ECLI:NL:RBHAA:2008:BC9329

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
21 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/700939-07
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van opzettelijk brandstichten door gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 21 maart 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van opzettelijk brandstichten in een motorboot in Zaandam op 27 november 2007. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen proces-verbaal van brandtechnisch onderzoek in het dossier aanwezig was, wat essentieel was om te bewijzen dat de brand het gevolg was van brandstichting. De rechtbank oordeelde dat het bewijs dat de verdachte de man was die op de steigers liep en de boot kort voor de brand betrad, niet overtuigend was. De observaties die door de politie waren gedaan, waren onvoldoende om de verdachte te identificeren als de dader van de brandstichting. De rechtbank concludeerde dat de afstand die de verdachte zou hebben moeten afleggen, de tijd die hij daarvoor nodig zou hebben gehad, en de beveiliging van de jachthaven, het onwaarschijnlijk maakten dat hij de brand had kunnen stichten zoals ten laste gelegd.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij de brand had gesticht. Daarnaast werd de benadeelde partij, die een schadevergoeding had geëist, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte gelast. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de noodzaak voor een gedegen onderzoek naar de feiten voordat iemand kan worden veroordeeld voor een strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700939-07
Uitspraakdatum: 21 maart 2008
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 07 maart 2008 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 27 november 2007 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk brand heeft gesticht in een (motor)boot (gelegen in de jachthaven aan de Zuidervaart), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker in aanraking gebracht met kranten (welke hij, verdachte op de grond heeft gegooid en/of op/tegen de zich in die (motor)boot bevindende goederen/inventaris heeft gelegd/gestopt/gehouden, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met kranten, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan voornoemde (motor)boot geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde (motor)boot en/of andere zich in de jachthaven aan de Zuidervaart bevindende vaartuigen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijsbeslissing
3.1.Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd op grond van het volgende.
Vaststaat dat op 27 november 2007 brand heeft gewoed op de betreffende boot. Nu in het dossier geen proces-verbaal van brandtechnisch onderzoek is opgenomen, waaruit kan worden afgeleid dat die brand het gevolg is geweest van brandstichting, staat niet onomstotelijk vast dat deze brand door brandstichting is veroorzaakt.
Het bewijs voor die stelling zou moeten worden ontleend aan het proces-verbaal van observatie d.d. 27 november 2007 en de vragen die naar aanleiding daarvan door groepschef [groepschef] zijn beantwoord tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 26 februari 2008 alsmede in het aanvullend proces-verbaal d.d. 5 maart 2008. In het proces-verbaal van observatie is beschreven dat is waargenomen dat om 20.24 uur een man, nader te noemen NN1, de straat Zuidervaart overstak en richting de nabijgelegen steigers liep. Vervolgens werd waargenomen dat NN1 om 20.25 uur over een van de steigers liep en aan boord van de kajuitboot ging. Hierna zou NN1, aldus observant 19060, de boot om 20.27 uur haastig hebben verlaten en met versnelde pas de Zuidervaart zijn overgestoken, waarbij hij voortdurend om zich heen keek. Om 20.28 uur zag observant 19060 dat uit de kajuitboot een rood/oranje gloed en rook kwam, waardoor de observant de indruk kreeg dat de boot door NN1in brand was gestoken. Ten overstaan van de rechter-commissaris heeft groepschef van der Veer op 26 februari 2007 verklaard dat observant 1 (de rechtbank begrijpt: 19060) ervan overtuigd is dat de man op de boot dezelfde was als die voor de auto is langsgegaan en dat naar het idee van observant 1 NN1zo in het oog is gehouden dat een verwisseling niet verklaarbaar zou zijn.
Verdachte heeft steeds ontkend dat hij de man zou zijn geweest die zich op de steigers heeft bevonden. Wel heeft hij aangegeven dat het goed kan dat de observanten hem tweemaal kort na elkaar de Zuidervaart hebben zien oversteken, omdat hij daar op dat tijdstip aanwezig was en achter zijn loslopende hond aan moest.
De rechtbank stelt voor op dat voornoemd proces-verbaal van observatie onvoldoende bewijs oplevert voor brandstichting, nu niet is gezien dat de man die op de steigers liep open vuur in aanraking heeft gebracht met brandbare stoffen. Nu er geen proces-verbaal van brandtechnisch onderzoek is, doch slechts een constatering dat zich in de boot restanten van verbrande kranten bevonden, kan niet worden vastgesteld dat sprake is van brandstichting, zodat verdachte reeds om die reden moet worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde feit.
Evenmin staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte de man is geweest die op de steigers heeft gelopen en die op de boot aanwezig is geweest kort voordat deze vlam vatte.
Blijkens het proces-verbaal van observatie zou verdachte binnen een tijdsspanne van slechts 4 minuten de Zuidervaart zijn overgestoken, het toegangshek tot de jachthaven hebben gepasseerd, over de steiger naar de boot zijn gelopen, de kajuit zijn ingegaan, de brand hebben gesticht en dezelfde weg terug hebben gelopen. Vast staat dat de afstand van de Zuidervaart tot aan het toegangshek van de jachthaven circa 75 meter bedraagt. Vaststaat ook dat de jachthaven alleen bereikbaar is via het water of via een toegangshek, dat blijkens de foto op pagina 47 van het dossier is voorzien van diverse beveiligingspinnen en prikkeldraad, hetgeen het klimmen om en over het hek ernstig bemoeilijkt. Niet is gebleken dat verdachte over een sleutel van het toegangshek beschikte. Uit onderzoek van de kleding van verdachte is niet gebleken dat deze kleding nat was, zodat moet worden aangenomen dat verdachte, teneinde het toegangshek te kunnen passeren zowel op de heen- als op de terugweg zou hebben moeten klimmen. De observanten hebben niet waargenomen dat NN1het toegangshek is gepasseerd terwijl dit verdachte toch telkens enige tijd moet hebben gekost. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank onvoldoende bewezen dat verdachte de man is geweest die op de steigers heeft gelopen.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het hem tenlastegelegde feit.
3.2. Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 6654,50 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
Nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken ter zake van dit feit zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering.
4. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij J.A Verhulsdonk niet-ontvankelijk in de vordering.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- 2 zwarte jerrycans, één met groene en één met rode tuit
- 27 aanmaakblokjes
- 1 gasspuitbus, merk Flame, type Classics
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C.M. Rutten, voorzitter,
mr. M. Mateman en mr. M. Malsch, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Hermans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 maart 2008.
mr. Malsch is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.