zaaknummer / rolnummer: 131416 / HA ZA 07-51
Vonnis van 13 februari 2008
de stichting
[eiseres],
gevestigd te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
eiseres,
procureur mr. J. Koekkoek,
advocaat mr. R.A.A. Duk te ’s-Gravenhage,
de vereniging
[gedaagde],
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
procureur mr. M. Middeldorp,
advocaat mr. J.P. Zanders te Venlo.
Partijen zullen hierna [EISERES] en [GEDAAGDE] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 april 2007;
- het proces-verbaal van comparitie van 4 juli 2007 en de daarin genoemde stukken;
- de akte van [EISERES] met producties;
- de antwoordakte van [GEDAAGDE].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [GEDAAGDE] is een samenwerkingsverband van onderwijsinstellingen binnen de wegenbouw. [EISERES] is belast met de verlening van administratieve diensten aan verschillende instellingen en organen in de bouwsector. [EISERES] is aangewezen als orgaan dat ESF-subsidie mag aanvragen bij het Agentschap SZW (verder: het Agentschap), dat Europese en nationale subsidieregelingen uitvoert op het terrein van werk en inkomen.
2.2. [GEDAAGDE] heeft medio 2004 onder de werknamen “Infra Care Zuid” en “Infra Care West” twee leerprojecten (verder: de projecten) geïnitieerd ter bevordering van het loopbaanbeleid en de inzetbaarheid van werknemers in de bouwsector. Met die projecten waren kosten gemoeid, die voor de helft door ESF-subsidie werden gedekt. [GEDAAGDE] heeft [EISERES] opdracht gegeven om voor deze projecten een ESF-subsidieaanvraag in te sturen aan het Agentschap.
2.3. [EISERES] heeft op 21 september 2004 de ESF-subsidieaanvragen naar het Agentschap gestuurd met het verzoek deze in behandeling te nemen.
2.4. Bij brief van 2 november 2004 heeft [EISERES] het Agentschap verzocht de afhandeling van de ESF-subsidieaanvragen te beëindigen.
2.5. Op 29 en 30 november 2004 heeft het Ministerie van SZW aan [EISERES] bericht dat voor beide projecten subsidie is toegekend. Gelet op het onder 2.4 bedoelde verzoek zijn de subsidiebeschikkingen vervolgens op 2 mei 2005 ingetrokken.
2.6. Tussen [EISERES] als gedaagde en [GEDAAGDE] als eisende partij in kort geding (zaaknr/rolnr: 111634/KG ZA 05-157) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank op 15 april 2005 vonnis gewezen. Voor zover van belang luidt de beslissing:
“De voorzieningenrechter:
6.1 Beveelt [EISERES] om binnen tweeënzeventig (72) uur na betekening van dit vonnis al dat te doen wat nodig is in het kader van de twee subsidieaanvragen en de twee als gevolg daarvan genomen “beschikkingen subsidieverlening” (met de kenmerken 2004/3d/021 en 2004/3d/022 en bekend onder de namen “Infra Care Zuid” respectievelijk “Infra Care West”) teneinde te komen tot uitbetaling van de subsidiegelden aan [GEDAAGDE] en/of rechthebbenden en zonodig deze aanvragen te hernieuwen.
6.2 Veroordeelt [EISERES] tot betaling aan [GEDAAGDE] van een dwangsom van € 10.000,-- voor iedere dag dat zij, na het verloop van de onder 6.1. bedoelde tweeënzeventig uur, in gebreke blijft om aan het onder 6.1. gegeven bevel gehoor te geven, zulks tot een maximum van € 1.000.000,--.”
2.7. [EISERES] heeft de aanvragen waarop de onder 2.6 aangehaalde veroordeling betrekking heeft, op 11 mei 2005 opnieuw naar het Agentschap gestuurd.
2.8. In een brief van het Agentschap aan [EISERES] van 26 mei 2005 (productie E.8) staat onder meer:
“Op 13-05-2005 heeft het Agentschap SZW uw subsidieaanvraag betreffende het programma ESF doelstelling 3 ontvangen voor het project “Infra Care West”.
(…)
Uw aanvraag wordt eerst (formeel) beoordeeld, of deze voldoet aan enige wettelijke voorschrift(en) voor het in behandeling nemen van de aanvraag en/of de vereiste gegevens en bescheiden zijn overgelegd voor een goede beoordeling van de aanvraag.
U ontvangt daarover op zo kort mogelijke termijn bericht.”
