ECLI:NL:RBHAA:2008:BC2352

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
15 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
367542 VV EXPL 07-255
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • T.M. van Wassenaer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming huurovereenkomst na hennepkwekerij

In deze zaak vorderde de stichting Ymere in kort geding ontruiming van een woning die door de gedaagde werd gehuurd. De vordering was gebaseerd op het aantreffen van een hennepkwekerij in de woning, wat in strijd was met de huurovereenkomst en de Opiumwet. De gedaagde had de woning sinds 1 februari 2006 gehuurd en was op 6 augustus 2007 door de politie betrapt op het kweken van hennep. Ymere had de gedaagde op 10 augustus 2007 geïnformeerd over de ontbinding van de huurovereenkomst en een boete van € 5.000,- opgelegd. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat er geen spoedeisend belang was voor ontruiming, aangezien de hennepkwekerij inmiddels was verwijderd en Ymere vier maanden had gewacht met het indienen van de procedure.

De kantonrechter oordeelde dat Ymere niet had aangetoond dat er sprake was van spoedeisend belang. De rechter wees erop dat de lange periode tussen de overtreding en de procedure niet gerechtvaardigd was en dat de wachtlijst voor huurders niet voldoende was om spoedeisendheid aan te tonen. De vordering tot ontruiming werd afgewezen, en Ymere werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de gedaagde. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. T.M. van Wassenaer op 15 januari 2008.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 367542/ VV EXPL 07-255
datum uitspraak: 15 januari 2008
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING
inzake
de stichting STICHTING YMERE voorheen STICHTING WOONMAATSCHAPPIJ
te Amsterdam
eisende partij
hierna te noemen Ymere
gemachtigde mr. A.M. Langeloo
tegen
[gedaagde]
te [woonplaats]
gedaagde partij
hierna te noemen [gedaagde]
gemachtigde mr. F.W. Huizinga
De procedure
Ymere heeft [gedaagde] op 21 december 2007 gedagvaard. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 januari 2008. De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen ter zitting is verhandeld.
De feiten
1. [gedaagde] huurt sinds 1 februari 2006 van Ymere de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning). Op de huurovereenkomst zijn de door Ymere gehanteerde algemene huurvoorwaarden van toepassing.
2. Ingevolge artikel 9.15 van de algemene huurvoorwaarden is het de huurder “niet toegestaan in het gehuurde hennep te kweken en/of aanwezig te hebben, dan wel andere activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld” en is de huurder bij overtreding van dit verbod “van rechtswege een niet voor rechterlijke matiging vatbare boete verschuldigd van € 5.000,-”.
3. Op 6 augustus 2007 heeft de politie op de eerste verdieping van de woning een hennepkwekerij aangetroffen. De stroom ten behoeve van de hennepkwekerij werd door middel van een buiten de elektriciteitsmeter van de woning om aangelegde voorziening verkregen.
4. Blijkens het proces-verbaal van verhoor van die datum heeft [gedaagde] tegenover de politie verklaard de hennepkwekerij sinds zes weken in zijn bezit te hebben en eenmaal te hebben geoogst.
5. Bij brief van 10 augustus 2007 heeft Ymere [gedaagde] medegedeeld te zullen overgaan tot ontbinding van de huurovereenkomst, [gedaagde] gesommeerd tot betaling van de boete van € 5.000,00 en hem verzocht om binnen twee weken na dagtekening de huurovereen-komst op te zeggen.
6. Bij brief van 11 september 2007 heeft de gemachtigde van [gedaagde] Ymere verzocht af te zien van de ontbinding van de huurovereenkomst.
7. Bij brief van 5 oktober 2007 heeft Ymere daarop aan de gemachtigde van [gedaagde] laten weten niet van ontbinding te zullen afzien en [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om de huurovereenkomst uiterlijk op 12 oktober 2007 op te zeggen tegen 1 november 2007, onder aanzegging van een kort geding procedure.
8. Bij verstekvonnis van 11 november 2007 is [gedaagde] veroordeeld tot betaling aan Ymere van openstaande huurpenningen, vermeerderd met rente en kosten. Op 16 november 2007 is tussen partijen ter zake een betalingsregeling tot stand gekomen.
