ECLI:NL:RBHAA:2008:BC7043
Rechtbank Haarlem
- Kort geding
- F.J.P. Veenhof
- Rechtspraak.nl
Concurrentiebeding en geheimhoudingsplicht in arbeidsovereenkomst
In deze zaak, die voor de Rechtbank Haarlem werd behandeld, stond het concurrentiebeding van een werknemer centraal. De werknemer, hierna aangeduid als [gedaagde], was in dienst bij KONE Deursystemen B.V. en had een concurrentiebeding in zijn arbeidsovereenkomst. Na de overname van zijn werkgever door KONE, breidde het assortiment van KONE zich uit, wat leidde tot de vraag of het concurrentiebeding nog steeds van toepassing was op de nieuwe activiteiten. De kantonrechter oordeelde dat het concurrentiebeding zijn gelding behield voor de oorspronkelijke productsoorten, maar niet voor de nieuwe industriële deuren die KONE ging aanbieden. De werknemer had zijn arbeidsovereenkomst opgezegd en was voornemens om bij Voskamp Groep te gaan werken, een bedrijf dat als concurrent van KONE werd beschouwd.
KONE vorderde in kort geding dat de werknemer zou worden gelast het concurrentiebeding na te komen en hem te verbieden bij Voskamp in dienst te treden. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer inderdaad gebonden was aan het concurrentiebeding, maar alleen voor de verkoop van personen- en voetgangersdeuren. De rechter wees de vordering van de werknemer tot schorsing van het concurrentiebeding af, omdat de werknemer onvoldoende had aangetoond dat hij niet in contact zou komen met klanten en leveranciers in zijn nieuwe functie. De kantonrechter gelastte de werknemer om binnen twee dagen na dagtekening van het vonnis het concurrentiebeding na te komen en hem te verbieden gedurende één jaar na het einde van het dienstverband bij KONE bij Voskamp in dienst te treden.
Daarnaast werd de werknemer gelast om de geheimhoudingsplicht na te komen, met een dwangsom voor elke dag dat hij hiermee in gebreke bleef. De kantonrechter oordeelde dat de geheimhoudingsplicht niet verder uitgebreid hoefde te worden dan de contractuele verplichtingen die al bestonden. De proceskosten werden gecompenseerd in conventie, terwijl de kosten in reconventie voor rekening van de werknemer kwamen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. F.J.P. Veenhof op 27 februari 2008.