RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummer: 15/801252-07
Uitspraakdatum: 22 februari 2008
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 februari 2008 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in PI Zuid Oost - HvB Ter Peel te Evertsoord.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 2 november 2007 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 5.917,50 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Oordeel van de rechtbank
3.1 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
zij op 2 november 2007 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 5.917,50 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.2 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
- De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 8 februari 2008 afgelegd, waarin zij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
Ik ben op 2 november 2007 vanuit Tripoli op Schiphol aangekomen. Ik ben toen aangehouden en mij is verteld dat er cocaïne is aangetroffen in mijn koffer en in mijn beha. Ik heb die beha van Juliana gekregen. Zij heeft hem bij mij omgedaan. Het was de bedoeling dat we samen zouden gaan vliegen. Ik vond het wel vreemd dat ze uiteindelijk toch niet meeging. Ik heb mijn koffer geruild met die van Juliana, omdat die van haar kleiner was en zij meer spullen bij zich had dan ik. Ik heb mijn kleding gewoon bovenop de ritssluiting gelegd.
Ik vond het wel vreemd dat ik een retourticket van Contonou via Tripoli naar Amsterdam van Juliana kreeg, terwijl ik zelf al een ticket had naar Londen.
- Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor voor inverzekeringstelling (dossierpagina 2.2), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Ik weet niet wat voor drugs ik bij mij heb, maar ik wist wel dat ik drugs bij me had. Ik zeg u niet waarom ik de drugs bij me had. Ik wil op de vraag of ik er geld voor kreeg geen antwoord geven.
- Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina 1.1), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Op 2 november 2007 omstreeks 11.30 uur bevond ik mij, [verbalisant1], met de aan mijn zorg toevertrouwde rijksspeurhond Torro in de gate van D 26 op de luchthaven Schiphol. Ik zag dat Torro verhoogde interesse had voor een mij onbekende vrouw en de door haar meegevoerde rolkoffer. Bij de globale aftasting van de kleding stuitte ik op abnormale verdikkingen ter hoogte van haar borsten. Ik zag dat zij een zwarte bh droeg met een zogeheten korset eraan, waarin de abnormale verdikkingen zaten.
- Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina 1.2), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Uit haar paspoort kon ik opmaken dat de vrouw was genaamd: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. Na het openen van de koffer zagen en voelden wij, verbalisanten, in de zijwanden van de koffer een abnormale verdikking.
- Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verdovende middelen (dossierpagina 1.6), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Wij, verbalisanten, hebben de zwarte buste houder gewogen en kwamen hierbij op een brutogewicht van 2.400 gram. In de zwarte buste houder waren 4 pakketten ingenaaid. Wij zagen dat de pakketten qua kleur en grootte nagenoeg identiek waren. Het totale netto gewicht was 1976,30 gram.
Na opening van de bruine rolkoffer zagen en voelden wij, verbalisanten, een verdikking in de 2 wanden en de bodem. De 2 pakketten uit de 2 wanden waren qua kleur en grootte nagenoeg identiek. Het pakket uit de bodem was groter. Het totale netto gewicht was 3941,20 gram.
Het netto gewicht van de aangetroffen stof, welke was aangetroffen in de pakketten uit de Buste Houder, alsmede de stof afkomstig uit de pakketten uit de bruine rolkoffer bedroeg in totaal 5917,50 gram.
Vervolgens zijn - in totaal - vier representatieve monsters van de aangetroffen stof in de bh en de rolkoffer overgebracht naar het Douanelaboratorium, alwaar deze monsterneming is ingeschreven onder nummer 07-083232 A t/m D.
- Het in de wettelijke vorm opgemaakt deskundigenrapport, te weten een rapport van het Douane Laboratorium te Amsterdam van 9 november 2007, inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Het onderzochte materiaal 07-083232 A t/m D bevat cocaïne.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sanctie en van de overige beslissingen
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van hetgeen is ten laste gelegd;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van veertig (40) maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
- verbeurdverklaring van de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, te weten twee vliegtickets, twee instapkaarten, twee papieren (boekings), een telefoontoestel van het merk Motorola, een simkaart Moov en een notitie;
- teruggave aan verdachte van de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, te weten een telefoon van het merk Samsung, een simkaart Vodafone, Nederlands geld 700,- euro en buitenlands geld 200,- pond.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van ongeveer 5900 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
6.3 Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten twee vliegticket, twee instapkaarten, twee papieren (boekings), een telefoontoestel van het merk Motorola, een simkaart Moov en een notitie, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met behulp van bovengenoemde voorwerpen die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a van het Wetboek van Strafrecht.
2, 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.1 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeëndertig (32) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
- 7) 1.00 STK Vliegticket AFRIQIYAH AIRW;
- 8) 1.00 STK Vliegticket VIRGIN NIGERIA;
- 9) 1.00 STK Diverse AFRIQIYAH AIRW;
- 10) 1.00 STK Instapkaart MENZIES;
- 11) 1.00 STK Instapkaart AFRIQIYAH AIRW;
- 12) 1.00 STK Papier boekings;
- 13) 1.00 STK Papier boekings;
- 17) 1.00 STK Telefoontoestel MOTOROLA;
- 18) 1.00 STK Kaart MOOV sim;
- 20) 1.00 STK Notitie en memo.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- 16) 1.00 STK Telefoontoestel, Kleur: rood SAMSUNG;
- 19) 2.00 STK Kaart VODAFONE sim;
- 21) Geld Nederlands 25x20 euro;
- 22) Geld buitenlands 4x50 pond.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Malsch, voorzitter,
mr. Monster en Boom, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Blijleven,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 februari 2008.
Mr. Malsch is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.