ECLI:NL:RBHAA:2007:BJ4387
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de aanslag inkomstenbelasting en de toepassing van de gecombineerde heffingskorting
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 27 november 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres X en de inspecteur van de Belastingdienst P over de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2003. Eiseres betwistte de hoogte van de gecombineerde heffingskorting die haar was opgelegd, en stelde dat artikel 8.9, tweede lid van de Wet Inkomstenbelasting 2001 in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank oordeelde dat er voor het uit de wet voortvloeiende onderscheid tussen belastingplichtigen met en zonder buitengewone uitgaven een objectieve en redelijke rechtvaardigingsgrond bestaat. De wetgever heeft zijn beoordelingsmarge niet overschreden.
Het onderzoek ter zitting vond plaats op 13 november 2007, waarbij eiseres niet aanwezig was. De rechtbank overwoog dat de inspecteur niet verplicht is om bij de vaststelling van een definitieve aanslag dezelfde standpunten in te nemen als bij de voorlopige aanslag. Eiseres had in 2003 een verzamelinkomen van nihil en ontving voorlopige teruggaaf, maar de rechtbank concludeerde dat de gecombineerde heffingskorting terecht was beperkt tot het bedrag dat de partner van eiseres aan gecombineerde inkomensheffing verschuldigd was.
De rechtbank verwierp ook de stelling van eiseres dat er sprake was van een nieuw feit dat de aanslag zou moeten beïnvloeden, en oordeelde dat de inspecteur niet gebonden is aan de voorlopige aanslag. Eiseres had verder geen bewijs geleverd voor schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de aanslag zoals opgelegd door de inspecteur.