2.9. Bij exploot van 2 juni 2005 heeft [GEDAAGDE] € 220.000,-- aan dwangsommen opgeëist. [EISERES] heeft in kort geding gevorderd - kort gezegd - dat de voorzieningenrechter [GEDAAGDE] verbiedt het onder 2.6 bedoelde vonnis ten uitvoer te leggen. Bij vonnis van 6 september 2005 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Utrecht deze vordering toegewezen. Vervolgens heeft het gerechtshof te Amsterdam bij arrest van 29 december 2005 op vordering van [GEDAAGDE] het vonnis vernietigd en de vordering alsnog afgewezen. [EISERES] heeft vervolgens aan [GEDAAGDE] € 220.000,-- betaald. Bij arrest van eveneens 29 december 2005 heeft het gerechtshof te Amsterdam het onder 2.6 genoemde vonnis bekrachtigd.
2.10. Bij brieven van 7 juni 2005 (productie E.9) heeft het Agentschap aan [EISERES] laten weten dat de subsidieaanvragen voor de projecten voldoen aan de wettelijke voorschriften voor het in behandeling nemen van de aanvragen en dat de vereiste gegevens en bescheiden zijn overgelegd voor het (inhoudelijk) kunnen beoordelen van de aanvragen. Voorts meldt het Agentschap dat de aanvragen in behandeling zijn genomen en (inhoudelijk) zullen worden beoordeeld.
2.11. Op 12 juli 2005 hebben vertegenwoordigers van het Agentschap de aanvragen met [EISERES] besproken. [GEDAAGDE] was bij dat gesprek niet aanwezig.
2.12. Bij brief van 22 juli 2005 (productie E.10) heeft het Agentschap naar aanleiding van de beoordeling van de aanvraag voor het project “Infra Care Zuid” 23 vragen gesteld aan [EISERES]. In de brief staat vermeld dat de reactie op de vragen tijdens een extra beoordelingsbezoek bij [GEDAAGDE] op 2 september 2005 besproken zal worden.
2.13. Bij brief van 28 juli 2005 (productie E.10) heeft het Agentschap naar aanleiding van de beoordeling van de aanvraag voor het project “Infra Care West” 24 vragen gesteld aan [EISERES]. In de brief staat vermeld dat de reactie op de vragen tijdens een extra beoordelingsbezoek bij [GEDAAGDE] op 2 september 2005 besproken zal worden.
2.14. Het hiervoor bedoelde beoordelingsbezoek van 2 september 2005 heeft uiteindelijk op 31 augustus 2005 plaatsgevonden. Namens [GEDAAGDE] was [A] bij dit bezoek aanwezig.
2.15. Bij ongedateerde brief en bij brief van 3 oktober 2005 (productie E.11) heeft het Agentschap aan [EISERES] de bezoekverslagen gestuurd van het beoordelingsbezoek van het Agentschap op 31 augustus 2005 voor de projecten. In beide brieven staat onder meer:
“In het verslag zijn enkele afspraken weergegeven. Ik verzoek u binnen 14 dagen na verzending van deze brief de gevraagde informatie aan mij te doen toekomen.”
2.16. In de bezoekverslagen voor de projecten staat onder meer het volgende.
“Het tweede beoordelingsbezoek dat op 31 augustus 2005 is afgelegd in verband met dit project is een vervolg op het beoordelingsbezoek dat op 12 juli 2005 is afgelegd. De afspraken naar aanleiding het eerste beoordelingsbezoek worden tijdens het tweede beoordelingsbezoek doorgesproken. De volgende afspraken dienen nog door de aanvrager te worden nagekomen:
• De aanvrager dient een herziene aanvraag in, inclusief een nieuw ondertekend aanvraagformulier;
• Het Agentschap SZW verzoekt de aanvrager onderdeel 3.4 van het aanvraagformulier aan te passen;
• Het Agentschap SZW verzoekt de aanvrager rekenfouten in de begroting te herstellen en de consequenties hiervan aan te passen in het aanvraagformulier;
• Het Agentschap SZW verzoekt de aanvrager om BTW in verband met kosten van externe uitvoerders niet op te voeren als projectkosten.”
2.17. In twee brieven van 9 januari 2006 van [GEDAAGDE] aan [EISERES] (productie E.12) staat onder meer het volgende.
“Hierbij ontvangt u wederom de herziene aanvraag met aangepaste bijlagen ten behoeve van het ESF project INFRA CARE (…).
Zoals afgesproken met het Agentschap SZW, vermeld in de heden ontvangen verslaglegging van het tweede beoordelingsbezoek voor bovengemeld project d.d. 31 augustus 2005, hebben wij de verlangde bescheiden bijgevoegd.
