ECLI:NL:RBHAA:2008:BC3336

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
7 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
zaak/rolnr.: 362465 / CV EXPL 07-6263
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een voormalig eenmanszaak voor leaseovereenkomsten na overdracht aan een BV

In deze zaak vorderde Auto Lease Rora B.V. (hierna: Rora) betaling van een bedrag van € 101.487,09 van [gedaagde], die eerder een eenmanszaak dreef onder de handelsnaam [bedrijf]. Rora stelde dat [gedaagde] persoonlijk aansprakelijk was voor de verplichtingen die voortvloeiden uit een mantelovereenkomst en een aantal leasecontracten die waren gesloten met zijn voormalige eenmanszaak. De kern van het geschil was of Rora stilzwijgend had ingestemd met de overdracht van de contractuele relatie van de eenmanszaak naar de besloten vennootschap [bedrijf] B.V., die op 19 november 2002 was opgericht en waar [gedaagde] directeur en enig aandeelhouder van was.

De kantonrechter oordeelde dat Rora door het jarenlang accepteren van betalingen van de BV en het inschrijven van de geleasde auto's op naam van de BV, stilzwijgend had ingestemd met de voortzetting van de contractuele relatie door de BV. Dit betekende dat Rora niet meer terug kon komen op de aansprakelijkheid van [gedaagde] als oorspronkelijke contractspartij. De rechter concludeerde dat de vordering van Rora moest worden afgewezen, omdat de feitelijke gang van zaken en de acceptatie van de BV als contractspartner door Rora niet in overeenstemming waren met de stelling dat [gedaagde] persoonlijk aansprakelijk was.

