4. De beoordeling
4.1. Ingevolge artikel 14 lid 1 van het Inrichtingsbesluit Wet op het Voortgezet Onder-wijs (Inrichtingsbesluit WVO) kan het bevoegd gezag besluiten tot definitieve verwijdering van een leerling. Op de School geldt een Leerlingenstatuut dat een overzicht van de rechten en plichten van de leerlingen bevat. Artikel 18 van het Leerlingenstatuut betreft de orde binnen de school en luidt, voor zover hier van belang:
“Naast de regels in dit leerlingenstatuut stelt de vestigingsleiding, gehoord de vestigings-medezeggenschapsraad, een vestigingsreglement vast. Het reglement is opgenomen in het jaarboekje van de vestiging. In het reglement wordt in ieder geval geregeld:
-gedragsregels in en rond de gebouwen;
(…)
-de maatregelen die getroffen kunnen worden bij het overtreden van die regels.
(…)”.
In het Jaarboekje 2007 – 2008 van [SG de A] is onder meer bepaald:
“(…) Gewelddadig gedrag (of het nu lichamelijk geweld is of dat er gescholden wordt) naar medeleerlingen en/of personeel, leidt tot schorsing en mogelijk tot verwijdering van school.
(…)”
4.2. Partijen hebben van het gebeurde op 15 november 2007 diverse verklaringen in het geding gebracht.
4.3. [B] heeft een verslag opgesteld waarin hij, voor zover hier van belang, als volgt verklaart:
“(…) Door de snelheid die de leerling heeft, vallen we allebei op de grond. Ik val half op de leerling. (…) Ik weet niet waarom, maar de leerling begint ogenblikkelijk te schreeuwen en probeert mij te slaan en te schoppen. (…) De leerling blijft als een dolle tekeer gaan. Hij blijft pogingen doen om mij te schoppen en hij gilt. (…) Na enige tijd wordt de leerling door andere leerlingen en een conciërge bij mij weg getrokken. In het ‘gedoe’ dat dit oplevert ziet de leerling kans om mij tot twee keer toe te schoppen, een keer tegen mijn ribbenkast en een keer in mijn buikstreek. (…) Hij probeert zich los te trekken van zijn vrienden en de
conciërge en wil mij opnieuw aanvallen (…)”
4.4. Docent [H] heeft verklaard als volgt:
“(…) Mijn collega [B] en de jongen komen op de grond terecht en de jongen schopt hard richting de buik van mijn collega [B]. [B] probeert, voor zover ik dat kan zien, de trappen van de jongen te ontwijken en probeert de armen van de jongen bij elkaar te houden. De jongen lijkt namelijk buiten zinnen. Vrij snel komen er andere leerlingen bij. (…) Deze trok-ken de jongen weg. Echter, toen de jongen ook maar enigszins weer wat vrijheid leek te krijgen, wilde hij opnieuw op [B] afstormen. (…) De jongen bleef woest. (…) De jongen liep de aula uit, echter schreeuwend (…) en gooiend met de stoelen die hij tegenkwam op zijn pad. (…)”
4.5. [I], leerling van klas 4[…] verklaart:
“(…) Op dat moment was [Y] helemaal door het dolle heen en wou meneer [B] slaan me-neer [B] pakte [Y] vast op de grond. Toen werd [Y] los getrokken door [J]. maar toen vloog [Y] der weer op terwijl [B] nog op zijn knieën zat kreeg Die 2 a 3 schoppen tegen zijn borst en toen werd emanuel weer weggetrokken en was het eigenlijk over. [Y] was toen nog wel heel agressief. (…)”
4.6. Waarnemend schoolleider [D] vermeldt in haar verslag:
“(…) Tijdens de pauze was er een enorm rumoer in de aula. KGI en BGS (voorzieningen-rechter: lees [D] en [E]) zijn direct er naar toe gegaan. Wij zagen dat [Y] Boateng vastge-houden werd door 2 jongens; [K] (4[…]) en [L] (4[…]). [Y] was door het dolle heen. Hij wilde de docent aanvliegen, luid scheldend en vloekend en was totaal niet aanspreekbaar. Met veel moeite, (schelden, dreigen en het omvergooien van stoelen en tafels in de aula, in de gang rammen op deuren en ramen) hebben zij hem meegekregen en zijn in gesprek ge-gaan met hem in de kamer van Bgs (voorzieningenrechter: lees [E]). (…)”
4.7. Blijkens een proces-verbaal van de politie Zaanstreek-Waterland d.d. 22 november 2007 heeft [Y] verklaard:
“(…) Op een gegeven moment greep meneer [B] mij om mijn nek vast en gooide mij op de grond. Ik viel op de grond en ik kwam op mijn rug terecht. Meneer [B] ging boven op mij zitten. (…) Ik probeerde mij los te worstelen. Dat lukte niet. [L] en [K] trokken mij onder [B] vandaan. Dit lukte. [B] hield mij bij mijn been vast. Ik trapte [B] toen tegen zijn borst aan omdat ik niet wilde dat hij mijn been vast hield. Ik ben toen weggegaan. [K] en [L] hiel-den mij tegen omdat ik [B] wilde grijpen. (…)”
Ter terechtzitting heeft [Y] verklaard dat hij, nadat hij bij [B] weggetrokken was, heeft ge-probeerd [B] te schoppen, maar dat dat niet lukte doordat hij door de anderen werd tegenge-houden.
