ECLI:NL:RBHAA:2007:BG5299
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aftrekbaarheid van beroepskosten en negatieve inkomsten uit arbeid in het belastingrecht
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 30 mei 2007, staat de aftrekbaarheid van beroepskosten en negatieve inkomsten uit arbeid centraal. Belanghebbende, X, had bezwaar aangetekend tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2000, waarbij de Inspecteur een belastbaar inkomen van ƒ 76.424 had vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij de argumenten van belanghebbende en de Inspecteur tegen elkaar afwoog.
Belanghebbende was bestuurder van de Stichting C, die het blad D uitgaf. Hij had kosten van ƒ 54.767 als beroepskosten opgevoerd, maar de rechtbank oordeelde dat deze kosten niet in aftrek konden worden genomen. De rechtbank stelde vast dat belanghebbende geen looninkomsten had ontvangen van de Stichting en dat hij zijn werkzaamheden onbezoldigd verrichtte. Bovendien had hij tijdens de mondelinge behandeling zijn stelling dat hij in een (fictieve) dienstbetrekking stond tot de Stichting ingetrokken.
De rechtbank benadrukte dat de kosten pas aftrekbaar zijn op het moment dat ze zijn betaald of verrekend, en dat belanghebbende niet had aangetoond dat de in 2001 betaalde kosten ad. € 108.856 in het jaar 2000 voor aftrek in aanmerking kwamen. De rechtbank concludeerde dat de door belanghebbende ingediende argumenten niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen. De uitspraak van de Inspecteur werd bevestigd, en de rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Amsterdam.