RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08 - 2177 en 08 - 2785
uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 maart 2008
[verzoeker],
gevestigd te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde: mr. P.J.L.J. Duijsens, advocaat te Den Haag,
de burgemeester van Haarlemmermeer,
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer,
verweerders,
gemachtigde: mr. E.C. Berkouwer, advocaat te Haarlem
Bij brief van 19 februari 2008 heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig beslissen op het verzoek van 20 januari 2008 om een evenement te houden op 29 maart 2008 in de [hal], [adres]. Bij brief van 19 februari 2008 is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 4 maart 2008 heeft de burgemeester van Haarlemmermeer een evenementenvergunning voor het concert Elvis en Rock en Roll avond op 29 maart 2008, geweigerd.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 6 maart 2008 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 4 maart 2008 hebben burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer vrijstelling ingevolge artikel 19, eerste lid, Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) geweigerd voor het gebruik van een agrarische bedrijfshal aan de [adres], te weten de [hal], ten behoeve van het houden van zes evenementen per jaar voor een periode van vijf jaar.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 6 maart 2008 bezwaar gemaakt. Het college van burgemeester en wethouders heeft dit bezwaar ter behandeling als beroep doorgezonden aan de rechtbank.
Bij brief van 6 maart 2008 heeft verzoeker verzocht de eerder op 19 februari 2008 ingediende voorlopige voorziening mede betrekking te doen hebben op beide besluiten van 4 maart 2008.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 19 maart 2008, alwaar verzoeker in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, R.W. Bakker van MAC safety control, en M. van Amerongen van Vlampunt. Voor verweerders is verschenen hun gemachtigde voornoemd, vergezeld van P. Weert, coördinator van de afdeling Preventie van de brandweer Haarlemmermeer, drs. M. Link en J. Dam, werkzaam bij de gemeente Haarlemmermeer.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voorzover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 Het onderhavige verzoek om voorlopige voorziening spitst zich toe op de door verzoeker gewenste doorgang van het evenement op 29 maart aanstaande. Aangezien het besluit waarbij de vrijstelling is geweigerd in meer algemene termen ziet op de weigering om gedurende een periode van vijf jaar maximaal zes evenementen per jaar te organiseren, acht de voorzieningenrechter het niet opportuun om daarbij, in het licht van het onderhavige verzoek om voorlopige voorziening, ingevolge artikel 8:86, Awb tevens op het beroep te beslissen.
2.3 Verzoeker is eigenaar van de [hal] in [plaats]. Deze hal wordt door verzoeker ten behoeve van zijn bedrijf in (kas)planten gebruikt als bedrijfshal. Een deel van deze hal wordt minimaal vijf maal per jaar mede gebruikt ten behoeve van evenementen. Met oog op het organiseren van evenementen heeft verzoeker op 2 oktober 2006 verzocht om vrijstelling ingevolge artikel 19, eerste lid WRO.
2.4 Verzoeker heeft op 20 januari 2008 een verzoek ingediend voor een evenementenvergunning voor het op 29 maart 2008 te houden Elvis concert en Rock en Roll avond in de hal.
2.5 De burgemeester heeft op 4 maart 2008 de gevraagde evenementenvergunning geweigerd en het college van burgemeester en wethouders heeft bij besluit van dezelfde datum de tevens benodigde vrijstelling geweigerd. Verweerders stellen zich ten aanzien van evengenoemde besluiten op het standpunt dat de veiligheid van de bezoekers van evenementen niet kan worden gegarandeerd nu de hal niet voldoet aan de eisen die gelden voor brandveiligheid zoals volgen uit het Bouwbesluit 2003 en de Bouwverordening 2007. Verweerders baseren zich hierbij op een advies van 13 februari 2008 van de Brandweer Haarlemmermeer.
2.6 Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen in die zin dat de bestreden besluiten worden geschorst en het ervoor moet worden gehouden als ware hij in het bezit van een evenementenvergunning en vrijstelling, zodat het evenement op 29 maart doorgang kan vinden.
2.7 Ten aanzien van de evenementenvergunning overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
2.8 Op grond van artikel 26, derde lid, onder c van de Algemene Plaatselijke Verordening kan de burgemeester een evenementenvergunning weigeren in het belang van de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen.