4.8. Wat precies de toedracht is geweest van het incident is niet vast te stellen, nu de diverse door partijen overgelegde verklaringen niet tot in detail overeenstemmen. Wel is op basis van het verhandelde ter terechtzitting en de overgelegde producties, met name de ver-klaringen van [B], [H], [I] en [Y] zelf, voldoende aannemelijk geworden dat [Y] [B] tijdens de worsteling twee trappen heeft gegeven die hem op de borst en in de maagstreek hebben geraakt en dat [Y], nadat hij en [B] door omstanders uit elkaar waren getrokken, heeft ge-probeerd [B] opnieuw te schoppen.
4.9. Vervolgens ligt ter beoordeling de vraag of dit gedrag van [Y] de zware maatregel van definitieve verwijdering kan rechtvaardigen, hetgeen door [X] wordt betwist. Daarbij wordt vooropgesteld dat het bevoegd gezag bij de waardering van de ernst van het incident een vrijheid heeft die in rechte slechts marginaal kan worden getoetst.
4.10. De voorzieningenrechter beantwoordt voormelde vraag bevestigend. Daarvoor is het volgende redengevend. Om de orde en rust in de school te handhaven en om de veilig-heid van leerlingen en personeel te waarborgen heeft de School in het Leerlingenstatuut en in het Jaarboekje de onder 4.1 aangehaalde regels vastgesteld. Hiermee heeft de School duidelijke grenzen gesteld die aangeven welke gedragingen niet worden getolereerd. Door het aanwenden van fysiek geweld tegen een leraar heeft [Y] die grenzen overschreden. Dat is, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, voor de School voldoende aanleiding om gebruik te maken van de haar in artikel 14 lid 1 van het Inrichtingsbesluit WVO toegekende bevoegdheid om leerlingen van school te verwijderen.
4.11. Een afweging van de wederzijdse belangen kan niet tot een ander oordeel leiden. In de gegeven omstandigheden moet het belang van de School om de regels betreffende de rust en veiligheid in de school strikt te kunnen handhaven en om niet meer te worden geconfron-teerd met agressieve gedragingen van [Y] zwaarder wegen dan diens belang om zijn oplei-ding op [SG de A] te kunnen voortzetten.
4.12. Overigens is niet gebleken dat de School zich de belangen van [Y] onvoldoende zou hebben aangetrokken. [Y] heeft de gelegenheid gekregen om na de schorsing met be-hulp van een leerstofwijzer en door middel van zelfstudie zich leerstofonderdelen eigen te maken. De School heeft voorts moeite gedaan om voor [Y] een plaats te vinden op een an-dere school, hetgeen erin heeft geresulteerd dat hij kan worden overgeplaatst naar het [A-college] te [h]. [X] heeft bezwaar tegen overplaatsing naar het [A-college], omdat [Y] dan van en naar school moet reizen per trein. Een treinreis van 20 minuten moet echter niet ono-verkomelijk worden geacht. Voorts heeft de School ter zitting laten weten dat [Y] zijn op-leiding ook kan voortzetten in het voortraject van een MBO-school in [p].
4.13. Op grond van het voorgaande kunnen de door de School aangevoerde redenen om [Y] definitief te verwijderen, voorlopig geoordeeld en marginaal getoetst, het besluit tot verwijdering dragen en kan niet worden gezegd dat de School in redelijkheid niet tot dat besluit heeft kunnen komen.