Wij willen u er met klem op wijzen, dat deze gewijzigde aanvraag reeds ten overstaan van het Agentschap SZW aan u is aangeboden. U vond het toen echter niet opportuun deze te ondertekenen en per ommegaande af te handelen.”
2.18. Bij brief van 11 januari 2006 (productie E.13) heeft [EISERES] de aangepaste aanvragen naar het Agentschap gestuurd.
2.19. Nadat het Agentschap aanvullende informatie heeft gevraagd en gekregen zijn de subsidieaanvragen in april 2006 geweigerd.
2.20. [GEDAAGDE] heeft in verband met volgens haar door [EISERES] verbeurde dwangsommen voor een bedrag van in totaal € 780.000,-- conservatoir beslag gelegd op kantoorinventaris van [EISERES].
2.21. Tussen [GEDAAGDE] als gedaagde en [EISERES] als eisende partij in kort geding (zaaknr/rolnr: 130858/KG ZA 06-623) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank op 2 maart 2007 vonnis gewezen en [GEDAAGDE] daarbij geboden de executoriale verkoop van de kantoorinventaris van [EISERES] op te schorten en opgeschort te houden totdat in deze bodemprocedure op de vordering van [EISERES] is beslist.
3. De vordering
3.1. [EISERES] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
primair
het door [GEDAAGDE] gelegde beslag op de kantoorinventaris van [EISERES] zal opheffen;
subsidiair
[GEDAAGDE] zal gebieden de door haar aangezegde executie van dat beslag te staken en gestaakt te houden, en wel met onmiddellijke ingang, op straffe van een door [GEDAAGDE] aan [EISERES] te verbeuren dwangsom van € 100.000,-- voor elke dag waarop [GEDAAGDE], gerekend vanaf de betekening aan haar van dit vonnis, nalatig blijft aan dat gebod te voldoen,
met veroordeling van [GEDAAGDE] in de kosten van het geding aan de zijde van [EISERES].
3.2. Tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven feiten heeft [EISERES] aan haar vordering ten grondslag gelegd dat niet kan worden gezegd dat [EISERES] het bevel van de voorzieningenrechter van 15 april 2005 niet is nagekomen. Het door [GEDAAGDE] gelegde beslag en de door haar aangezegde executie zijn daarom volgens [EISERES] onrechtmatig, zodat zij gerechtigd is tot het instellen van de vordering.
4. Het verweer
4.1. [GEDAAGDE] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Voor zover van belang zal bij de beoordeling van het geschil op het verweer worden ingegaan.
5. De beoordeling
5.1. Aan de orde is de vraag of [EISERES] al dan niet heeft voldaan aan het door de voorzieningenrechter bij vonnis van 15 april 2005 (zie 2.6) uitgesproken bevel (verder: het bevel) en of zij in verband daarmee naast de reeds betaalde dwangsommen voor in totaal € 220.000,--, nog dwangsommen aan [GEDAAGDE] heeft verbeurd.
5.2. [EISERES] heeft gesteld dat het bevel slechts betrekking heeft op een periode van 72 uur na de betekening. Naar de letter betreft het bevel slechts handelingen die binnen die periode konden (en dus moesten) worden gedaan. Het ligt daarom niet in de rede het bevel zo uit te leggen dat het ook betrekking heeft op punten die na 13 mei 2005 - de dag dat het Agentschap opnieuw de subsidieaanvragen van [EISERES] heeft ontvangen - aan de orde kwamen en tot enigerlei handelingen van [EISERES] noopten, aldus nog steeds [EISERES].
5.3. [GEDAAGDE] heeft hiertegen aangevoerd dat de door [EISERES] gestelde betekenis van het vonnis met zich brengt dat [EISERES] zich na 13 mei 2005 niets meer van het vonnis behoefde aan te trekken. Nu de letterlijke tekst van het dictum “zonodig” de hernieuwing van de aanvragen beveelt en het vonnis diende om een einde te maken aan het geschil tussen partijen, verzetten zowel de materiële betekenis van het vonnis als de letterlijke tekst daarvan zich tegen deze enge interpretatie. In redelijkheid kan niet worden volgehouden dat [GEDAAGDE] op of na 31 augustus 2005 voor de toen door het Agentschap gevraagde hernieuwing van de subsidieaanvragen opnieuw een kort geding aanhangig had moeten maken, aldus nog altijd [GEDAAGDE].
5.4. Bij de uitleg van een door een rechter uitgesproken veroordeling geldt als maatstaf dat het doel en de strekking van die veroordeling tot richtsnoer dienen te worden genomen, in dier voege dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel. Bij die uitleg staat het de rechter vrij maatstaven van redelijkheid en billijkheid te hanteren (zie HR 20 mei 1994, NJ 1994, 652).
