RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummer: 15/700839-07
Uitspraakdatum: 11 april 2008
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 maart 2008 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] (Tunesië),
zonder vaste woonplaats in Nederland,
verblijvende aan [verblijfplaats],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Midden Holland, Huis van Bewaring te Haarlem.
1. Tenlastelegging
Ter terechtzitting van 28 maart 2008 is het aanvankelijk onder 1 ten laste gelegde feit - zoals vermeld onder 1 primair, subsidiair, meer subsidiair en uiterst subsidiair van de tenlastelegging - op verzoek van de officier van justitie afgesplitst (onder behoud van parketnummer 15/700839-07) van de oorspronkelijke tenlastelegging.
De zaak betreffende de aanvankelijk onder de nummers 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten is op de terechtzitting van 28 maart 2008 aangebracht, eveneens onder behoud van parketnummer 15/700839-07.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting een aanpassing van de omschrijving van de (aan de orde zijnde) tenlastelegging ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering gevorderd. De rechtbank heeft het verweer van de raadsman, inhoudende dat de feiten zoals vermeld onder 4 en 5 van de aangepaste omschrijving van de tenlastelegging, twee nieuwe feiten betreffen hetgeen op grond van artikel 314a en 261 van het Wetboek van Strafvordering in onderlinge samenhang bezien niet is toegestaan, gehonoreerd en de vordering van de officier van justitie ten aanzien van deze feiten afgewezen.
Aldus is, na voornoemde afsplitsing en aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging, aan verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2007 tot en met 29 oktober 2007 te Purmerend, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, en/of (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine (telkens) een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 30 oktober 2007 te Purmerend, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 30.000 XTC pillen, in elk geval ongeveer 6 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 30 oktober 2007, te Purmerend, in elk geval in Nederland (van) een voorwerp, te weten een geldbedrag van 39.500 euro de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) was/waren op dat geldbedrag en/of heeft verborgen en/of verhuld wie dat geldbedrag voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte wist dat voornoemd geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was van enig misdrijf
en/of
dat geldbedrag heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van dat geldbedrag gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3.1 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 juli 2007 tot en met 29 oktober 2007 te Purmerend, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, en telkens opzettelijk heeft afgeleverd en verstrekt een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
2.
hij op 30 oktober 2007 te Purmerend opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 30.000 XTC pillen, zijnde ongeveer 6 kilogram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 30 oktober 2007 te Purmerend van een voorwerp, te weten een geldbedrag van 39.500 euro, de vindplaats heeft verborgen en heeft verhuld wie de rechthebbende(n) was/waren op dat geldbedrag, terwijl hij, verdachte, wist dat voornoemd geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was van enig misdrijf en dat geldbedrag voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.2 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten op grond van de navolgende bewijsmiddelen. De door de rechtbank als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde personen en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen. Elk bewijsmiddel wordt slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop het blijkens de inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
- De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 28 maart 2008 afgelegd, waarin hij onder meer heeft verklaard - samengevat - dat hij in of omstreeks de ten laste gelegde periode drie à vier keer als een soort tussenpersoon heeft bemiddeld in de handel in cocaïne en voorts, zakelijk weergegeven:
Als iemand verdachte benaderde voor drugs, zocht hij naar een leverancier en ontving hij daarvoor een soort commissie.
De 30.000 XTC pillen die op het verblijfadres van verdachte te Purmerend zijn aangetroffen, zou verdachte afleveren aan vier personen uit Frankrijk. Deze Fransen wilden XTC pillen en hash. Verdachte heeft de XTC pillen voor de Fransen opgehaald bij iemand en onder zich gehad.
Het geldbedrag van 39.350,- euro dat op het verblijfadres van verdachte te Purmerend is aangetroffen, heeft verdachte van de Fransen gekregen. Zij wilden daarvan hash kopen. Verdachte heeft het geld thuis opgeborgen.
- Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 31 oktober 2007 (dossierpagina’s 49- 67 van het persoonsdossier, dossiernummer PL1100/07-002876 van TGO Zetbaas), waarin verdachte onder meer heeft verklaard - zakelijk weergegeven - dat hij als tussenpersoon handelt in cocaïne, XTC en hash en daarvoor commissie ontvangt (dossierpagina 61), dat hij geen andere bron van inkomsten heeft (dossierpagina 63), dat hij de avond van zijn aanhouding 30.000 XTC pillen had gehaald maar niet heeft afgeleverd omdat hij werd aangehouden, dat hij voor de aankoop van die XTC pillen 50.000 euro heeft ontvangen en dat de overgebleven 40.000 euro bedoeld was om hasj of cocaïne van te kopen (dossierpagina 62).
