ECLI:NL:RBHAA:2007:BG4879

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
25 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/156
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.W.S. de Groot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid bezwaar tegen navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 25 juli 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser X en verweerder, de inspecteur van de Belastingdienst P, over de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van eiser tegen een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. Eiser had op 18 juni 2003 een navorderingsaanslag ontvangen voor het jaar 1999, waartegen hij op 26 augustus 2003 bezwaar aantekende. Dit bezwaar werd door verweerder op 2 november 2006 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Eiser stelde dat de uitspraak op de BPM-controle naar een verkeerd adres was gestuurd en dat hij niet tijdig op de hoogte was gesteld van de navorderingsaanslag.

De rechtbank oordeelde dat eiser terecht niet-ontvankelijk was verklaard in zijn bezwaar. De rechtbank stelde vast dat het bezwaarschrift van eiser buiten de wettelijke termijn was ingediend en dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. Eiser had de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de aanslag, maar had dit niet tijdig gedaan. De rechtbank concludeerde dat de door eiser aangevoerde argumenten niet konden leiden tot een ander oordeel over de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar. De rechtbank wees erop dat eiser, indien hij meende dat de aanslag prematuur was vanwege een nog lopend onderzoek, dit had kunnen aanvoeren in zijn bezwaar.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter G.W.S. de Groot, in tegenwoordigheid van griffier M.C. Anema. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 07/156
Uitspraakdatum: 25 juli 2007
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X te Z, eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft met dagtekening 18 juni 2003 aan eiser voor het jaar 1999 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 26 augustus 2003, door verweerder ontvangen op 30 september 2003, bezwaar aangetekend.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 2 november 2006 het bezwaar van eiser wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft daartegen bij brief van 4 december 2006, ontvangen bij de rechtbank op 11 december 2006, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Op 25 januari 2007 is ter griffie van de rechtbank een brief van eiser binnengekomen.
Op 6 juli 2007 heeft de griffie nog een aanvullende brief van eiser ontvangen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juli 2007 te Haarlem.
Eiser en zijn gemachtigde zijn, hoewel op de bij de wet voorziene wijze uitgenodigd, niet verschenen. Namens verweerder is verschenen A.
2. Geschil
In geschil is of eiser terecht niet-ontvankelijk is verklaard in zijn bezwaar.
3. Beoordeling van het geschil
3.1. Niet in geschil is dat het bezwaarschrift van eiser buiten de wettelijke termijn van artikel 22j, aanhef en onder a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen in verbinding met artikel 6:8 van de Awb is ingediend. Partijen houdt verdeeld of sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb.
3.2. Eiser heeft aangevoerd dat de uitspraak op de BPM controle naar een verkeerd adres is gestuurd en dat het een aantal weken heeft geduurd voordat hij het rapport ontvangen had.
Voorts stelt eiser dat hij bij inspecteur B is geweest waarbij was besproken dat correcties zouden worden aangebracht.
Bij brief van 5 juli 2007 stelt eiser dat hij op 18 september 2003 nog stukken ter afronding van de controle BPM bij de Belastingdienst heeft aangeleverd. Alsdan is het, aldus eiser, niet terecht dat de opgelegde aanslag een dagtekening heeft van 18 juni 2003; de controle was immers nog niet afgerond.
3.3. Verweerder stelt dat de navorderingsaanslag is verzonden naar het adres a-straat 1, toentertijd het GBA-adres van eiser. Ook het controlerapport is naar dit adres verzonden.
Eiser heeft inderdaad een controlemedewerker benaderd die eiser heeft meegedeeld dat het indienen van bezwaar de enige mogelijkheid is om zaken opnieuw aan de orde te stellen.
3.4. De door eiser aangevoerde argumenten kunnen niet leiden tot een ander oordeel over de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar. Zonder bijzondere argumenten, die niet zijn aangevoerd, valt niet in te zien dat toezending van de uitspraak op de BPM-controle naar een – door eiser gesteld – verkeerd adres er aan de weg stond dat eiser tijdig bezwaar had gemaakt tegen de aanslag.
3.5. Eisers stelling dat de aanslag op 18 juni 2003 nog niet kon worden opgelegd omdat het onderzoek nog niet was afgerond levert geen verschoonbare termijnoverschrijding op. Eiser heeft immers een aanslag ontvangen waartegen hij binnen 6 weken in bezwaar kon gaan. Indien eiser van mening zou zijn dat de aanslag prematuur was in verband met een nog lopend onderzoek, had hij dit door het indienen van bezwaar kunnen aanvoeren.
3.6. Nu de bezwaartermijn is overschreden en geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding heeft verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard.
4. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
5. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 25 juli 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. G.W.S. de Groot, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Anema, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.