ECLI:NL:RBHAA:2008:BC9501
Rechtbank Haarlem
- Voorlopige voorziening
- A.J. Medze
- Rechtspraak.nl
Intrekking van toestemming als veiligheidsmedewerker op basis van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 14 maart 2008 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. D.G. Peters, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn toestemming om als veiligheidsmedewerker te werken, welke toestemming eerder was verleend aan zijn werkgever. De korpschef van politie Zaanstreek-Waterland had op 10 januari 2008 besloten deze toestemming in te trekken, met als reden dat verzoeker recentelijk was veroordeeld voor rijden onder invloed, wat zijn betrouwbaarheid als beveiligingsmedewerker in twijfel trok.
De voorzieningenrechter overwoog dat de korpschef bij het besluit tot intrekking van de toestemming de hardheidsclausule had kunnen toepassen, maar dat dit niet was gebeurd. De rechter benadrukte dat de korpschef de belangen van verzoeker had afgewogen tegen de noodzaak van betrouwbaarheid en integriteit in de beveiligingssector. Verzoeker had verklaard dat hij zijn inkomsten als beveiligingsmedewerker nodig had om zijn hypotheeklasten te kunnen betalen, maar de rechter oordeelde dat de korpschef voldoende had gemotiveerd waarom de hardheidsclausule niet was toegepast.
Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de voorzieningenrechter geen aanleiding zag om te twijfelen aan de rechtmatigheid van het besluit van de korpschef. De rechter concludeerde dat de intrekking van de toestemming voor een periode van één jaar, zoals vastgesteld door de korpschef, niet onredelijk was. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, met de griffier mr. M. Hekelaar aanwezig.