Voor de beoordeling van het beroep op de niet ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging wegens de overschrijding van de redelijke termijn gaat de rechtbank van de volgende feiten en omstandigheden uit:
Op 28 juli 2004 is verdachte aangehouden op verdenking van de feiten, waarvoor hij thans terecht staat, waarna hij op diezelfde dag in verzekering is gesteld.
Op grond van de toepassing van voorlopige hechtenis is verdachte van 30 juli 2004 tot 16 september 2004 van zijn vrijheid beroofd geweest, waarna de voorlopige hechtenis is opgeheven.
Bij brief van 17 augustus 2004 heeft de raadsman om verhoor van [getuige7], [getuige4], [getuige5], [getuige6] en [getuige2] als getuige verzocht.
Bij brief van 22 december 2004 heeft de rechter-commissaris de raadsman – zakelijk weergegeven - medegedeeld dat vooralsnog voor de geplande terechtzitting van 24 januari 2005 alleen de getuige [getuige2] door haar zal worden gehoord, waartoe zij bij beschikking van diezelfde datum heeft beslist.
Op 5 januari 2005 is de getuige [getuige2] door de rechter-commissaris gehoord.
Op de terechtzitting van 25 januari 2005 heeft de rechtbank op verzoek van de raadsman de rechter-commissaris opdracht gegeven tot verhoor van de getuigen [getuige7], [getuige4], [getuige5] en [getuige6], waartoe de zaak voor onbepaalde tijd is aangehouden.
Op 23 maart 2005 heeft op last van de rechter-commissaris in aanwezigheid van de raadsman een schouw plaats gevonden in de J- en K-units van het Detentiecentrum op Schiphol-Oost, waarbij de directeur van het Detentiecentrum heeft toegezegd na te laten gaan welke andere vrouwelijke bewoners dan getuige [getuige6] omstreeks 13 en 14 juli 2004 zich hebben bevonden op de K-unit dit in verband met het achterhalen van een eventuele getuige die blijkens de videoband staat te kijken bij het “tafeltennisincident”.
Op 22 februari 2005 heeft de rechter-commissaris een rechtshulpverzoek aan de bevoegde autoriteiten in Suriname doen uitgaan voor het verhoor van voormelde vier getuigen.
De voor 18 en 19 juni 2005 geplande rogatoire commissie naar Suriname is afgelast toen op voorhand duidelijk werd dat alleen getuige [getuige5] kon worden opgeroepen, omdat van de overige getuigen geen adres achterhaald kon worden of was gebleken dat zij niet verbleven op het opgegeven adres. De rechter-commissaris heeft toen schriftelijke vragen (van verdediging en officier) verzonden aan de rechter-commissaris in Suriname teneinde [getuige5] op 28 juli 2005 te horen. Op 19 juli 2005 berichtte de griffier van de Surinaamse rechter-commissaris dat de getuige [getuige5] niet was verschenen op 18 juli 2005.
Nadat door tussenkomst van het Openbaar Ministerie opnieuw de verblijfplaatsen van de te horen getuigen waren achterhaald, is op 9 november 2005 een rogatoire commissie naar Suriname afgereisd. Geen van de opgeroepen getuigen is toen verschenen, ook niet na afgifte van een bevel medebrenging.
Naar aanleiding van een aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 26 mei 2005 van de KMAR waaruit blijkt dat de anonieme getuige [[getuige1] zou zijn, heeft de rechter-commissaris op 27 juli 2005 een rechtshulpverzoek aan de Braziliaanse autoriteiten gericht. Aan dit rechtshulpverzoek, dat in eerste instantie was zoekgeraakt, was op 1 juni 2006 nog geen uitvoering gegeven. Bij proces-verbaal van 1 juni 2006 stelt de rechter-commissaris dat zij langer wachten op nadere informatie uit Brazilië niet in overeenstemming met verantwoorde voortgang van de strafzaak acht.
Ter terechtzitting van 21 september 2006 heeft de rechtbank bepaald dat in het kader van de waarheidsvinding een uiterste poging moest worden gedaan om de getuigen [getuige1], [getuige4], [getuige6], [getuige5] en [getuige7] te horen.
Hiertoe is op 30 november 2006 opnieuw een rechtshulp verzoek aan de Surinaamse autoriteiten gestuurd en is – na uitstel vanuit Suriname – in juni 2007 een rogatoire commissie afgereisd naar Suriname.
Op 4 juni 2007 zijn in Suriname de getuigen [getuige7] en [getuige5] gehoord. De getuigen [getuige4] en [getuige6] zijn niet verschenen.
Op 31 januari 2008 is in Brazilië de getuige [getuige1] gehoord door de Braziliaanse autoriteiten, waarbij de verdediging en het openbaar ministerie in de gelegenheid zijn gesteld op voorhand schriftelijke vragen in te sturen.