ECLI:NL:RBHAA:2008:BC4926

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
22 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
141072
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.A.C. Hofman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling in verband met schuld aan Microsoft door inbreukmakende verkoop van echtheidscertificaten

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 22 januari 2008 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) door een verzoeker met een aanzienlijke schuldenlast van € 159.448,-, waarvan € 100.000,- aan Microsoft Corporation. De verzoeker had een eenmanszaak die zich bezighield met de verkoop van echtheidscertificaten van software, maar was veroordeeld door de Rechtbank Haarlem op 5 april 2006 voor het inbreuk maken op de auteursrechten van Microsoft. De rechtbank had de verzoeker opgedragen om gedetailleerde informatie te verstrekken over de inbreukmakende echtheidscertificaten, maar de verzoeker heeft hieraan niet voldaan, wat resulteerde in een verbeurde dwangsom van € 100.000,-.

Tijdens de zitting op 13 december 2007 werd de verzoeker gehoord. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker niet te goeder trouw was geweest in de vijf jaar voorafgaand aan zijn verzoek, omdat hij niet had voldaan aan de eerdere veroordeling. De rechtbank benadrukte dat de verzoeker, ondanks zijn verblijf in het buitenland en zijn burn-out, verantwoordelijk was voor zijn ondernemerschap en dat hij had moeten zorgen voor een zaakwaarnemer om zijn belangen te behartigen.

De rechtbank concludeerde dat de schuld aan Microsoft, die een aanzienlijk deel van de totale schuldenlast uitmaakte, niet te goeder trouw was ontstaan. De verzoeker had blijk gegeven van onverantwoord ondernemerschap en had zijn crediteuren ernstig benadeeld. Gezien deze omstandigheden werd het verzoek tot schuldsanering afgewezen.

De rechtbank heeft in haar beslissing de verzoeker op de hoogte gesteld van de afwijzing van zijn verzoek tot toepassing van de WSNP.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
Afdeling insolventies
zaaknummer: 141072
nummer verklaring: HLM0220700729
vonnis van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 22 januari 2008
[verzoeker]
wonende te [adres + woonplaats]
verzoeker
heeft op 22 november 2007 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Ter terechtzitting van 13 december 2007 is verzoeker gehoord. Het proces verbaal van dit verhoor dient als hier ingevoegd te worden beschouwd.
Gelet op artikel 288 lid 1 onder b van de Faillissementswet (Fw) wordt het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling slechts toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het volgende gebleken.
Verzoeker heeft een eenmanszaak gehad genaamd [xxx]. Blijkens een uittreksel uit het handelsregister is de onderneming opgeheven met ingang van 6 november 2007. De onderneming hield zich onder meer bezig met Im- en export, alsmede inkoop en verkoop van software.
Blijkens de verklaring ex artikel 285 Fw heeft verzoeker een totale schuldenlast van € 159.448,-. Hiervan maakt onderdeel uit een schuld aan Microsoft Corporation (Microsoft) ad € 100.000,-. Verzoeker heeft – desgevraagd - met betrekking tot deze vordering een vonnis van de Rechtbank Haarlem d.d. 5 april 2006 overgelegd. Uit dit vonnis blijkt dat verzoeker zich heeft beziggehouden met de verkoop van zogenaamde echtheidscertificaten van software programma’s los van het (exemplaar van het) computerprogramma waarvan zij de echtheid beogen te garanderen. In dit kader is verzoeker onder meer veroordeeld om op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- per overtreding of dag, met een maximum van
€ 100.000,--:
“…binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis aan de raadsman van Microsoft schriftelijk en gedetailleerd opgave te doen van namen en adressen van de personen en/of bedrijven van wie zij deze inbreukmakende Echtheidscertificaten heeft betrokken alsmede aan wie deze inbreukmakende Echtheidscertificaten zijn doorverkocht, een en ander onder overlegging van kopieën van alle documenten die betrekking hebben op aan- en verkoop of distributie van Microsoft Echtheidscertificaten alsmede kopieën van alle documenten die betrekking hebben op de aan- en verkoop of distributie van alle andere Microsoft software.”
Verzoeker heeft ter zitting verklaard niet aan voornoemde veroordeling te hebben voldaan omdat hij in het buitenland verbleef ten tijde van de uitspraak, mede als gevolg van een “burn-out”. Voorts heeft hij verklaard dat hij weliswaar het vonnis per e-mail van zijn raadsman heeft ontvangen, maar dat hij er niet toe gekomen is om dit te lezen. Ten gevolge hiervan is een dwangsom van € 100.000,- verbeurd. Verzoeker heeft geen rechtsmiddel ingesteld tegen het vonnis.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de schuld aan Microsoft, die tweederde van de totale schuldenlast uitmaakt, niet te goeder trouw is ontstaan. Door niet te voldoen aan het vonnis, ten gevolge waarvan een dwangsom van € 100.000,- is verbeurd, heeft verzoeker blijk gegeven van onverantwoord ondernemerschap en zijn crediteuren ernstig benadeeld. De omstandigheid dat verzoeker in het buitenland verbleef ten tijde van de uitspraak, mede als gevolg van een “burn-out”, maakt een en ander niet verschoonbaar omdat verzoeker, indien hij zelf niet in staat was actie te ondernemen, voor een zaakwaarnemer had behoren te zorgen. Dat hij dit niet (adequaat) heeft gedaan dient voor zijn rekening en risico te komen.
Ook overige omstandigheden die aanleiding kunnen geven tot toepassing van artikel 288 lid 3 Fw zijn niet aangevoerd of gebleken.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Gewezen door mr. M.A.C. Hofman, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 januari 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.