2.9 In het onderhavige geschil dient de vraag te worden beantwoord of - naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter - de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat het uit een oogpunt van veiligheid van personen was aangewezen het de evenementenvergunning te weigeren.
2.10 De burgemeester heeft ter beoordeling van de brandveiligheid het bouwwerk getoetst aan het Bouwbesluit 2003 en de Bouwverordening. De voorzieningenrechter acht dit op voorhand niet onredelijk.
De burgemeester heeft zich in diens besluitvorming gebaseerd op eerdergenoemd advies van de brandweer. Daarin is in zijn algemeenheid aangegeven dat het bouwwerk niet geheel voldoet aan de vigerende brandveiligheidsvoorschriften en dat het bouwwerk zodanig dient te worden gewijzigd dat dit wel voldoet aan de eisen. De brandweer is bij beoordeling van de brandveiligheidseisen uitgegaan van de eisen die gelden voor een gebouw met een bijeenkomstfunctie.
In het advies wordt - kort samengevat - geconcludeerd dat niet voldaan wordt aan:
- vereisten noodverlichting (par. 2.8.1 bouwbesluit);
- vereisten beperking van ontwikkeling van brand (par. 2.12.2 bouwbesluit);
- vereisten beperking van uitbreiding van brand (par. 2.13.2 bouwbesluit);
- vereisten beperking van ontstaan van rook (par. 2.15.2 bouwbesluit);
- vereisten van beperking en verspreiding van rook (par.
2.16.1 bouwbesluit);
- vereisten vluchten binnen een rookcompartiment en een subrandcompartiment (par.
2.17.1 bouwbesluit);
- de uitgangsbreedte is niet breed genoeg (par. 2.17.1 bouwbesluit);
- vereisten bestrijding van brand (par. 2.21.1 bouwbesluit);
- er is geen brandmeld- en ontruimingsinstallatie (par. 6 Bouwverordening).
Ter zitting zijn als klemmende punten aan de orde gekomen de afwezigheid van een brandwerende wand tussen de hal waar de evenementen plaats vinden en de rest van het gebouwencomplex, wat risico van branddoorslag met zich brengt, de lange loopafstand naar de vluchtuitgangen, en de onduidelijkheid over de draagkracht van de constructie van de hal in geval van brand.
2.11 Verzoeker bestrijdt dat de hal niet voldoet aan de brandveiligheidseisen, dan wel stelt zich op het standpunt dat daar waar niet voldaan wordt aan de eisen hij door middel van het treffen van maatregelen deze bezwaren kan ondervangen. Verzoeker beroept zich hierbij op een door hem ingewonnen advies van Vlampunt van 25 februari 2008.
2.12 Verzoeker betoogt dat verweerder bij zijn beoordeling of de hal voldoet aan de brandveiligheidseisen ten onrechte is uitgegaan van een bijeenkomstfunctie en de daarbij behorende strengere eisen, nu slechts incidenteel (zes keer jaar) sprake is van het houden van evenementen. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat getoetst dient te worden aan een lichte industriefunctie, nu de bouwvergunning voor de laatste verbouwing van de hal in 2006 hiervoor ook is afgegeven en de hoofdwerkzaamheden van verzoeker hier onder vallen.
2.13 Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat hij gelet op de regelmaat waarmee de afgelopen jaren evenementen werden georganiseerd door verzoeker, de uitbreiding in 2006 van het deel van de hal waar de evenementen gehouden worden alsmede de toename van het aantal bezoekers, heeft geconcludeerd dat sprake was van structureel gebruik van (een deel van) de hal voor evenementen, zodat gelet hierop uitgegaan dient te worden van een bijeenkomstfunctie en de daarbij behorende zwaardere brandveiligheidseisen.
2.14 Naar voorlopig oordeel kan niet worden geoordeeld dat verweerder niet in redelijkheid kon toetsen aan de eisen die gebaseerd waren op de bijeenkomstfunctie. Het feit dat in het verleden lichter is getoetst of voor oplossingen in de vorm van organisatorische maatregelen of afspraken is gekozen als voorwaarde bij vergunningverlening maakt niet dat verweerder gehouden is dat - na veranderde inzichten - ook te blijven doen.
2.15 Nu, vooralsnog, geoordeeld dient te worden dat de brandweer in diens advies is uitgegaan van de juiste uitgangspunten ziet de voorzieningenrechter geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder zich bij zijn besluitvorming niet in redelijkheid heeft kunnen baseren op de eisen en conclusies in dat advies.
