:BD0606

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
23 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
139196 - HA ZA 07-1181
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onredelijk bezwarend beding in algemene voorwaarden van bank met betrekking tot persoonlijke aansprakelijkheid kaarthouder

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 23 april 2008 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen ING Bank N.V. en de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De zaak betreft de vraag of een beding in de algemene voorwaarden van de bank, dat de kaarthouder van een bedrijfscreditcard persoonlijk aansprakelijk stelt voor uitgaven, onredelijk bezwarend is. De gedaagden waren bestuurders van de failliete vennootschap JM Poultry Technology B.V. en hebben een aanvraagformulier voor een ING Business Card ondertekend. ING vorderde betaling van achterstallige bedragen van de gedaagden, gebaseerd op de algemene voorwaarden waarin de persoonlijke aansprakelijkheid van de kaarthouder is vastgelegd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de artikelen 17 en 19 van de algemene voorwaarden een persoonlijke aansprakelijkheid van de kaarthouder creëren die in strijd is met de bepalingen van het regelend recht. De rechtbank oordeelt dat de gedaagden, ondanks hun rol als bestuurders, zich niet zonder meer bewust behoefden te zijn van de strekking van deze voorwaarden. ING had de kaarthouder moeten wijzen op de vergaande rechtsgevolgen van de ondertekening van het aanvraagformulier. De rechtbank concludeert dat de gedaagden de risico's van het kaarthouderschap onvoldoende konden inschatten, waardoor de bepalingen als onredelijk bezwarend moeten worden aangemerkt.