5.5. Gelet op deze maatstaf legt de rechtbank het bevel aldus uit dat [EISERES] de procedure voor het verkrijgen van de ESF-subsidiegelden weer in gang moest zetten door na de betekening van het vonnis het nodige te doen om tot uitbetaling van die subsidiegelden te komen. Daarbij is er van uitgegaan dat [EISERES] een en ander binnen een tijdsbestek van 72 uur kon voltooien, wat begrijpelijk is omdat, zoals in het kort gedingvonnis onder 5.7 is overwogen, de subsidie al was toegekend. Niettemin is, kennelijk gelet op de hiervoor onder 2.4 bedoelde brief, bij het bevel rekening gehouden met de mogelijkheid dat het voor het verkrijgen van de subsidiegelden nodig zou zijn om de subsidieaanvragen te hernieuwen. Ook daarvoor werd een tijdsbestek van 72 uur voldoende geacht. Dit is evenzeer begrijpelijk, omdat [EISERES] gelet op de subsidiebeschikkingen van 29 en 30 november 2004 kennelijk al beschikte over twee volledige subsidieaanvragen.
5.6. Waar [GEDAAGDE] op zich terecht stelt dat het Hof in het onder 2.9 genoemde arrest heeft overwogen dat het opnieuw insturen van de subsidieaanvragen door [EISERES] op 11 mei 2005 onvoldoende was om aan het bevel te voldoen, verliest zij allereerst uit het oog dat het Hof in kort geding alleen had te beoordelen of [EISERES] in de periode van 18 april 2005 tot 11 mei 2005, gedurende 22 dagen, het bevel niet naar behoren heeft nageleefd (en daarom dwangsommen heeft verbeurd) en voorts dat uit de brieven van het Agentschap van 7 juni 2005 (zie 2.10) blijkt dat de ingestuurde subsidieaanvragen voldeden aan de wettelijke voorschriften voor het in behandeling nemen van de aanvragen en dat bij deze aanvragen de vereiste gegevens en bescheiden zijn overgelegd voor het (inhoudelijk) kunnen beoordelen van de aanvragen. Reeds uit deze laatste omstandigheid vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort dat [EISERES] heeft voldaan aan het bevel. Hieraan doet niet af dat nadien is gebleken dat het Agentschap nadere informatie verlangde.
5.7. Anders dan [GEDAAGDE] heeft aangevoerd moet onder het bevel niet ook worden begrepen het indienen van hernieuwde subsidieaanvragen direct na het beoordelingsbezoek van 31 augustus 2005. Weliswaar volgt uit het bevel dat [EISERES] zonodig de aanvragen binnen 72 uur na betekening van het vonnis moest hernieuwen, maar daarbij is in aanmerking genomen dat er twee volledige subsidieaanvragen beschikbaar waren waarop al eens positief was beslist. Dit volgt uit het feit dat in het bevel geen rekening is gehouden met de mogelijkheid dat de subsidiegelden niet zouden worden uitbetaald. Bij een gebod als hier aan de orde, kan van verbeurte van dwangsommen slechts sprake zijn als in redelijkheid buiten twijfel is dat het gebod niet is nagekomen. Nu in het bevel geen rekening is gehouden met de mogelijkheid dat de subsidieaanvragen opnieuw (inhoudelijk) zouden worden beoordeeld, kan niet worden geoordeeld dat in redelijkheid buiten twijfel is dat [EISERES] het gebod heeft overtreden door niet direct na 31 augustus 2005, maar pas op 11 januari 2006 de hernieuwde subsidieaanvragen in te sturen. Dit geldt te meer nu het doel en de strekking van het bevel waren dat de procedure voor het verkrijgen van de ESF-subsidiegelden weer in gang zou worden gezet teneinde tot uitbetaling van die subsidiegelden te komen en uiteindelijk op beide aanvragen een beschikking is genomen.
5.8. Ook indien [GEDAAGDE] wel gevolgd zou worden in haar uitleg van het bevel, leidt dit niet tot het oordeel dat [EISERES] na 31 augustus 2005 het bevel niet (voldoende) is nagekomen en daarom dwangsommen heeft verbeurd. Daargelaten of de subsidieaanvragen die [GEDAAGDE] op 9 januari 2006 naar [EISERES] heeft gestuurd identiek waren aan de subsidieaanvragen die zij bij het beoordelingsbezoek van 31 augustus 2005 aan [EISERES] wilde overhandigen, zoals [GEDAAGDE] heeft aangevoerd, heeft [EISERES] er na afloop van dat bezoek in redelijkheid van uit mogen gaan dat de antwoorden op de vragen die toen met het Agentschap waren besproken nog niet afdoende in de (bijlagen bij de) subsidieaanvragen waren verwerkt. Daarvoor is het volgende redengevend.
