ECLI:NL:RBHAA:2008:BD0009

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
29 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-3658
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J.S. Korteweg - Wiers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de berekening van het WW-dagloon op basis van WAO-vervolgdagloon

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 29 januari 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. H.M. de Roo, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv om zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) niet verder in behandeling te nemen. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld naar aanleiding van de argumenten van eiser, die stelde dat het WW-dagloon ten onrechte was berekend op basis van het lagere WAO-vervolgdagloon. Eiser ontving eerder een WAO-uitkering, die was gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 80-100%, maar deze was verlaagd naar 55-65% en berekend naar het vervolgdagloon. Eiser betoogde dat de berekening van het WW-dagloon in strijd was met de Wet Werkloosheidswet (WW) en dat de bepalingen in het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen onverbindend waren. De rechtbank oordeelde echter dat het Uwv terecht het WAO-vervolgdagloon had gehanteerd bij de berekening van het WW-dagloon. De rechtbank concludeerde dat er geen ongeoorloofd onderscheid was tussen zieke en gezonde werkloze werknemers en dat de toepassing van de relevante artikelen van de dagloonregels op goede gronden was gedaan. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 07 - 3658
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 januari 2008
in de zaak van:
[eiser],
wonende te Haarlem,
eiser,
gemachtigde: mr. H.M. de Roo, advocaat te Haarlem,
tegen:
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 november 2006 heeft verweerder de aanvraag om uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (hierna WW) niet verder in behandeling genomen.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 30 november 2006 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 4 april 2007 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en aan eiser een WW-uitkering ingaande 17 april 2006 toegekend berekend naar een dagloon van € 40,96.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 16 mei 2007 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 27 november 2007, alwaar eiser en zijn gemachtigde zijn verschenen en voor verweerder is verschenen R. Metman.
2. Overwegingen
2.1 Eiser was laatstelijk als productiemedeweker en schoonmaker werkzaam. Aan eiser is ingaande 3 april 2001 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschikt-heidsverzekering (hierna WAO) toegekend berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100% en berekend naar een dagloon van € 120,10. Ingaande 3 oktober 2002 wordt deze WAO-uitkering berekend naar het zogenaamde vervolgdagloon. Dit vervolgdagloon bedraagt op 17 april 2007 € 102,39. Per 17 april 2006 wordt de WAO-uitkering van [eiser] verlaagd naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55-65%. [eiser] heeft een aanvraag om WW-uitkering gedaan, bij de thans bestreden beslissing op bezwaar wordt de WW-uitkering toegekend en berekend naar een dagloon van € 40,96. Bij elkaar opgeteld bedragen de WAO uitkering en de WW uitkering 70% van het vervolgdagloon. Hetgeen partijen verdeeld houdt is het dagloon waarnaar deze WW-uitkering wordt berekend.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.2 Artikel 13 tweede lid van de dagloonregels werknemersverzekeringen bepaalt dat het WW-dagloon van de werknemer die op de eerste werkloosheidsdag, of op de eerste dag van herleving van het recht op werkloosheidsuitkering, een uitkering op grond van de WAO naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% ontvangt, wordt in aanmerking genomen naar de mate waarin de uitkering, waarvoor het dagloon wordt vastgesteld, in de plaats is gekomen voor de uitkering op grond van de WAO. In het zesde lid van artikel 13 wordt bepaald dat indien een arbeidsongeschiktheidsuitkering laatstelijk was gebaseerd op het dagloon behorend bij de WAO-vervolguitkering bij de toepassing van o.m. het tweede lid voor "WAO-dagloon" wordt gelezen "WAO-vervolgdagloon".
2.3 Eiser is van mening dat het WW-dagloon ten onrechte wordt afgeleid van het dagloon behorend bij de WAO-vervolguitkering. Eiser is van mening dat de WW-uitkering betaald moet worden naar een dagloon dat is berekend op basis van het loongerelateerde WAO-dagloon zoals dit is vastgesteld bij de toekenning van de WAO-uitkering. Eiser is van oordeel dat aan artikel 13 zesde lid van het dagloonbesluit verbindende kracht moet worden ontzegd aangezien deze bepaling strijdig is met de strekking van artikel 45 WW als ook met het verzekeringskarakter van de WW. Terwijl verweerder zich op het standpunt stelt dat de WW-uitkering berekend moet worden naar een dagloon gebaseerd op het WAO-vervolguitkering omdat op deze wijze het dagloon gebaseerd wordt op het loon dat past bij het welvaartsniveau van de werknemer ten tijde van het intreden van het verzekerde risico.
2.4 Het feit dat eiser door toepassing van artikel 13, tweede en zesde lid van de dagloonregels werknemersverzekeringen een lager WW-dagloon ontvangt dan in de situatie waarin aan de vaststelling van zijn WW-uitkering geen periode van WAO-uitkering vooraf zou zijn gegaan brengt naar het oordeel van de rechtbank niet mee dat er sprake is van een ongeoorloofd onderscheid tussen zieke en gezonde werkloze werknemers. De WAO-uitkering van eiser werd al geruime tijd - sedert 3 oktober 2002 - gebaseerd op het vervolgdagloon. Derhalve verkeerde eiser ten tijde van de toekenning van zijn WW-uitkering in een andere positie dan een verzekerde die voorafgaande aan zijn eerste werkloosheidsdag als werknemer werkzaam was. Van strijdigheid met de strekking van artikel 45 WW is de rechtbank niet gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden artikel 13, tweede en zesde lid van de dagloonregels werknemersverzekeringen aan de berekening van het dagloon van eiser ten grondslag gelegd. Door eiser zijn geen gronden aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel brengen.
3. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.S. Korteweg - Wiers, rechter en op 29 januari 2008 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Oltmans, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.