ECLI:NL:RBHAA:2008:BC4912

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
6 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
135419 - HA ZA 07-654
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid erfgenamen voor schulden uit nalatenschap en wijziging legaat

In deze zaak hebben de erfgenamen de nalatenschap van de erflater, die op 31 oktober 2002 overleed, zuiver aanvaard. De erflater had in zijn testament zijn neef [gedaagde 1] en diens echtgenote [gedaagde 2] als enige erfgenamen benoemd, en aan [eiser] een legaat van 1 miljoen gulden gelegateerd. Na de aanvaarding van de nalatenschap bleek de werkelijke waarde van de nalatenschap aanzienlijk lager te zijn dan aanvankelijk verwacht, wat leidde tot een geschil over de betaling van het legaat aan [eiser]. De erfgenamen voerden aan dat zij de nalatenschap hadden aanvaard in de veronderstelling dat deze voldoende zou zijn om de legatarissen te betalen, maar dat de werkelijke opbrengst van de nalatenschap veel lager was. De rechtbank oordeelde dat de erfgenamen aansprakelijk zijn voor de schulden van de nalatenschap, inclusief de vordering van [eiser]. De rechtbank wees de vordering van [eiser] toe, waarbij de erfgenamen hoofdelijk werden veroordeeld tot betaling van € 196.627,06, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank verwierp het verweer van de erfgenamen dat de omstandigheden onvoorzien waren, omdat zij zelf verantwoordelijk waren voor de waardering van de nalatenschap en het tijdstip van verkoop van de effecten. De rechtbank oordeelde dat de erfgenamen niet konden stellen dat zij onvoldoende inkomen hadden om de vordering van [eiser] te voldoen, aangezien zij de mogelijkheid hadden om de nalatenschap beneficiair te aanvaarden. De vordering in reconventie werd afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 135419 / HA ZA 07-654
Vonnis van 6 februari 2008
in de zaak van
[Eiser],
wonende te Santpoort-Zuid, gemeente Velsen,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
procureur mr. L.J.L. Heukels,
advocaat mr. P.R. van der Elst te Leeuwarden,
tegen
1. [Gedaagde 1],
wonende te Santpoort-Noord, gemeente Velsen,
2. [Gedaagde 2],
wonende te Santpoort-Noord, gemeente Velsen,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
procureur mr. M.A. Stammes.
Partijen zullen hierna [eiser] en de erfgenamen (of [gedaagde 1] en [gedaagde 2]) genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 augustus 2007 en de daarin genoemde processtukken;
- het proces-verbaal van comparitie van 29 oktober 2007 en de daarin genoemde processtukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 31 oktober 2002 is overleden [erflater]. Bij testament van 4 december 2000, ten overstaan van mr. L.B.E.W. van der Putt (hierna: de notaris) verleden, heeft erflater zijn neef [gedaagde 1] en diens echtgenote [gedaagde 2] tot zijn enige en algehele erfgenamen benoemd.
2.2. Erflater heeft bij voornoemd testament aan zijn neef [eiser] een bedrag van 1 miljoen gulden (€ 453.780,21) gelegateerd, niet vrij van rechten en kosten en af te geven binnen acht maanden na het overlijden van erflater, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf een jaar na de datum van overlijden tot de dag dat de uitkering plaatsvindt.
2.3. Erflater heeft bij voornoemd testament voorts de volgende bedragen gelegateerd:
-aan zijn nicht [nicht] en haar echtgenoot € 90.756,04
-aan zijn achterneef [achterneef] € 453.780,21
-aan [X] en zijn echtgenote € 45.378,02.
2.4. De erfgenamen hebben de nalatenschap zuiver aanvaard. Nadien heeft er ten behoeve van de aangifte successierecht een minnelijke waardering plaatsgevonden van de tot de nalatenschap behorende onroerende zaken. Daarbij zijn de volgende waarden bepaald:
-de woning en de bedrijfsgebouwen aan […] op een bedrag van € 1.380.000,- (gebaseerd op de taxatie door makelaarskantoor Koopman, De Ridder & Strijbis (hierna: Koopman);
-het landgoed […] te […] op een bedrag van € 453.780,-;
-de woning te […] op een bedrag van € 90.000,-.
2.5. Mede aan de hand van de minnelijke waardering is in de aangifte successierecht uitgegaan van een positief saldo van de nalatenschap van € 1.918.029,86 (bezittingen ad € 2.388.029,86 minus schulden ad € 470.000,-).
