2. Overwegingen
2.1 Eiser was laatstelijk als productiemedeweker en schoonmaker werkzaam. Aan eiser is ingaande 3 april 2001 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschikt-heidsverzekering (hierna WAO) toegekend berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100% en berekend naar een dagloon van € 120,10. Ingaande 3 oktober 2002 wordt deze WAO-uitkering berekend naar het zogenaamde vervolgdagloon. Dit vervolgdagloon bedraagt op 17 april 2007 € 102,39. Per 17 april 2006 wordt de WAO-uitkering van [eiser] verlaagd naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55-65%. [eiser] heeft een aanvraag om WW-uitkering gedaan, bij de thans bestreden beslissing op bezwaar wordt de WW-uitkering toegekend en berekend naar een dagloon van € 40,96. Bij elkaar opgeteld bedragen de WAO uitkering en de WW uitkering 70% van het vervolgdagloon. Hetgeen partijen verdeeld houdt is het dagloon waarnaar deze WW-uitkering wordt berekend.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.2 Artikel 13 tweede lid van de dagloonregels werknemersverzekeringen bepaalt dat het WW-dagloon van de werknemer die op de eerste werkloosheidsdag, of op de eerste dag van herleving van het recht op werkloosheidsuitkering, een uitkering op grond van de WAO naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% ontvangt, wordt in aanmerking genomen naar de mate waarin de uitkering, waarvoor het dagloon wordt vastgesteld, in de plaats is gekomen voor de uitkering op grond van de WAO. In het zesde lid van artikel 13 wordt bepaald dat indien een arbeidsongeschiktheidsuitkering laatstelijk was gebaseerd op het dagloon behorend bij de WAO-vervolguitkering bij de toepassing van o.m. het tweede lid voor "WAO-dagloon" wordt gelezen "WAO-vervolgdagloon".
2.3 Eiser is van mening dat het WW-dagloon ten onrechte wordt afgeleid van het dagloon behorend bij de WAO-vervolguitkering. Eiser is van mening dat de WW-uitkering betaald moet worden naar een dagloon dat is berekend op basis van het loongerelateerde WAO-dagloon zoals dit is vastgesteld bij de toekenning van de WAO-uitkering. Eiser is van oordeel dat aan artikel 13 zesde lid van het dagloonbesluit verbindende kracht moet worden ontzegd aangezien deze bepaling strijdig is met de strekking van artikel 45 WW als ook met het verzekeringskarakter van de WW. Terwijl verweerder zich op het standpunt stelt dat de WW-uitkering berekend moet worden naar een dagloon gebaseerd op het WAO-vervolguitkering omdat op deze wijze het dagloon gebaseerd wordt op het loon dat past bij het welvaartsniveau van de werknemer ten tijde van het intreden van het verzekerde risico.
2.4 Het feit dat eiser door toepassing van artikel 13, tweede en zesde lid van de dagloonregels werknemersverzekeringen een lager WW-dagloon ontvangt dan in de situatie waarin aan de vaststelling van zijn WW-uitkering geen periode van WAO-uitkering vooraf zou zijn gegaan brengt naar het oordeel van de rechtbank niet mee dat er sprake is van een ongeoorloofd onderscheid tussen zieke en gezonde werkloze werknemers. De WAO-uitkering van eiser werd al geruime tijd - sedert 3 oktober 2002 - gebaseerd op het vervolgdagloon. Derhalve verkeerde eiser ten tijde van de toekenning van zijn WW-uitkering in een andere positie dan een verzekerde die voorafgaande aan zijn eerste werkloosheidsdag als werknemer werkzaam was. Van strijdigheid met de strekking van artikel 45 WW is de rechtbank niet gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden artikel 13, tweede en zesde lid van de dagloonregels werknemersverzekeringen aan de berekening van het dagloon van eiser ten grondslag gelegd. Door eiser zijn geen gronden aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel brengen.
3. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.S. Korteweg - Wiers, rechter en op 29 januari 2008 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Oltmans, griffier.