Als gevolg hiervan heeft de rechtbank de vorderingen van ING afgewezen en ING veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op EUR 1.758,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en heeft belangrijke implicaties voor de aansprakelijkheid van kaarthouders in vergelijkbare situaties.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 139196 / HA ZA 07-1181
Vonnis van 23 april 2008
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
procureur mr. M. Middeldorp,
advocaat mr. P. Smits te Amsterdam,
tegen
1. [Gedaagde 1],
wonende te Oostzaan,
2. [Gedaagde 2],
wonende te Oostzaan,
gedaagden,
procureur mr. H. Oomen,
advocaat mr. M.M. Kroone te Alkmaar.
Partijen zullen hierna ING en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 november 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 21 februari 2008
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde 1] was bestuurder van de besloten vennootschap JM Poultry Technology B.V. (hierna: Poultry). Poultry is per 1 november 2005 in faillissement geraakt.
2.2. In het formulier “Aanvraag ING Bank Business Card” (hierna: het aanvraagformulier) is onder meer het volgende weergegeven:
Gegevens bedrijf
Naam bedrijf: JM Poultry Technology BV
Contactpersoon [gedaagde 1]
Functie: directeur
(…)
Ondergetekende(n) verklaart/verklaren:
- dat de gegevens naar waarheid zijn ingevuld; dat kennis is genomen van de hiernaast afgedrukte algemene voorwaarden en daarmee akkoord te gaan;
- inzicht te geven in de financiële positie van het bedrijf indien het kantoor van de ING Bank daarom vraagt.
Voorts machtigt/machtigen ondergetekende(n) de ING Bank de jaarbijdrage(n) en maandelijkse afrekening(en)automatisch te incasseren ten laste van de eerdergenoemde INGBank- of girorekening.
Namens het bedrijf rechtsgeldig ondertekend:
Naam/namen: [gedaagde]/JM Holding BV
Functie(s): directeur
Datum: 23-08-2001
(….)
Gegevens aanvrager(s)
Ondergetekende(n) vraagt/vragen hierbij ieder voor zich een ING Bank Business Card aan, tenzij anders aangegeven voorzien van een PIN-code. Door het plaatsen van een handtekening verklaart een ieder zich akkoord met de hiernaast afgedrukte algemene voorwaarden en verklaart dit formulier naar waarheid te hebben ingevuld.
(…)
2. Naam: [gedaagde 2]
(…)
3. Naam: [gedaagde 1]
2.3. Artikel 17 van de algemene voorwaarden, waarnaar voornoemd aanvraagfomulier verwijst, (hierna: de algemene voorwaarden) luidt – voor zover van belang -:
“Het bedrijf is tegenover Mastercard en de bank als hoofdelijk medeschuldenaar aansprakelijk voor de betaling van alle vorderingen voortvloeiende uit het gebruik van de card, onverminderd de eigen aansprakelijkheid van de kaarthouder zodat wanneer de één heeft betaald, de ander is bevrijd. (…)”
2.4. In artikel 19 van de algemene voorwaarden staat onder meer:
“Mastercard zal alle, volgens de daarop betrekking hebbende regels, vastgelegde transacties voldoen. De kaarthouder en/of het bedrijf ontvangt periodiek een overzicht waarop de door Mastercard betaalde transacties en kosten zijn gespecificeerd. De kaarthouder of het bedrijf is gehouden het verschuldigde bedrag, vermeld op het overzicht, binnen de gestelde termijn aan Mastercard te voldoen. Mastercard is gerechtigd de met behulp van de card opgenomen bedragen en verrichte betalingen – inclusief de daaraan verbonden kosten – ten laste van de Mastercard bekende bank- of girorekening van de kaarthouder te brengen. De kaarthouder zal in geval van automatische afschrijving voor voldoende saldo op zijn/haar rekening zorgdragen om afschrijving van het verschuldigde bedrag mogelijk te maken.”
2.5. Artikel 22 bepaalt onder meer:
“(…) Indien de kaarthouder en/of het bedrijf niet aan zijn/haar verplichtingen ten opzichte van Mastercard voldoet, zal de desbetreffende bank de verschuldigde bedragen op verzoek van Mastercard aan haar voldoen. Door deze betaling treedt de bank in de desbetreffende vorderingsrechten van Mastercard en is uit dien hoofde gerechtigd de verschuldigde bedragen, inclusief rente en kosten, op de kaarthouder en/of het bedrijf te verhalen. (…)”
2.6. Tot medio 2004 zijn met betrekking tot de creditcarduitgaven van [gedaagde] afbetalingen gedaan aan ING via automatische incasso van de zakelijke rekening van Poultry.
2.7. De maandelijkse afschriften zijn verzonden aan [gedaagde] ter attentie van Poultry.
De creditcards zijn uitsluitend voor zakelijke uitgaven ten behoeve van Poultry gebruikt.
3. Het geschil
3.1. ING vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van
a) [gedaagde 1] tot betaling van EUR 15.892,02, vermeerderd met rente en kosten;
b) [gedaagde 2] tot betaling van EUR 11.480,29, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. ING baseert haar vordering op de toepasselijke algemene voorwaarden en stelt met name dat [gedaagde] op grond van artikel 17 aansprakelijk is voor de achterstallige betalingen.
4.2. [gedaagde] heeft ten eerste aangevoerd dat niet ING maar Mastercard de vorderingsgerechtigde moet zijn. De rechtbank is van oordeel dat uit artikel 22 in samenhang met de artikelen 4 en 19 van de algemene voorwaarden en de overgelegde bankafschriften voldoende blijkt dat ING is gesubrogeerd in de vorderingsrechten van Mastercard.
4.3. Als tweede verweer heeft [gedaagde] een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de (in het bijzonder artikel 17 en 19 van de) algemene voorwaarden ex artikel 6:233 sub a BW vanwege hun onredelijk bezwarende karakter.
4.4. [gedaagde] heeft daartoe aangevoerd dat hij bij het ondertekenen van het aanvraagformulier niet heeft behoeven te begrijpen dat hij contractspartij was en evenmin dat hij in het geval van bedrijfsmatig gebruik van de Business Card naast Poultry persoonlijk aansprakelijk zou zijn voor de als gevolg van de bedrijfbestedingen ontstane schulden van Poultry, ook niet in geval van faillissement van Poultry. ING had dit laatste vooraf aan [gedaagde] kenbaar moeten maken, hetgeen zij echter heeft nagelaten. [gedaagde] heeft de contractuele risico’s niet voldoende kunnen inschatten, waardoor de genoemde algemene voorwaarden als onredelijk bezwarend moeten worden aangemerkt.
4.5. ING heeft betoogd dat [gedaagde] wel contractspartij was nu dit immers blijkt uit de zinsnede: “ondergetekende(n) vraagt/vragen hierbij ieder voor zich een ING Business Card aan”.
4.6. De rechtbank overweegt als volgt. Zelfs als [gedaagde] als contractspartij van ING moet worden beschouwd, kan ING jegens [gedaagde] geen beroep doen op de artikelen 17 en 19 van de algemene voorwaarden. Daartoe is het volgende redengevend.
4.7. Voor een persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder in plaats van de vennootschap (al dan niet bij faillissement) is slechts onder zeer bijzondere omstandigheden plaats. De clausules in artikel 17 en 19 van de algemene voorwaarden beogen – los van deze bijzondere omstandigheden - een persoonlijke aansprakelijkheid van de kaarthouder te creëren die in ieder geval de rechtspersoonlijkheid doorkruist. Aldus bevatten de clausules een afwijking van de bepalingen van regelend recht. Voorts gaat het in dit geval om een bedrijfscreditcard, welke onderdeel vormt van een zakelijke kredietovereenkomst, zoals [gedaagde] onbetwist heeft aangevoerd. De creditcarduitgaven waren bovendien uitsluitend zakelijk, de overzichten zijn steeds aan het bedrijf gericht en de betalingen zijn via automatische incasso van de zakelijke rekening afgeboekt.
4.8. Gelet op al deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde], ook al gaat het hier om een bestuurder en zijn echtgenote, zich niet zonder meer bewust behoefde te zijn van de strekking van deze voorwaarden. Van ING mocht worden verwacht dat zij de kaarthouder(s) bij het aanvragen op deze vergaande rechtsgevolgen zou wijzen. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] deze risico’s wel behoorde te begrijpen. Aldus heeft [gedaagde] de risico’s van het kaarthouderschap onvoldoende kunnen inschatten.
4.9. Het voorgaande brengt mee dat de artikelen 17 en 19 van de algemene voorwaarden als onredelijk bezwarend jegens [gedaagde] moet worden aangemerkt. [gedaagde] heeft derhalve terecht de vernietiging daarvan ingeroepen. Dit betekent dat de vorderingen van ING reeds op deze grond moeten worden afgewezen.
4.10. ING zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht EUR 600,00
- salaris procureur 1.158,00 (2,0 punten × tarief EUR 579,00)
Totaal EUR 1.758,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt ING in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 1.758,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.J. Ruijpers, mr. M. Flipse en mr. W. Veldhuijzen van Zanten en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2008.?