ECLI:NL:RBHAA:2008:BC5146
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarige op basis van onvoldoende bewijs van noodzaak
Op 31 januari 2008 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Haarlem een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige afgewezen. De kinderrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de ontwikkeling van de minderjarige in gevaar was. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de minderjarige onder toezicht te stellen, omdat er twijfels bestonden over de draagkracht van de moeder om de benodigde medische zorg te bieden. Tijdens de zitting werd echter duidelijk dat de minderjarige, ondanks een lichamelijke achterstand, goed functioneerde en dat de consultatiearts geen extra zorgen had. Bovendien had het Hof recentelijk geoordeeld dat de andere kinderen van de moeder veilig opgroeiden, wat de kinderrechter in zijn beslissing meeneemt.
De kinderrechter constateerde dat de moeder ondersteuning kreeg van haar ouders en dat er geen gewijzigde omstandigheden waren die een ondertoezichtstelling rechtvaardigden. De kinderrechter deelde de zienswijze van het Hof dat er op dat moment geen grond was voor een ondertoezichtstelling. De Raad had betoogd dat de moeder niet in staat was om de zorg voor de minderjarige te coördineren, maar de kinderrechter vond dat de moeder voldoende stappen had ondernomen om hulp te zoeken en dat er geen noodzaak was voor gedwongen hulpverlening. Uiteindelijk werd het verzoek van de Raad afgewezen, en de kinderrechter besloot dat de minderjarige niet onder toezicht gesteld zou worden.