ECLI:NL:RBHAA:2008:BC9433

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
11 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/801505-07
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke invoer van cocaïne door drugskoerier met verwerping van psychische overmacht

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Haarlem op 11 april 2008 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 22 december 2007 op Schiphol een hoeveelheid cocaïne had ingevoerd. De verdachte verklaarde aanvankelijk dat hij dacht diamanten te smokkelen, maar de rechtbank oordeelde dat hij bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat hij andere verboden goederen, zoals cocaïne, zou invoeren. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdachte dat hij onder druk stond van gewapende mannen en zich gedwongen voelde om de drugs in te voeren. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig, vooral gezien zijn eerdere verklaring dat hij het aanbod om diamanten te smokkelen had aanvaard omdat hij geen werk had. De rechtbank concludeert dat de verdachte zich uit vrije wil heeft ingelaten met een criminele organisatie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte is schuldig bevonden aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zijn de in beslag genomen goederen, waaronder een bagagelabel en instapkaart, verbeurd verklaard. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, maar heeft geen aanleiding gezien om de straf te matigen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/801505-07
Uitspraakdatum: 11 april 2008
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 maart 2008 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1953 te [geboorteplaats] (Portugal),
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in HvB Almere Binnen.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 22 december 2007 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Oordeel van de rechtbank
3.1 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
hij op 22 december 2007 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.2 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
? de verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, zakelijk weergegeven inhoudende:
Ja, het klopt dat ik op 22 december 2007 op Schiphol ben aangekomen en dat er toen cocaïne in mijn koffer is aangetroffen. Ik wist wel dat ik iets op illegale wijze in mijn koffer meesmokkelde. Buiten op Schiphol zou iemand mij hebben herkend aan mijn kleding. In een hotel zouden ze mijn kleren uit de koffer halen en zou ik mijn geld krijgen. Ik zou € 7000,- krijgen.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aanhouding en bevindingen (dossierparagraaf 1.1),
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen (dossierparagraaf 1.1.5),
• het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 29 januari 2008.
3.3 Bewijsoverweging
Verdachte heeft verklaard dat hij veronderstelde dat hij diamanten had gesmokkeld in plaats van drugs. De rechtbank is evenwel van oordeel dat verdachte door de smokkelwaar niet te controleren bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij andere verboden goederen als cocaïne zou invoeren, zoals ook inderdaad het geval bleek te zijn.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
5. Strafbaarheid van verdachte
De raadsman heeft zich ter terechtzitting namens zijn cliënt op het standpunt gesteld dat verdachte niet strafbaar is omdat sprake is geweest van psychische overmacht ten tijde van het plegen van het feit.
Verdachte heeft bij de Koninklijke Marechaussee, de rechter-commissaris en ter terechtzitting verklaard dat hij zich door een aantal gewapende mannen bedreigd voelde. Zij wilden dat verdachte iets naar Nederland zou brengen, anders zouden ze hem vermoorden. Onder voormelde omstandigheden voelde verdachte zich gedwongen verdovende middelen binnen het grondgebied van Nederland te brengen, aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank acht de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij na het ophalen van zijn identiteitspapieren in een busje is getrokken en is gedwongen – naar hij dacht – diamanten voor hen te smokkelen niet geloofwaardig in het licht van zijn eerdere verklaring dat hem is gevraagd diamanten te smokkelen en dat hij dit aanbod heeft aanvaard omdat hij op dat moment geen werk had. Wel acht de rechtbank aannemelijk dat verdachte op enig moment daarna onder druk is gezet, maar op dat moment had verdachte zich reeds uit vrije wil ingelaten met een organisatie die zich bezig houdt met criminele activiteiten. Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk is geworden dat verdachte zich ten tijde van het ten laste gelegde feit in zodanig benarde omstandigheden bevond, dat van hem in redelijkheid niet kon worden gevergd dat hij anders handelde dan hij heeft gedaan. Zo was het voor verdachte bijvoorbeeld mogelijk geweest om de hulp van het cabinepersoneel van het vliegtuig of van de politie op Schiphol in te roepen.
Het voorgaande brengt mee dat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sancties en van overige beslissingen
Hoofdstraf
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en heeft gevorderd dat verdachte terzake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Ten aanzien van de in beslag genomen goederen heeft de officier van justitie gevorderd het bagagelabel, de claimtag en de instapkaart verbeurd te verklaren.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van circa 1 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank tot uitgangspunt genomen de straffen die zij - mede gelet op de ingevoerde hoeveelheid en het feit dat verdachte niet eerder met politie of justitie in aanraking is geweest - in soortgelijke gevallen oplegt. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, noch in de omstandigheid dat verdachte nadat hij had besloten om de cocaïne in te voeren onder druk is gezet, aanleiding om de op te leggen straf te matigen.
Op grond van het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1.00 STK Label, bagagelabel KLM
- 1.00 STK Claimtag KLM
- 1.00 STK Instapkaart KLM
dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van deze voorwerpen, die aan verdachte toebehoorden, is begaan of voorbereid.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht.
2 en 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.1 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (zegge: negen) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- 1.00 STK Label, bagagelabel KLM
- 1.00 STK Claimtag KLM
- 1.00 STK Instapkaart KLM
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Chr.Th.P.M. Zandhuis, voorzitter,
mr. M. Mateman en mr C.A. Boom, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Valk, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 april 2008.