2.16 Van de zijde van verzoeker wordt, zoals blijkt uit het advies van Vlampunt, onderschreven dat aan een deel van de door de brandweer gestelde eisen niet wordt voldaan. Ter zitting is gebleken dat dat, alhoewel verzoeker heeft aangegeven reeds enige bouwkundige maatregelen te hebben getroffen, thans nog steeds het geval is.
2.17 Nu aan de in redelijkheid gestelde eisen niet is voldaan kan naar voorlopig oordeel niet worden gezegd dat verweerder niet in redelijkheid de evenementenvergunning had kunnen weigeren.
2.18 Verzoekers beroep op het vertrouwensbeginsel treft in deze geen doel. Ten aanzien van de in de voorgaande jaren aan verzoeker verleende evenementenvergunningen overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder ook hierbij altijd duidelijk is geweest dat strikt genomen niet aan de bouwkundige brandveiligheidseisen wordt voldaan. Met het oog hierop heeft verweerder slechts vergunning verleend onder aanvullende voorwaarden op organisatorisch vlak. Mede gelet op het structurele gebruik van de ruimte ten behoeve van evenementen heeft verweerder, naar voorlopig oordeel, in redelijkheid bouwkundige eisen kunnen stellen, alsmede eisen kunnen stellen ten aanzien van de installaties en heeft hij geen genoegen hoeven nemen met voornamelijk aanvullende maatregelen op organisatorisch vlak.
2.19 Nu hij pas op 1 februari 2008 op de hoogte werd gesteld van de veranderde inzichten bij verweerder, terwijl het rapport van de brandweer hem nog veel later ter hand is gesteld, kan van hem niet worden geëist dat hij vóór het evenement van 29 maart alle vereiste (bouwkundige)maatregelen heeft getroffen, aldus verzoeker. Verzoeker betoogt dat verweerder dan ook genoegen had moeten nemen met alternatieven die een gelijkwaardig niveau van veiligheid bieden, zoals inzet van brandwachten en beveiliging. De voorzieningenrechter volgt verzoeker hierin niet. Alhoewel de voorzieningenrechter inziet dat het tijdstip waarop de besluitvorming heeft plaatsgevonden, dan wel vanuit verweerder is aangegeven dat er sprake was van veranderde inzichten, verzoeker weinig mogelijkheden gaf gehoor te geven aan de gestelde eisen, dient het belang van de brandveiligheid en de veiligheid van aanwezige personen in deze zwaarder te wegen dan het belang van verzoeker bij doorgang van het evenement. En zoals reeds in overweging 2.14 is overwogen is verweerder, door in het verleden andere, lichtere eisen te stellen, niet gehouden dat ook nu nog te blijven doen.
2.20 Door eiser is ter zitting betoogd dat reeds een aantal bouwkundige maatregelen zijn getroffen ten aanzien van een aantal door de brandweer gestelde eisen. Dit is echter niet zodanig onderbouwd dat verweerder daaromtrent nu duidelijkheid heeft gekregen. Het door verzoeker overgelegde rapport van Vlampunt bevat evenmin een concrete onderbouwing dat voldaan wordt aan de door de brandweer gestelde eisen. Dit laat echter onverlet dat verweerder bij de heroverweging in bezwaar van het bestreden besluit dient in te gaan op het door verzoeker ingebrachte rapport.
Ter zitting is overigens door verweerder nog aangegeven dat, indien verzoeker alsnog onderbouwt dat maatregelen zijn getroffen, verweerder daar op korte termijn wederom op zal beslissen.
2.21 Alles overwegende is er naar oordeel van de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het treffen van een zo vergaande voorziening als door verzoeker is verzocht.
2.22 Nu aan het besluit van het college van burgemeester en wethouders om vrijstelling te weigeren dezelfde gronden ten grondslag liggen als aan de weigering van de evenementenvergunning, is de voorzieningenrechter ook hier van oordeel dat er geen aanleiding is tot het treffen van een voorlopige voorziening. De verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening worden derhalve afgewezen.
2.23 Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig.
wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F. Miedema, voorzieningenrechter, en op 20 maart 2008 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. Y.R. Boonstra-van Herwijnen, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.