ECLI:NL:RBHAA:2007:BG5653

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
7 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/8678
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen aansprakelijkstelling op grond van de Invorderingswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 7 mei 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, X, en de inspecteur van de Belastingdienst te P. Eiser was aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 87.508 op basis van een beschikking van 10 april 2006. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar dit bezwaar is niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn eindigde op 22 mei 2006. Eiser heeft zijn bezwaarschrift gedagtekend op 24 mei 2006, maar dit is pas op 29 mei 2006 bij verweerder ontvangen. De rechtbank oordeelt dat het bezwaarschrift daarmee niet tijdig is ingediend. Eiser heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die een verschoonbare termijnoverschrijding rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de wijze van verzending van de beschikking correct was en dat het niet tijdig afhalen van het poststuk door eiser voor zijn eigen rekening komt. Eiser had bovendien nog de mogelijkheid om bezwaar te maken nadat hij de beschikking op 16 mei 2006 had ontvangen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter L.F. Roseval in aanwezigheid van griffier J. de Roo.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/8678
Uitspraakdatum: 7 mei 2007
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X, wonende te Z, eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst te P, verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
1.1. Bij beschikking van 10 april 2006 is eiser op grond van artikel 36 van de Invorderingswet 1999 aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 87.508 (hierna: de beschikking).
1.2. Bij de bestreden uitspraak van 8 juni 2006 is eiser niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar. Eiser heeft daartegen bij brief van 19 juli 2006, door de rechtbank ontvangen op 20 juli 2006, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2007 te Haarlem.
Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen A.
Geschil
In geschil is of verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
Beoordeling van het geschil
3.1. Op grond van artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die van dagtekening van de beschikking, tenzij de dag van dagtekening is gelegen voor de dag van bekendmaking (artikel 6:8, eerste lid, van de Awb in verbinding met artikel 22j, aanhef en
Op grond van artikel 6:9, tweede lid, Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft de niet-ontvankelijkverklaring van een na afloop van de wettelijke termijn ingediend bezwaarschrift achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
3.2. De onderhavige beschikking is gedagtekend 10 april 2006. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de beschikking pas na die datum is verzonden, zodat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen de beschikking is geëindigd op 22 mei 2006. Het bezwaarschrift van eiser is gedagtekend 24 mei 2006 en is blijkens een daarop geplaatste stempelafdruk op 29 mei 2006 bij verweerder binnengekomen. Uit de stempels op de gebruikte postzegel blijkt dat het bezwaarschrift op 24 mei 2006 is verzonden. Het bezwaarschrift is daarmee ná het eindigen van de bezwaartermijn ter post bezorgd.
Gezien het voorgaande is het bezwaarschrift van eiser niet tijdig ingediend.
3.3. Eiser heeft geen feiten of omstandigheden aannemelijk gemaakt die leiden tot de conclusie dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. Eisers stelling dat hij tijdig bezwaar had kunnen maken als de beschikking ook per normale post was verzonden treft geen doel. Op grond van artikel 49 van de Invorderingswet 1990 is verweerder gehouden een aansprakelijkstellingbeschikking bekend te maken door toezending als aangetekend stuk. De onderhavige beschikking is dan ook op de juiste wijze aangeboden. Dat eiser het poststuk niet tijdig heeft afgehaald van het postkantoor dan wel postagentschap, waarna de posterijen het poststuk op 8 mei aan verweerder retour hebben gezonden, komt voor zijn eigen rekening. Ook de omstandigheid dat eiser naar hij ter zitting heeft gesteld in deze periode met vakantie was, leidt niet tot een ander oordeel, nu het op zijn weg had gelegen voor adequate waarneming te zorgen.
Eiser had bovendien, nadat hij op 16 mei 2006 de beschikking overhandigd kreeg, nog binnen de wettelijke termijn bezwaar kunnen maken.
3.4. Gezien het voorgaande heeft verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard. Aan een inhoudelijke beoordeling van de beschikking komt de rechtbank niet toe.
Proceskosten
Nu eiser in het ongelijk wordt gesteld en zich geen bijzonder omstandigheden voordoen, acht de rechtbank geen termen aanwezig voor een veroordeling van een partij in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Awb.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 7 mei 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. L.F. Roseval, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. de Roo, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.