ECLI:NL:RBHAA:2008:BC9328
Rechtbank Haarlem
Vrijspraak van verdachte in zaak van ontuchtige handelingen met slachtoffer
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 11 april 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een slachtoffer. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair geweld en bedreiging met geweld, waarbij de verdachte het slachtoffer zou hebben gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen in de periode van 1 september 2005 tot en met 31 oktober 2006, in Haarlem, Amsterdam en Zaanstad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit, waarbij werd gesteld dat het slachtoffer leed aan een geestelijke stoornis en niet in staat was om haar wil te bepalen of kenbaar te maken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende wettig bewijs was om aan te nemen dat het slachtoffer daadwerkelijk aan een zodanige stoornis leed. De rechtbank concludeerde dat niet kon worden uitgesloten dat de seksuele handelingen met instemming van het slachtoffer hebben plaatsgevonden. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit. Daarnaast werd de benadeelde partij, vertegenwoordigd door een gemachtigde, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte van de ten laste gelegde feiten werd vrijgesproken. De rechtbank gelastte tevens de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op de zitting van 11 april 2008.