5.9. Geen van de medewerkers van het Agentschap heeft ter gelegenheid van het voorlopig getuigenverhoor van 28 juni 2006 (productie G.17) verklaard dat [GEDAAGDE] bij het beoordelingsbezoek van 31 augustus 2005 twee subsidieaanvragen bij zich had waarin de vragen van het Agentschap afdoende waren beantwoord. De getuige [B] van het Agentschap heeft zelfs verklaard dat het Agentschap behoefte had aan aanvullende informatie en dat nog een aantal zaken moest worden aangepast. Ook de getuige [C] van het Agentschap heeft verklaard dat het Agentschap na het gesprek in augustus nog niet alle gegevens had voor de aanvraag. Anders dan [GEDAAGDE] heeft aangevoerd, hebben de medewerkers van het Agentschap niet verklaard dat de subsidieaanvragen op 31 augustus 2005 “indieningsgereed” waren, in de zin dat alle benodigde informatie op dat moment voorhanden was. Bij die stand van zaken kon van [EISERES] niet worden verwacht dat zij de subsidieaanvragen van [GEDAAGDE] ter plekke zou ondertekenen en indienen. Dit geldt temeer nu ook in het bezoekverslag dat het Agentschap van het beoordelingsbezoek van 31 augustus 2005 heeft opgesteld is opgenomen dat een aantal zaken in de subsidieaanvragen moet worden aangepast. Dat het bezoekverslag op dit punt onjuist zou zijn, zoals [GEDAAGDE] heeft aangevoerd, doet aan het voorgaande niet af. Kennelijk bestond bij de medewerkers van het Agentschap na het bezoek van 31 augustus 2005 de indruk dat er nog informatie moest worden aangeleverd.
5.10. [EISERES] heeft onweersproken gesteld dat zij op 31 augustus 2005 geen exemplaar van de hernieuwde aanvragen van [GEDAAGDE] heeft ontvangen. Pas op 9 januari 2006 heeft zij van [GEDAAGDE] de herziene subsidieaanvragen met aangepaste bijlagen ontvangen (zie 2.17). Deze subsidieaanvragen heeft [EISERES] op 11 januari 2006 naar het Agentschap doorgestuurd. Deze gang van zaken bevestigt de stelling van [EISERES] dat zij op de herziene aanvragen van [GEDAAGDE] zat te wachten. Gelet op wat hiervoor onder 5.9 is overwogen mocht [EISERES] er redelijkerwijs van uitgaan dat [GEDAAGDE] nog informatie moest aanleveren.
Hoewel de afwachtende houding van [EISERES] na 31 augustus 2005 geen blijk geeft van een ruimhartige taakopvatting met betrekking tot de subsidieaanvragen, is dit onvoldoende voor het oordeel dat zij het bevel niet naar behoren heeft nageleefd. Dit geldt te meer nu ook van [GEDAAGDE] in de gegeven omstandigheden een actievere houding had mogen worden verwacht en de herziene aanvragen niet nodig waren om de procedure voor het verkrijgen van de subsidiegelden weer in gang te zetten en niet is aangevoerd of gebleken dat de aanspraak op de subsidiegelden is verspeeld, dan wel nadelig beïnvloed, omdat de herziene aanvragen te laat zouden zijn ingestuurd.
5.11. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [EISERES] na 11 mei 2005 aan het bevel heeft voldaan en daarom nadien geen dwangsommen meer heeft verbeurd. Het door [GEDAAGDE] gelegde beslag op de kantoorinventaris van [EISERES] zal daarom worden opgeheven, zoals primair door [EISERES] gevorderd.
5.12. Als de in het ongelijk te stellen partij zal [GEDAAGDE] worden veroordeeld in de kosten van het geding. De kosten aan de zijde van [EISERES] worden begroot op:
- dagvaarding € 84,87
- vast recht - 248,00
- salaris procureur - 1.130,00 (2,5 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal € 1.462,87
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. heft op het door [GEDAAGDE] gelegde beslag op de kantoorinventaris van [EISERES];
6.2. veroordeelt [GEDAAGDE] in de proceskosten, aan de zijde van [EISERES] tot op heden begroot op EUR 1.462,87;
6.3. verklaart het vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
6.4. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.P. Ruitinga, mr. J.J. Dijk en mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2008.?