De vordering
Ymere vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat) veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van de woning binnen acht dagen na betekening van het vonnis en betaling van € 5.000,00 ter zake van de contractuele boete. Ymere stelt daartoe het volgende.
[gedaagde] heeft door het houden van een professionele hennepkwekerij in de woning gehandeld in strijd met artikel 3 van de Opiumwet en zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. Ten gevolge van de aanpassingen aan de elektriciteitsvoorziening is in de woning een verhoogd brandrisico ontstaan, terwijl ook vanwege het gebruik van het aanwezige bevochtiging-systeem de kans op lekkages groot was. Daarnaast was er sprake van stankoverlast. [gedaagde] is zodanig tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, dat met hoge mate van waarschijnlijkheid kan worden aangenomen dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure zal worden ontbonden. Daarop vooruitlopend, heeft Ymere een spoedeisend belang bij de ontruiming van de woning op korte termijn, gelet op de op haar rustende verplichting haar andere huurders een leefbare woonomgeving te garanderen.
Voorts dient [gedaagde] ingevolge het in artikel 9 lid 15 van de algemene huurvoorwaarden opgenomen boetebeding aan Ymere een bedrag van € 5.000,00 te voldoen.
Het verweer
[gedaagde] betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan.
Sedert de brief van 17 augustus 2007 zijn vier maanden verstreken waarin Ymere niets heeft gedaan ter beëindiging van de huurovereenkomst. De aanzegging van de ontbinding van de huurovereenkomst ten spijt, heeft zij ook bij de incassoprocedure van november 2007 geen ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd. De hennepkwekerij, een eenmalige “noodsprong” van [gedaagde] in een poging om zijn financiële problemen op te lossen, is inmiddels uit de woning verwijderd. Ymere heeft daarom geen spoedeisend belang bij de ontruiming van de woning.
De afwachtende houding van Ymere in aanmerking nemende en mede gelet op het feit dat artikel 9 lid 15 van de algemene huurvoorwaarden geen melding maakt van ontbinding van de huurovereenkomst als sanctie op het houden van een hennepkwekerij, mag [gedaagde] erop vertrouwen dat de huurovereenkomst in stand blijft. Er is dan ook gerede twijfel of in de bodemprocedure de huurovereenkomst zal worden ontbonden.
De beoordeling van het geschil
Ymere heeft als reactie op het ter zake van de spoedeisendheid door [gedaagde] gevoerde verweer opgemerkt, dat een bodemprocedure te lang duurt, dat met het opvragen van het strafdossier enige tijd gemoeid is geweest en dat bovendien de spoedeisendheid van de vordering is gegeven met de omstandigheid dat er een lange wachtlijst is met kandidaat huurders voor de woning van [gedaagde].
De kantonrechter volgt Ymere niet in haar betoog. Niet gebleken is van feiten en omstandigheden die een rechtvaardiging vormen voor het eerst na vier maanden aanhangig maken van de onderhavige procedure. Daarbij komt dat uit het bestaan van een wachtlijst voor de woning van [gedaagde] de spoedeisendheid van de vordering als zodanig niet kan worden afgeleid. De door Ymere nog overgelegde gespreksnotitie van de buurman van [gedaagde] maakt dit niet anders.
Het voorgaande brengt mee dat de vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening bij gebrek aan spoedeisend belang zal worden geweigerd.
De proceskosten komen voor rekening van Ymere omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
Beslissing
De kantonrechter:
- weigert de gevorderde voorlopige voorziening
- veroordeelt Ymere tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] tot en met vandaag worden begroot op de € 200,00 aan salaris gemachtigde, te betalen aan de griffier van de rechtbank Haarlem door storting op rekeningnummer 19.23.25.833 t.n.v. MvJ Arrondissement Haarlem onder vermelding van “proceskostenveroordeling” en het zaaknummer.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. van Wassenaer en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.