ECLI:NL:RBHAA:2008:BC3886

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
7 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
140069 / KG ZA 07-579
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.J. van der Meer
  • J.J. Blaisse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot herplaatsing van een leerling op school in kort geding met betrekking tot veiligheidsrisico's

In deze zaak heeft de moeder van een leerling een kort geding aangespannen tegen de Stichting, die de school vertegenwoordigt, met als doel haar kind weer op school te laten toelaten. De leerling was eerder van school verwijderd vanwege een veiligheidsrisico dat volgens de school verbonden was aan de aanwezigheid van de ex-man van de moeder. De moeder betwistte dat er een reëel gevaar bestond voor haar kind en de andere leerlingen en docenten. Tijdens de zitting op 7 januari 2008 heeft de moeder verklaard dat de huidige situatie, waarin haar kind niet naar school gaat, schadelijker is dan wanneer hij naar een andere school zou gaan. De Stichting, die de school vertegenwoordigt, moet bewijzen dat er daadwerkelijk een gevaar is voor de leerling en de andere leerlingen en docenten als de leerling terugkeert naar school. De voorzieningenrechter heeft de Stichting de gelegenheid gegeven om getuigen te horen, waaronder politieagenten, om het gestelde gevaar aan te tonen. De rechter heeft de behandeling van de zaak aangehouden en bepaald dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op 29 januari 2008. Indien de Stichting niet slaagt in het bewijs, zal de vordering van de moeder worden toegewezen. De zaak benadrukt het belang van het ambtsgeheim van de politie en de noodzaak om objectieve onderbouwing te geven voor veiligheidsrisico's in het onderwijs.

Uitspraak

proces-verbaal
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 140069 / KG ZA 07-579
Proces-verbaal van (voortzetting van) de zitting, gehouden op 7 januari 2008, houdende mondeling vonnis
in de zaak van
[de moeder],
wonende te [p], gemeente [q],
eiseres,
procureur mr. A. Oass,
advocaat mr. A. Kotan te Den Haag,
tegen
de stichting
[STICHTING],
gevestigd te [p], gemeente [q],
gedaagde,
procureur mr. J.V.C. Constandse,
advocaat mr. J.V. Dubelaar te Den Haag.
Partijen zullen hierna [de moeder]en de Stichting genoemd worden.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. A.J. van der Meer, voorzieningenrechter, en mr. J.J. Blaisse, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen
- [de moeder], bijgestaan door mr. Kotan voornoemd;
- de Stichting, vertegenwoordigd door haar algemeen directeur [X], bijgestaan door mr. Dubelaar voornoemd;
- [Y], gezinsvoogdes van [de leerling];
- [Z], lerares op de [school].
Partijen blijven bij de eerder door hen ingenomen standpunten. De rechter wijst het volgende vonnis.
1. De beoordeling
1.1. Ter zitting heeft [de moeder] herhaald dat er volgens haar geen reëel gevaar bestaat voor [de leerling] en de leerlingen en docenten van de [school] als [de leerling] weer naar school komt. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst zij naar de (aan het proces-verbaal gehechte) beëdigde verklaringen van [de vader] (de vader van [de leerling]), gericht aan de officiële instanties van Nederland, waarin hij heeft verklaard dat hij naar Turkije is vertrokken en nimmer Nederlands grondgebied zal betreden. [de vader] heeft in deze verklaringen tevens verzocht te bewerkstelligen dat [de leerling] op de [school] blijft.
1.2. [de moeder] heeft ter zitting gesteld dat de huidige situatie, waarbij [de leerling] niet naar school gaat, te betreuren is, maar dat deze situatie nog altijd minder schadelijk voor [de leerling] is dan wanneer hij naar een andere school zou gaan, aangezien hij dan weer aan een nieuwe situatie zou moeten wennen en hij door de ruzies tussen en de scheiding van zijn ouders in de afgelopen periode al veel heeft moeten verduren.
1.3. [de moeder] ontkent dat zij gezegd zou hebben dat [de vader] heeft geroepen dat hij “iedereen die hem wilde beletten om zijn kind mee te nemen overhoop zou schieten”, hetgeen zo is opgenomen in de pleitnotities van mr. Dubelaar. [Z] heeft ter zitting gesteld dat zij niet meer zeker weet of [de moeder] dit met zoveel woorden heeft gezegd, maar dat zij, na met [de moeder] gesproken te hebben, in ieder geval de indruk had dat deze zeer angstig was. Toen [Z] vervolgens navraag deed bij de politie kreeg zij van hen te horen dat verblijf van [de leerling] op de [school], hetgeen bij [de vader] bekend is, gevaar oplevert voor [de leerling], de leerlingen en de docenten. Desverzocht heeft de politie dit echter niet schriftelijk willen verklaren.
1.4. De Stichting zal aannemelijk moeten maken dat het door haar gestelde gevaar voor [de leerling], de leerlingen en docenten van de [school] bestaat als [de leerling] naar school terug zou keren. Tot op heden heeft de Stichting dit met de door haar overgelegde verklaringen onvoldoende aannemelijk gemaakt. Indien het inderdaad zo is dat terugkeer van [de leerling] naar de [school] het gestelde gevaar oplevert is er ook een algemeen belang dat [de leerling] niet naar de school terugkeert. Om die reden zal de voorzieningenrechter de behandeling van het kort geding aanhouden en de Stichting in de gelegenheid stellen om door middel van het doen horen van de betrokken politieagenten als getuigen aannemelijk te maken dat genoemd reëel gevaar bestaat. Slaagt de Stichting hierin niet, dan zal de vordering van [de moeder] worden toegewezen. Als de Stichting wel aannemelijk kan maken dat genoemd reëel gevaar bestaat, zal de gevraagde voorziening worden geweigerd.
2. De beslissing
De voorzieningenrechter
2.1. laat de Stichting toe te bewijzen dat er een reëel gevaar bestaat voor [de leerling] en de leerlingen en docenten van de [school] als [de leerling] weer naar de school terug zou keren,
2.2. bepaalt dat de Stichting het bewijs door middel van getuigen kan leveren en het getuigenverhoor zal plaatsvin¬den op de terechtzitting van mr. A.J. van der Meer in het gerechtsgebouw te Haarlem aan Florapark 1 op dinsdag 29 januari 2008 om 9.30 uur,
2.3. verzoekt mr. Dubelaar de rechtbank en de wederpartij tijdig te melden wie als getuigen zullen verschijnen,
2.3 houdt iedere verdere beslissing aan.
Waarvan proces-verbaal,