a. Sinds 25 april 1988 huurt [eiseres] van (de rechtsvoorgangers van) LCG de winkelruimte Brinkmann Passage 12 te Haarlem. Zij drijft daarin een winkel in bijouterie, modeaccessoires en lederwaren.
b. (De rechtsvoorgangster van) LCG heeft de huurovereenkomst op 31 januari 2007 opgezegd tegen 31 januari 2008, tegen welke opzegging [eiseres] heeft geprotesteerd.
c. Partijen zijn vervolgens in onderhandeling getreden. [eiseres] heeft zich in de onderhandeling laten vertegenwoordigen door F. Herben en LCG is merendeels vertegenwoordigd door haar makelaar. Zij hebben daarop op 10 augustus 2007 een huurbeëindigings¬overeenkomst gesloten. In die overeenkomst zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
“De huurovereenkomst wordt per 31 januari 2008 tussentijds beëindigd onder de nadrukkelijke voorwaarden dat huurder aan al zijn verplichtingen voortvloeiende uit de Huurovereenkomst heeft voldaan, waaronder met name te noemen de correcte oplevering door huurder van het gehuurde uiterlijk op de tussentijdse beëindigings¬datum. (…)
6. Huurster heeft het recht om een koper voor haar onderneming te zoeken en te vinden voor voortzetting van haar bestaande onderneming of andere onderneming in het gehuurde. Deze koper zal dan met de verhuurder in overleg moeten treden voor een nieuwe huurovereenkomst.”
d. Op 12 oktober 2007 heeft [eiseres] met een derde, handelend onder de naam Dodici (hierna: Dodici), een intentieovereenkomst gesloten op grond waarvan [eiseres] zich in de periode tot 1 november 2007 zou inspannen voor de medewerking van LCG voor het sluiten van een nieuwe huurovereenkomst met Dodici.
e. Bij e-mail van 3 november heeft [eiseres] LCG het cv van deze kandidaat huurder toegestuurd. In reactie daarop heeft LCG [eiseres] onder meer laten weten: “Om de huurder serieus te kunnen beoordelen hebben wij meer informatie nodig van deze partij. (…) Als wij deze informatie van u hebben ontvangen zullen wij uw cliënt een huuraanbieding doen.”
f. Bij e-mail van 25 november 2007 heeft [eiseres] LCG onder meer laten weten:
“Ik heb via Hanson makelaardij een koper gevonden met die voorwaarden en een overnamesom van 20.000 euro. Dit bedrag is voor haar (Minou) een aanvullende oude dagvoorziening bovenop haar AOW.(…)Jij heb een kandidaat Hensen en Maurits die tijdelijk in de Barteljorisstraat zit en zit af te wachten tot haar verbouwing in de Grote Houtstraat voor de eerste etage voor circa 6 maanden en een profileringsruimte in de winkel van Minou. Ingaande begin januari 2008. De kapitaalkrachtige ondernemingen als de eigenaar en H?M hebben geen zin om de overname som van Minou te betalen omdat het maar voor een maand zou zijn (juridisch).”
g. Bij e-mail van 12 december heeft LCG [eiseres] onder meer meegedeeld:
“Naar aanleiding van uw mail van 25 november 2007 en de daarop volgende telefoongesprekken hebben wij u de afgelopen weken meerdere malen op verschillende tijdstippen getracht te bereiken.(..) U heeft ons, ondanks ons verzoek, tot op de dag van vandaag niet in het bezit gesteld van voldoende bedrijfsinformatie van de door u voorgedragen kandidaat huurder, om deze te kunnen beoordelen. Zoals eerder met u besproken hebben wij een kandidaat huurder die het gehuurde in tegenstelling tot de gemaakte afspraak van 1 februari 2008, al per 1 januari 2008 zou willen betrekken.”
h. Bij e-mail van woensdag 12 december 2007 heeft [eiseres] LCG onder meer gemeld dat Dodici bij de Rabobank is geweest waar zijn plan met open armen is ontvangen, dat de cijfers klopten en dat die ondernemer vrijdag uitsluitsel zou krijgen van die bank, terwijl hij ook op de tussenliggende donderdag gesprekken zou hebben met andere banken. Eveneens op 12 december 2007 heeft [eiseres] LCG onder meer laten weten: “Ik ben soms moeilijk telefonisch bereikbaar vanwege diverse zaken. Aan de andere kant weet jij mij te bereiken via de e-mail zoals onderstaand. Je had mij kunnen mailen. Ik ga niet akkoord met jullie overeenstemming met die derde kandidaat zonder overname.”
i. Op 14 december 2007 heeft LCG met H&M Hennes en Mauritz Netherlands B.V. (hierna: H&M) een schriftelijke huurovereenkomst gesloten voor zes maanden met betrekking tot deze winkelruimte en winkelruimte elders in het complex op de eerste verdieping, dit met ingang van 1 januari 2008. In die huurovereenkomst is onder meer bepaald:
“9.16 ontbindende voorwaarde(…) indien de zittende huurder van de unit op de begane grond niet mee wil werken aan een oplevering van 7 januari 2008, dan zal de ruimte op 1 februari 2008 aan huurder ter beschikking worden gesteld. (…)”
j. Bij brief van 7 januari 2008 van haar gemachtigde heeft [eiseres] LCG onder meer laten weten:
“Op 31 januari 2008 wordt de winkel leeg en bezemschoon opgeleverd. Aan wie is een andere zaak.”
k. Dodici heeft zich kort voor de mondelinge behandeling van deze zaak als kandidaat teruggetrokken.