De uitspraak werd gedaan op 7 februari 2008 door mr. F.M. Visser, kantonrechter, en Rora werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde]. De zaak benadrukt het belang van duidelijke afspraken en schriftelijke goedkeuring bij de overdracht van contractuele verplichtingen, vooral in situaties waar een eenmanszaak wordt omgezet naar een BV.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Zaandam
zaak/rolnr.: 362465 / CV EXPL 07-6263
datum uitspraak: 7 februari 2008
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
Auto Lease Rora B.V.
te Amsterdam
eisende partij
hierna te noemen Rora
gemachtigde mr. J. Schoneveld
tegen
[gedaagde]
te [adres]
gedaagde partij
hierna te noemen [gedaagde]
gemachtigde mr. G.M. Beunk
De procedure
Rora heeft op gronden zoals in de dagvaarding vermeld een vordering ingesteld tegen [gedaagde].
Hierop heeft [gedaagde] geantwoord.
Vervolgens zijn partijen ter terechtzitting verschenen voor het geven van inlichtingen en het beproeven van een schikking. De gemachtigden van partijen hebben de zaak toen tevens bepleit, die van [gedaagde] aan de hand van overgelegde pleitnotities. Daarvan zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zo nodig in de vorm van een proces-verbaal worden uitgewerkt.
Tenslotte is de uitspraak op vandaag bepaald.
De inhoud van alle processtukken, waaronder begrepen de mogelijk door partijen overgelegde producties, wordt als hier overgenomen beschouwd.
De vordering
Rora vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen aan Rora te betalen de somma van € 101.487,09 met (verdere) rente en proceskosten.
De vordering is kort gezegd hierop gegrond, dat [gedaagde] door Rora in persoon aansprakelijk wordt gesteld voor de nakoming van de financiële verplichtingen voortvloeiend uit een volgens Rora met de (toenmalige) eenmanszaak van [gedaagde], gedreven onder de handelsnaam [bedrijf], gesloten complex van autoleaseovereenkomsten (mantelovereenkomst van 3 september 2002 plus een tiental vanaf 19 november 2002 gesloten afzonderlijke leasecontracten).
Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering. Betwist wordt dat [gedaagde] in persoon aansprakelijk zou zijn, omdat de verplichtingen uit genoemde autoleaseovereenkomsten zouden zijn aangegaan namens de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf] B.V., aan wie de onderneming op 19 november 2002 is overgedragen, althans omdat Rora in elk geval stilzwijgend akkoord zou zijn gegaan met overgang van de in deze procedure bedoelde contractuele relatie van de eenmanszaak op de gelijknamige BV.
De feiten
In deze procedure zijn de volgende feiten voldoende komen vast te staan omdat deze niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist zijn gebleven.
1. Op 3 september 2002 is een mantelovereenkomst operationele leasing van (bedrijfs)auto’s gesloten tussen aan de ene zijde Rora en aan de andere zijde een cliënt die in het contract wordt aangeduid als ‘[bedrijf]’ gevestigd aan de [adres] te [adres]. In het contract is op de daartoe bestemde plaats niet ingevuld door wie ‘[bedrijf]’ rechtsgeldig werd vertegenwoordigd. Het contract is wèl namens ‘[bedrijf]’ ondertekend door [gedaagde], die overigens niet met naam in het contract is genoemd. In het contract is verder op de daartoe bestemde plaats geen inschrijvingsnummer van de Kamer van Koophandel vermeld, noch een BTW nummer.
2. Ten tijde van het sluiten van de hiervoor bedoelde mantelovereenkomst stond onder de handelsnaam [bedrijf] een eenmanszaak ingeschreven gevestigd te [adres] en gedreven voor rekening van [gedaagde]. Op 17 december 2002 is ingeschreven dat de onderneming met ingang van 19 november 2002 was overgedragen. Dat was aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf] B.V. die onder dezelfde handelsnaam (verder: [bedrijf]) verder ging. [gedaagde] was directeur/enig aandeelhouder van die BV.
3. Voor het eerst op 19 november 2002 en verder nadien zijn onder verband van de gesloten mantelovereenkomsten in totaal 10 leasecontracten gesloten. De contracten werden telkens ten name gesteld van [bedrijf] en/of [bedrijf] aanvankelijk geadresseerd te [adres] aan de [adres] waar de BV toen was gevestigd, vervolgens op het nieuwe zaaksadres van de BV, te weten [adres] en tenslotte op het laatste zaaksadres van de BV, te weten [adres]. Deze contracten werden telkens ondertekend door T. [gedaagde], aangeduid als ‘leasenemer’.
4. De aldus aan “[bedrijf]’ in lease verstrekte (bedrijfs)auto’s werden aangewend voor de bedrijfsvoering van de gelijknamige BV. De kentekens van die auto’s werden door of namens Rora bij de RDW ten name gesteld van deze BV, die ook op die kentekens uitgeschreven bekeuringen en parkeerbelastingheffingen betaalde. De verschuldigde leasebedragen werden door de BV aan Rora betaald. Bij brief van 29 maart 2007 is namens Rora door een deurwaarder een sommatie gestuurd aan de BV, in verband met inmiddels achterstallige leasebedragen.
5. Op 10 april is de BV failliet gegaan. Rora heeft haar thans tegen [gedaagde] ingestelde vorderingen ter verificatie aangemeld bij de curator.
De beoordeling van het geschil
In het midden kan blijven of de hiervoor onder 3. bedoelde mantelovereenkomst nu wel of niet is gesloten namens de BV (in oprichting), zoals primair door [gedaagde] wordt gesteld, maar door Rora is betwist. Want ook indien dat niet het geval mocht zijn geweest, moet het er gelet op het verdere verloop van de contractuele gang van zaken voor worden gehouden, dat Rora op zijn minst stilzwijgend heeft ingestemd met de overgang van de contractuele relatie aan en/of de voortzetting daarvan door de BV, zonder dat zij zich daarbij de hoofdelijke aansprakelijkheid van [gedaagde] in persoon heeft voorbehouden, waarop Rora thans in redelijkheid niet meer terug mag komen. Alle daadwerkelijk geleasde auto’s werden gebruikt door de BV, reden waarom Rora die auto’s in het kentekenregister op naam van de BV heeft laten inschrijven en niet op die van [gedaagde], dan wel zijn voormalige eenmanszaak, die toen al niet meer bestond. Het was de BV die daarvoor betaalde en niet [gedaagde] of de (vroegere) eenmanszaak. Bij verhuizing van de BV werden de facturen zonder mankeren naar het nieuwe zaaksadres gestuurd. Het lag dan ook voor de hand dat de BV werd gesommeerd, zoals is gebeurd, en niet [gedaagde], dan wel zijn voormalige eenmanszaak, toen er betalingsachterstand ontstond. In de lijn met het voorgaande lag tevens dat de onderhavige vordering ter verificatie werd ingediend bij de curator, toen de BV failleerde.
Het mag waar zijn dat de door Rora gehanteerde algemene voorwaarden overdracht van de contractuele rechten en verplichtingen ‘aan een derde’ afhankelijk stellen van schriftelijke goedkeuring, maar dat staat niet in de weg aan de mogelijkheid dat Rora om haar moverende redenen stilzwijgend bewilligde in een informele overdracht aan en/of voortzetting door de BV, die de bestaande onderneming met gebruikmaking van de sindsdien geleasde auto’s voortzette.
Evenmin is van belang dat Rora in haar relatie tot haar bank, aan wie vorderingen als de onderhavige verpand zouden zijn, niet zomaar zou mogen bewilligen in een dergelijke overdracht. [gedaagde] stond en staat daar immers buiten.
Samenvattend kan Rora dus niet terugkomen op haar jarenlange feitelijke acceptatie van de BV als contractspartner in plaats van [gedaagde] in persoon, als er al geen sprake was van een situatie zoals bedoeld in artikel 2.203 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De vordering, die van een ander standpunt uitgaat, moet daarom worden afgewezen.
Omtrent de proceskosten moet worden beslist zoals hierna bepaald.
Beslissing
De vordering wordt afgewezen.
Rora wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, deze voor zover gerezen aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.400,-- wegens salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 februari 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.