ECLI:NL:RBHAA:2008:BC9431

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
11 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/800035-08
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak inzake de invoer van cocaïne door een drugskoerier

In deze strafzaak heeft de rechtbank Haarlem op 11 april 2008 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 7 januari 2008 te Schiphol ongeveer 1,5 kilogram cocaïne opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De verdachte, geboren in 1965 in Israël en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Tijdens de zitting heeft de raadsman van de verdachte gepleit voor een gunstigere strafmaat, door te verwijzen naar de richtlijnen voor first offender bolletjesslikkers. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het onderscheid in straftoemeting tussen slikkers en pakkers gerechtvaardigd is, gezien het risico dat slikkers lopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de bewijsstukken, waaronder proces-verbaal van aanhouding en deskundigenrapporten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht. Daarnaast zijn de in beslag genomen goederen, waaronder een vliegticket en instapkaart, verbeurd verklaard. De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, en heeft de verdachte als strafbaar verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800035-08
Uitspraakdatum: 11 april 2008
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 maart 2008 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1965 te Israel,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in P.C. HvB Den Haag (Unit 1).
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 07 januari 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 1500,9 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Oordeel van de rechtbank
3.1. Bewijs
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
hij op 07 januari 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 1.500,9 gram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.2 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
• de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aanhouding en bevindingen (dossierparagraaf 1.2),
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen (dossierparagraaf 1.1.5),
• het deskundigenrapport van het Douanelaboratorium te Amsterdam d.d. 14 januari 2008.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sancties en van overige beslissingen
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, zulks met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte in beslaggenomen goederen worden verbeurdverklaard.
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van circa 1,5 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit om ten aanzien van de op te leggen straf de voor verdachte gunstiger oriëntatiepunten straftoemeting first offender bolletjesslikkers van de rechtbank Haarlem te hanteren, omdat niet te rechtvaardigen valt dat voor niet-slikkers andere richtlijnen worden gehanteerd dan voor slikkers. De raadsman voert hiertoe aan dat het te beschermen belang van beide groepen drugskoeriers gelijk is, zodat het niet uit zou moeten maken op welke wijze de drugs worden ingevoerd. De rechtbank volgt de raadsman niet in dit strafmaatverweer en overweegt hieromtrent het volgende. De raadsman heeft weliswaar terecht aangevoerd dat de rechtbank ten aanzien van de straftoemeting van drugskoeriers een onderscheid maakt ten aanzien van first offender bolletjes slikkers en overige drugskoeriers (te weten: de zogenaamde “pakkers”en de recidiverende “slikkers”).
De rechtbank acht dit verschil in straftoemeting echter gerechtvaardigd nu de “slikkers” anders dan de “pakkers” het niet onaanzienlijke risico lopen het door hen gepleegde misdrijf met hun leven te moeten bekopen door de wijze van transport; een risico waarvan first offenders zich veelal onvoldoende bewust zijn. Een en ander laat onverlet dat de omstandigheden van het geval aanleiding kunnen geven om van de betreffende oriëntatiepunten af te wijken. Daarvan is in het onderhavige geval echter geen sprake.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank, zo volgt ook uit het voorgaande, tot uitgangspunt genomen de straffen die zij - mede gelet op de ingevoerde hoeveelheid en het feit dat verdachte niet eerder met politie of justitie in aanraking is geweest - in soortgelijke gevallen oplegt.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een vliegticket, een instapkaart, een betaalbewijs, een reisschema en een notitie dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van die voorwerpen die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.
Met betrekking tot het inbeslaggenomen en niet teruggegeven telefoontoestel is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat dit behoort te worden teruggegeven aan verdachte. De rechtbank acht onvoldoende aannemelijk dat verdachte in zijn verhoor d.d. 9 januari 2008 bij de Koninklijke Marechaussee daar waar hij verklaart dat ‘mijn vrienden hebben mij wel gebeld op dit nummer’, bedoelt te zeggen dat dit de personen betreft voor wie hij de drugs heeft gesmokkeld.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht.
2 en 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TWAALF MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
– 1.00 STK Vliegticket, KLM onv [verdachte];
– 1.00 STK Instapkaart, KLM onv [verdachte];
– 1.00 STK Diverse, betaalbewijs onv [verdachte];
– 1.00 STK Diverse, reisschema onv [verdachte];
– 1.00 STK Label, KLM bagage onv [verdachte];
– 1.00 STK Notitie en memo, notitie achterzijde visitekaartje hotel rio grande.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1.00 STK Telefoontoestel, SAGEM X1 TWIN.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.A. Boom, voorzitter,
mr. M. Mateman en mr. Chr.Th.P.M. Zandhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Valk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 april 2008.