Voorts heeft verdachte verklaard dat hij de afgelopen twee maanden onder meer een drugspartij van 1 kilo cocaïne heeft geregeld. Mensen sturen verdachte geld voor cocaïne of hash en dan regelt hij het. Er zijn mensen die rechtstreeks bij de verkoper komen en dan krijgt verdachte te opdracht die goederen te brengen (dossierpagina 62 en 63).
Op de vraag wat verdachte te maken heeft met het cocaïnetransport door een oude man die een week eerder in Italië is aangehouden met 4 kilo cocaïne, heeft verdachte verklaard dat hij heeft bemiddeld in het transport van een hoeveelheid cocaïne van Nederland naar Italië en daarvoor 600 euro heeft ontvangen (dossierpagina 64).
- Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 28 november 2007 (dossierpagina’s 120 – 137 van het zaaksdossiers 1 t/m 4, dossiernummer PL1100/07-002876 van TGO Zetbaas), waarin verdachte onder meer heeft verklaard - zakelijk weergegeven - dat hij als tussenpersoon of een soort makelaar bemiddelt in de handel in drugs (dossierpagina 121), dat, als iemand hem benadert voor hash of cocaïne, hij het gaat zoeken, die mensen bij elkaar brengt en daaraan verdient (dossierpagina 128) en dat de contacten altijd via via lopen (dossierpagina 129).
- Het proces-verbaal van bevindingen met bijbehorende lijst van in beslaggenomen goederen d.d. 30 oktober 2007 (dossierpagina’s 171-177 en 227-228 van het zaaksdossier inbeslagneming, dossiernummer PL1100/07-002876 van TGO Zetbaas), waaruit blijkt dat op 30 oktober 2007 aan de [adres] verdachte in die woning is aangehouden en dat in die woning onder in een kast zijn aangetroffen een geldbedrag van 39.350 euro en een zak met 30.000 pillen en voorts een geldbedrag van 1025 euro in een broek en een geldbedrag van 200 euro in een portemonnee.
- Het proces-verbaal van onderzoek naar de op het adres [adres] aangetroffen pillen d.d. 1 november 2007 met bijlagen (dossierpagina’s 57-64 van zaaksdossier 2: Frankrijk, dossiernummer PL1100/07-002876 van TGO Zetbaas), waaruit blijkt dat in totaal 3 zakken zijn aangetroffen, dat elke zak ongeveer 2000 gram woog, dat daaruit kan worden opgemaakt dat zich in elke zak ongeveer 10.000 pillen bevinden en er dus 30.000 pillen zijn aangetroffen, dat uit elke zak een pil is getest met de MCC internationale XTC test, dat daaruit een positief resultaat naar voren kwam en dat de ongeveer 30.000 pillen dus de strafbare stof MDMA bevatten en deze vermeld staan op lijst I van de Opiumwet.
- Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 oktober 2007 met bijlagen (dossierpagina’s 12-20 van zaaksdossier: Italië, dossiernummer PL1100/07-002876 van TGO Zetbaas), waaruit blijkt dat tijdens de doorzoeking van het verblijfadres van verdachte aan de [adres] onder meer is aangetroffen een agenda met daarin een aantekening met daarop de naam van [betrokkene] (dossierpagina 20) en dat uit contact met de Nederlandse Liaison in Rome bleek dat ene [betrokkene] op 14 augustus 2007 is aangehouden in Italië met in zijn bezit 3 kilogram cocaïne (melding aanhouding [betrokkene], dossierpagina 14).
3.4 Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit
De rechtbank acht op grond van voormelde bewijsmiddelen bewezen - kort samengevat - dat verdachte op verschillende tijdstippen in de periode van 1 juli 2007 tot en met 29 oktober 2007 samen met een ander of anderen heeft gehandeld in cocaïne. De omstandigheid dat verdachte een bemiddelende rol heeft vervuld en zich in die zin niet actief met de uitvoer, aflevering of verstrekking van de cocaïne zou hebben beziggehouden, zoals zijn raadsman ter zitting heeft aangevoerd, doet aan het bewijs niet af, nu de rechtbank op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft vastgesteld dat verdachte het bewezen verklaarde feit in vereniging met een ander of anderen heeft begaan en zijn eigenhandige deelneming aan de uitvoering van de delictshandeling dus niet noodzakelijk was.
