1. Brederode verhuurt vanaf 22 november 2005 aan [gedaagde] de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning).
2. Op de huurovereenkomst zijn de door Brederode gehanteerde Algemene Huurvoorwaarden van toepassing. Artikel 9 lid 3 van deze voorwaarden luidt als volgt:
“De huurder zal ervoor zorgdragen dat aan omwonenden geen overlast wordt veroorzaakt.”
3. Sedert de aanvang van de huurovereenkomst heeft Brederode klachten ontvangen van omwonenden van [gedaagde] omtrent door [gedaagde] (en zijn toenmalige vriendin) veroorzaakte overlast.
4. Op 27 juli 2006 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Brederode en [gedaagde] naar aanleiding van diverse klachten over het gedrag van [gedaagde], te weten:
- het zeer bedreigend, agressief en intimiderend gedrag naar omwonenden;
- het langdurig, ook ’s-avonds of ’s-nachts, stationair laten lopen van zijn auto;
- het stichten van vuurtjes;
- het met een telelens voor ramen van buurtbewoners staan;
- het los laten lopen van zijn hond;
- het in de nacht buiten timmeren en met spullen gooien.
5. [gedaagde] heeft bij het gesprek op 27 juli 2006 toegezegd zich te zullen onthouden van de gedragingen die tot de meldingen aanleiding hebben gegeven. Bij brief van dezelfde datum heeft Brederode deze afspraken aan [gedaagde] bevestigd en hem gewaarschuwd voor juridische stappen indien [gedaagde] de overlast gevende gedragingen zou hervatten. [gedaagde] heeft de brief voor akkoord ondertekend.
6. Bij brief van 10 november 2006 heeft Brederode [gedaagde] medegedeeld klachten te hebben ontvangen over
“1. Bedreigend, agressief en intimiderend gedrag naar omwonenden.
2. Uw auto stationair laten lopen
3. De auto parkeren op het grasveld.”
7. Op 21 november 2006 heeft wederom een gesprek plaatsgevonden tussen Brederode en [gedaagde]. Bij brief van dezelfde datum heeft Brederode [gedaagde] onder meer het volgende medegedeeld:
“U gaf in het gesprek aan dat de klachten niet terecht zijn […] Om een objectieve inschatting te kunnen maken van de situatie hebben we afgesproken dat er een buurtonderzoek zal plaatsvinden bij de bewoners van [andere adressen nabij adres gedaagde].”
8. Op 2 januari 2007 heeft de politie [gedaagde] bezocht naar aanleiding van een melding over het door [gedaagde] stationair laten lopen van zijn auto.
9. Bij brief van 16 januari 2007 heeft Brederode onder meer het volgende aan [gedaagde] medegedeeld:
“Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de klachten […] door omwonenden wel zijn ervaren de afgelopen periode. Bovendien klaagde men over het volgende:
• Het los laten lopen van de hond, die op omwonenden bedreigend overkomt
• Het in de nacht buiten aan het werk/bezig zijn met spullen en timmeren”
10. Bij brief van 4 februari 2007 heeft Brederode [gedaagde] verzocht respectievelijk gesommeerd om een “houten bouwwerk” alsook “een bouwwerk van dekzeilen” en “een grote hoeveelheid materiaal” uit zijn tuin te verwijderen.
11. Op 2 maart 2007 heeft de politie de hond van [gedaagde] in beslag genomen naar aanleiding van diverse meldingen van omwonenden dat [gedaagde] zijn hond tegen hen probeert op te zetten.
12. Op 6 juli 2007 heeft de politie aan [gedaagde] een gele kaart uitgereikt in verband met door hem veroorzaakte geluidsoverlast.
13. Op 17 augustus 2007 en 25 september 2007 heeft de politie bij [gedaagde] geluidsoverlast geconstateerd.
14. In oktober 2007 heeft Brederode [gedaagde] een vervangende woning aangeboden. [gedaagde] heeft het aanbod niet geaccepteerd.
15. Op 2 januari 2008 heeft de politie naar aanleiding van een melding van stank /rookoverlast de woning van [gedaagde] bezocht en daar het gebruik van een ondeugdelijke potkachel door [gedaagde] geconstateerd.
16. Op 23 januari 2008 heeft een aantal omwonenden van [gedaagde] bij de politie aangifte gedaan van diefstal en/of vernieling van aan hen in eigendom toebehorende zaken op 22 en 23 januari 2008. Een aantal van hen heeft daarbij aangegeven [gedaagde] van de diefstal/vernieling te verdenken.
17. Op 30 januari 2008 heeft Brederode een informatiebijeenkomst voor de bewoners van de [andere adressen nabij adres gedaagde], [en aangrenzende adressen] georganiseerd naar aanleiding van de incidenten van de voorafgaande week. Op deze bijeenkomst zijn circa 50 bewoners verschenen. In het door Brederode opgestelde verslag van deze bijeenkomst wordt onder meer het volgende opgemerkt:
“Mevrouw Dekker legt uit dat het woongenot van de huurders en de overige bewoners voorop staat. De bewoners moeten zich veilig en prettig kunnen voelen in hun eigen woonomgeving. […] Er is naar aanleiding van de aanhoudende klachten […] door Brederode nog een schriftelijk buurtonderzoek ingesteld, maar daar is weinig reactie op gekomen. Bovendien waren de gemelde klachten niet zodanig ernstig dat maatregelen als woningontruiming op dat moment noodzakelijk waren. […]
Het is een periode rustiger geweest in de buurt, niet alleen toen de heer [gedaagde] in detentie zat, maar ook een tijdje daarna. De zaal geeft aan het daar niet eens mee te zijn. Mevrouw Dekker zegt dat die onrust haar in die periode dan niet bereikt heeft. […]
De naaste buren zijn erg bang voor brand. Mevrouw Dekker geeft aan dat er tot voor kort niet voldoende grond is geweest om tot ontruiming van de woning over te gaan.
De heer Salman […] kondigt aan dat naar aanleiding van de weergegeven informatie door de bewoners […] Brederode alsnog een kort geding tot ontruiming van de woning gaat aanvragen.”