2.6. Overeenkomstig de successieaangifte zijn op 16 maart 2004 de aanslagen successierecht van de erfgenamen en de legatarissen vastgesteld. Aan de erfgenamen is een aanslag opgelegd van € 526.602,-, vermeerderd met een navordering van € 13.763,-. Aan [eiser] is een aanslag opgelegd van € 258.000,-. Aan [nicht], [achterneef] en [X] zijn aanslagen opgelegd van respectievelijk € 42.074,-, € 258.000,- en € 19.023,-. De erfgenamen hebben alle aanslagen betaald. [nicht], [achterneef] en [X] zijn akkoord gegaan met de door de erfgenamen voor hen verrichte betalingen en hebben afstand gedaan van de hun toekomende legaten.
2.7. Op 4 mei 2004 heeft [gedaagde 1] tezamen met zijn zoon [zoon] opdracht gegeven aan makelaarskantoor Cees Steur (hierna: Steur) om de woning en de bedrijfsgebouwen aan […] te taxeren. In zijn taxatierapport van 7 juli 2004 heeft Steur geconcludeerd dat de totale onderhandse verkoopwaarde € 720.000,- bedraagt. De panden zijn voor dit bedrag verkocht.
2.8. Het landgoed […] te […] is verkocht voor € 597.205,95, de woning in […] voor € 65.000,-.
2.9. De erfgenamen hebben het aan [eiser] gelegateerde bedrag (behoudens de aanslag successierecht van € 258.000,-) niet uitgekeerd. [eiser] heeft op 27 april 2007 conservatoir derdenbeslag laten leggen onder de Rabobank en onder […] B.V. te Santpoort-Noord. De beslagkosten belopen € 846,85.
3. Het geschil
in conventie
3.1. [eiser] vordert, na vermindering van eis, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, zal veroordelen tot betaling van € 196.627,06, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 453.780,21 met ingang van 31 oktober 2003 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van hen in de proceskosten.
3.2. [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de erfgenamen op grond van het testament gehouden zijn het hem toekomende legaat als eigen schuld aan hem te betalen nu zij de nalatenschap zuiver hebben aanvaard.
3.3. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] vorderen dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
-primair: het legaat van [eiser] opheft,
-subsidiair: het legaat van [eiser] wijzigt met dien verstande dat het legaat verminderd wordt naar rato van de werkelijk gebleken omvang van de nalatenschap tot € 218.814,40;
-meer subsidiair: het legaat van [eiser] wijzigt met dien verstande dat het legaat verminderd wordt tot het bedrag dat door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is betaald, zijnde € 258.000,-, althans het legaat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid vermindert tot een in goede justitie te bepalen bedrag, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.5. [eiser] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en in reconventie
4.1. In dit geschil is uitgangspunt dat de erfgenamen, nu zij beiden de nalatenschap zuiver hebben aanvaard, in beginsel aansprakelijk zijn voor de schulden van de nalatenschap -waaronder de geldvordering van [eiser] uit hoofde van zijn legaat- indien het saldo van de nalatenschap niet toereikend is om deze schulden te voldoen.
4.2. De erfgenamen hebben aangevoerd dat zij de erfenis hebben aanvaard in de veronderstelling dat de erfenis voldoende zou zijn om de legatarissen te betalen en zelf nog een aanzienlijk bedrag over te houden. De erflater heeft naar hen toe altijd de indruk gewekt dat hij zeer vermogend was. De minnelijke waardering in het kader van de bepaling van de successierechten bevestigde dit beeld. De erfgenamen hebben uiteindelijk € 957.579,63 minder aan opbrengst gegenereerd dan in eerste instantie werd verwacht, waardoor een ernstige verstoring van de waardeverhoudingen is ontstaan. Gelet hierop is sprake van zodanige onvoorziene omstandigheden, dat [eiser] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van het legaat niet mag verwachten. Het is nooit de bedoeling geweest van de erflater om [gedaagde 1] en [gedaagde 2] achter te laten met de schulden, aldus nog steeds de erfgenamen.
4.3. Uit artikel 4:123 BW volgt dat de verbintenissen uit het legaat slechts kunnen worden gewijzigd of opgeheven op grond van na het overlijden van erflater ingetreden omstandigheden welke van dien aard zijn, dat de legataris geen ongewijzigde instandhouding van het legaat mag verwachten.
