RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
zaak/rolnr.: 372796 / CV EXPL 08-938
datum uitspraak: 17 april 2008
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
Westend B.V.
te Watergang, gemeente Waterland
eisende partij
hierna te noemen Westend
gemachtigde mr. O.J. Boeder
City Group B.V.
te Zaanstad
gedaagde partij
hierna te noemen City Group
M.G. Kuiken
Westend heeft op gronden zoals in de dagvaarding vermeld een vordering ingesteld tegen City Group (vordering in conventie).
Hierop heeft City Group geantwoord. Daarbij is een tegenvordering ingesteld (vordering in reconventie).
Vervolgens zijn partijen ter terechtzitting verschenen voor het geven van inlichtingen en het beproeven van een schikking. Daarvan zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zo nodig in de vorm van een proces-verbaal worden uitgewerkt. Voorafgaande daaraan is Westend nog in de gelegenheid gesteld te antwoorden op de tegenvordering.
Tenslotte is de uitspraak op vandaag bepaald.
Westend vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, City Group zal veroordelen aan Westend te betalen de somma van € 1.688,41 met (verdere) rente en kosten. In hoofdsom (€ 1.263,78) gaat het om de kosten van reparatie van een eerder door Westend geleverd rolluik.
City Group vordert dat de kantonrechter Westend zal veroordelen aan City Group te betalen de somma van € 6.000,-- met kosten. Daarbij gaat het om vergoeding van de bedrijfsschade die City Group stelt te hebben geleden wegens het defect raken van het hiervoor bedoelde, door Westend geleverde rolluik.
De verweren strekken tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van de respectieve vorderingen.
In deze procedure zijn de volgende feiten voldoende komen vast te staan omdat deze niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist zijn gebleven.
1. Voorjaar 2004 heeft Westend aan City Group een tweetal slag- en braakwerende rolluiken geleverd, welke zijn gemonteerd aan de voorzijde van een door City Group gedreven snackbar. Daarvoor betaalde City Group een bedrag groot
€ 9.000,-- exclusief BTW. Deze rolluiken waren gemaakt van doorzichtige lamellen, waartussen aluminium delen. Er werd garantie gegeven voor de duur van 2 jaar.
2. In het najaar van 2006 is één van die rolluiken kapot gegaan. Een aantal lamellen bleek gebroken. Dit is door Westend hersteld waarvoor, na aftrek van een coulancekorting, een bedrag groot € 1.263,70 inclusief BTW in rekening is gebracht. City Group heeft geweigerd te betalen.
3. De snackbar van City Group is in afwachting van de reparatie ongeveer een week dicht geweest. Gedurende die tijd is haar directeur op vakantie gegaan.
De beoordeling van het geschil
In conventie gaat het om de vraag of City Group moet betalen voor de reparatie. Westend meent van wel nu de garantietermijn verstreken was, maar overigens uit onderzoek door de producent is gebleken dat er geen sprake was van een productiefout. Anders gezegd: volgens Westend moet City Group het rolluik verkeerd hebben bediend, waardoor het -bijvoorbeeld doordat daar een obstakel tussen kwam- kapot is gegaan. City Group is een tegengestelde mening toegedaan. Volgens haar mocht zij verwachten dat het rolluik minimaal een flink aantal jaren zonder problemen mee zou gaan. Van onoordeelkundig gebruik is geen sprake geweest. Het rolluik ging uit zichzelf kapot.
Daarover wordt als volgt geoordeeld.
Aan City Group moet worden toegegeven dat zij in redelijkheid mocht verwachten dat een slag- en inbraakwerend rolluik als het onderhavige, heel wat langer zou meegaan dan de garantieperiode van 2 jaar. In het midden kan blijven hoeveel langer, nu City Group er in elk geval geen rekening mee hoefde te houden dat dit rolluik het al na zo'n 2 ½ jaar zou begeven. Nu dat toch is gebeurd moet ervan worden uitgegaan dat een ondeugdelijk product is geleverd en dat Westend verplicht was tot kosteloze reparatie.
Dat zou alleen anders zijn indien het defect was veroorzaakt door onoordeelkundig gebruik van het rolluik, dan wel door een andere, van buiten komende oorzaak, waartegen het rolluik niet bestand hoefde te zijn. Dienaangaande is echter onvoldoende door Westend gesteld. De enkele mededeling, dat de producent geen productiefout heeft kunnen ontdekken, is in elk geval onvoldoende te achten. Van Westend mocht onder de gegeven omstandigheden worden gevergd dat zij voldoende gemotiveerd zou aangeven wat er dan wèl aan de hand was met dat rolluik. Dat heeft zij echter nagelaten. Weliswaar heeft zij ter terechtzitting nog geopperd, dat er 'misschien' een obstakel onder dat luik heeft gestaan, toen dat werd gesloten, maar dat wordt als te vaag aangemerkt.
Slotsom moet zijn, dat geen reparatiekosten verschuldigd waren en dat de vordering in conventie daarom moet worden afgewezen.
In reconventie gaat het om de vraag of City Group tengevolge van het defect schade heeft geleden en zo ja, of deze voor rekening van Westend moet komen.
Daarover wordt als volgt geoordeeld.
Onvoldoende is komen vast te staan dat City Group inderdaad schade heeft geleden tengevolge van het defect aan het rolluik, laat staan hoeveel. Weliswaar is onweersproken gebleven dat City Group in verband met het defect aan het rolluik haar zaak een week gesloten heeft gehouden, maar tegelijkertijd heeft hij erkend dat haar directeur die week op vakantie is gegaan. Gesteld noch gebleken is dat City Group pogingen heeft ondernomen om zijn zaak ondanks het defect open te houden, althans dat zij de mogelijkheden daartoe heeft onderzocht. Het heeft er integendeel alle schijn van dat haar directeur gebruik heeft gemaakt van de feitelijke situatie om op vakantie te gaan. In een dergelijk geval kan moeilijk worden volgehouden dat bedrijfsschade is geleden.
Overigens moet worden vastgesteld dat, zoals verder nog is komen vast te staan, de aansprakelijkheid van Westend voor dergelijke bedrijfsschade in artikel 13.2 van de toepasselijke voorwaarden is uitgesloten.
Slotsom moet dus zijn dat ook de vordering in reconventie moet worden afgewezen.
Over de proceskosten moet worden beslist zoals hierna bepaald.
De vordering wordt afgewezen.
Westend wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, deze voor zover gerezen aan de zijde van City Group tot op heden begroot op € 250,--.
De vordering wordt afgewezen.
City Group wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, deze voor zover gerezen aan de zijde van Westend tot op heden begroot op € 250,-- wegens salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 april 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.