3.4 Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de herkomst van het geld niet duidelijk is en evenmin vaststaat dat verdachte wist dat het geld van enig misdrijf afkomstig was. De rechtbank passeert dit verweer. Het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag is aangetroffen in een plastic tas die zich onder in een kast bevond. Daarmee is bewezen dat verdachte het geld voorhanden heeft gehad en de vindplaats van het geld heeft verborgen. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij het geld van vier Franse personen heeft gekregen en dat het bestemd was om daarvan drugs voor hen te kopen, maar in het geheel geen redelijke verklaring gegeven over de herkomst van het geld. Nu het geld bestemd was voor de aanschaf van drugs en verdachte zich zelf bezig hield met de bemiddeling in handel in drugs, acht de rechtbank bewezen dat het aangetroffen geld uit enig misdrijf afkomstig was en dat verdachte daarvan ten tijde van zijn bemiddeling op de hoogte was.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A en B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit: witwassen.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sancties en van overige beslissingen
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft de officier van justitie de verbeurdverklaring gevorderd van de onder verdachte in beslaggenomen geldbedragen van in totaal 40.575 euro, de onttrekking aan het verkeer van een weegschaal en de teruggave aan verdachte van een toegangskaartje.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met (een) ander(en) in een relatief korte periode meermalen schuldig gemaakt aan het handelen in en verhandelen - kort gezegd dealen - van materialen bevattende MDMA, in het spraakgebruik beter bekend als XTC pillen, en cocaïne.
Beide stoffen zijn voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. XTC is daarnaast een ontwrichtende drug, die (levens)gevaarlijk is voor de personen die deze gebruiken. Nederland staat internationaal bekend als productieland van XTC en door daarin te handelen, heeft verdachte aan de slechte internationale reputatie van Nederland bijgedragen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een aanzienlijk geldbedrag van ruim 40.000 euro dat met criminele activiteiten, namelijk handel in drugs, moet zijn verkregen. Witwassen vormt een aantasting van het financieel-economisch bestel, ondermijnt het reguliere handels- en betalingsverkeer en brengt de maatschappij veel schade toe. Verdachte heeft door zijn witwasactiviteiten aan anderen de mogelijkheid geboden anoniem te blijven en aldus de herkomst van de gelden getracht te versluieren.
Deze feiten rechtvaardigen geen andere straf dan een langdurige vrijheidsbenemende straf. De door de rechtbank op te leggen straf is echter lager dan de straf die de officier van justitie heeft gevorderd, nu de rechtbank de ernst van de bewezenverklaarde feiten anders beoordeelt dan de officier van justitie. Op grond van al het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur passend en geboden is.
6.3 Beslag
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geldbedragen van 200, 1025, en 39.350 euro dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de bewezenverklaarde feiten 1, 2 en 3 met behulp van die geldbedragen, die kennelijk aan verdachte toebehoren, zijn begaan of voorbereid. Ten aanzien van het in beslaggenomen bedrag van 39.350 euro heeft verdachte verklaard dat dit geld bedoeld was om verdovende middelen van te kopen. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij, naast zijn rol als bemiddelaar in XTC pillen, hasj en cocaïne, niet over een legale inkomstenbron beschikt, zodat de geldbedragen van 200 en 1025, aangetroffen in een broek en in een portemonnee, zich eveneens lenen voor verbeurdverklaring.
Teruggave aan verdachte
Het onder verdachte in beslag genomen toegangskaartje dient aan hem te worden geretourneerd, nu niet is komen vast te staan dat dit kaartje door middel van één van de bewezenverklaarde feiten is verkregen of dat één van de bewezenverklaarde feiten met behulp van dit kaartje is begaan of voorbereid.
Overige
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslaggenomen weegschaal dient te worden onttrokken aan het verkeer. De rechtbank is echter van oordeel dat verdachte reeds op 14 december 2007 afstand heeft gedaan van die weegschaal (dossierpagina’s 209-211 van het zaaksdossier inbeslagneming, dossiernummer PL1100/07-002876 van TGO Zetbaas), zodat ten aanzien van dat voorwerp geen beslissing hoeft te volgen.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
2, 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.1 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens deze feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van VIER (4) JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- een bedrag van 1225,00 euro
- een bedrag van 39350,00 euro
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- een toegangskaartje (Hluboka)
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C. Monster, voorzitter,
mrs. I.H. Lips en A.M. Hol, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.A.M. Brok,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 april 2008.
Mr. A.M. Hol is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.