In dit geval is hiervan echter geen sprake. De enkele omstandigheid dat de erfgenamen op grond van de verhalen en de houding van de erflater in de veronderstelling verkeerden dat de nalatenschap uit enkele miljoenen Euro’s zou bestaan is niet een na het overlijden van de erflater ingetreden omstandigheid, maar komt voor eigen rekening en risico van de erfgenamen.
4.4. Voor zover de erfgenamen zich op het standpunt stellen dat het feit dat bij de minnelijke waardering de waarden van de onroerende zaken te hoog zouden zijn vastgesteld een onvoorziene omstandigheid is als hiervoor bedoeld, wordt dit standpunt verworpen. De erfgenamen hebben immers (al dan niet via door hen ingeschakelde derden) zelf de hand gehad in de minnelijke waardering. Voor zover bij de minnelijke waardering al dan niet als gevolg van onjuiste taxaties door de makelaar te hoge waarden zijn vastgesteld - wat op grond van de gedingstukken overigens niet kan worden vastgesteld - komt dit daarom voor hun rekening en risico. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de minnelijke waardering heeft plaatsgevonden nadat de nalatenschap door de erfgenamen zuiver was aanvaard, zodat deze waardering bij die zuivere aanvaarding geen rol kan hebben gespeeld.
4.5. De erfgenamen hebben nog aangevoerd dat de effectenportefeuille in de nalatenschap in enkele weken enkele honderdduizenden euro’s minder waard geworden is. De waardevermindering van de effecten door tijdsverloop komt evenwel voor rekening en risico van de erfgenamen, omdat zij het tijdstip van verkoop hebben bepaald. De omstandigheid dat de erfgenamen ten tijde van de zuivere aanvaarding niet wisten dat tegenover de waarde van de effecten een lening van € 430.057,42 stond, kan niet tot een ander oordeel leiden.
4.6. Het verweer dat de erfgenamen onvoldoende inkomen hebben om de vordering van [eiser] te betalen kan evenmin leiden tot opheffing of wijziging van het legaat. Dit is immers niet een na het overlijden van erflater ingetreden omstandigheid als bedoeld in artikel 4:123 BW. Dit geldt te meer nu de erfgenamen de mogelijkheid hadden om de nalatenschap beneficiair te aanvaarden, waarmee zij hadden kunnen voorkomen dat vermenging zou optreden tussen de nalatenschap en hun overige vermogen.
4.7. Voor zover de erfgenamen zich beroepen op de bedoeling van de erflater kan dit beroep verder onbesproken blijven, aangezien de bedoeling van de erflater pas aan de orde komt bij een wijziging of opheffing van het legaat.
4.8. Gelet op het vorenstaande zal de vordering in conventie worden toegewezen (inclusief de kosten van het gelegde conservatoir derdenbeslag nu hiertegen geen verweer is vervoerd) en zal de vordering in reconventie worden afgewezen. De in conventie gevorderde wettelijke rente zal op grond van de testamentaire bepalingen (zie hiervoor onder 2.2) worden toegewezen, met dien verstande dat de wettelijke rente over een bedrag van € 453.780,21 zal worden toegewezen tot 6 januari 2005 en vanaf die datum over een bedrag van € 195.780,21, aangezien de erfgenamen op die datum de aanslag successierecht voor [eiser] ad € 258.000,- hebben voldaan (zie productie G.11).
4.9. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, waarbij ook voor het vast recht wordt uitgegaan van de vordering na vermindering van eis. De kosten aan de zijde van [eiser] in conventie worden begroot op:
- dagvaarding € 70,85
- vast recht € 4.325,-
- salaris procureur € 4.000,- (2,0 punten x tarief € 2.000,-)
-------------------
Totaal € 8.395,85.
De kosten aan de zijde van [eiser] in reconventie worden begroot op:
- salaris procureur € 1.000,- (0,5 punt x tarief € 2.000,-)
-------------------
Totaal € 1.000,-
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, des dat de één betalende de ander is bevrijd, tot betaling van € 196.627,06, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 453.780,21 met ingang van 31 oktober 2003 tot 6 januari 2005 en over € 195.780,21 vanaf 6 januari 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2. veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 8.395,85;
5.3. verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
5.4. wijst af het meer of anders gevorderde;
In reconventie
5.5. wijst het gevorderde af;
5.6. veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.000,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.C. Hofman, mr. A.J. Wolfs en mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2008.?