RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB06/5200
Uitspraakdatum: 29 mei 2007
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X, wonende te Y, eiseres,
de inspecteur van de Belastingdienst P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft met dagtekening 15 februari 2006 aan eiseres voor het jaar 2003 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.662.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 6 april 2006 de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 20 april 2006, ontvangen bij de rechtbank op 26 april 2006, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2007 te Haarlem. Eiseres is daar, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Namens verweerder zijn verschenen A en B.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en de geloofwaardige verklaring van verweerder ter zitting, stelt de rechtbank als tussen partijen niet in geschil, de volgende feiten vast:
2.1. Eiseres heeft in haar aangifte IB/PVV 2003 een belastbaar inkomen van € 12.365 opgegeven.
2.2. Verweerder heeft, alvorens de aanslag definitief op te leggen, eiseres in kennis gesteld van zijn voornemen af te wijken van de door eiseres ingediende aangifte. Slechts de correctie op de giftenaftrek ten bedrage van € 1.374 leidt bij eiseres tot bezwaren.
2.3. Blijkens een door eiseres overgelegde kopie van de kwitantie met het nummer 2499, heeft zij op 16 mei 2003 € 2.000 geschonken aan de C Stichting.
2.4. Verweerder weigert de aftrek als persoonsgebonden aftrekpost van deze gift.
3.1. Tussen partijen is in geschil of eiseres recht heeft op giftenaftrek als bedoeld in afdeling 6.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet).
3.2. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van € 14.288.
3.3. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Ingevolge artikel 6.32, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 6.35 van de Wet zijn giften aan in Nederland gevestigde instellingen aftrekbaar. Artikel 6.33 aanhef en onderdeel b, van de Wet bepaalt dat onder instellingen moet worden verstaan kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke of het algemeen nut beogende instellingen.
4.2. Ingevolge artikel 6.39, eerste lid van de Wet worden giften in aanmerking worden genomen voorzover zij met schriftelijke bescheiden kunnen worden gestaafd en voorzover zij samen zowel € 60 als 1% van het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek te boven gaan.
4.3. De rechtbank stelt voorop dat het in beginsel op de weg van eiseres ligt om aannemelijk te maken dat zij een gift aan een zodanige instelling heeft gedaan.
4.4. Eiseres heeft daartoe een kopie van de kwitantie met het nummer 2499, gedateerd op 16 mei 2003, overgelegd. Verweerder stelt dat sprake is van een valse kwitantie. Dit blijkt, aldus verweerder, uit een schriftelijke verklaring van de voorzitter van de moskee, waarin wordt gesteld dat door derden valse kwitanties zijn afgegeven uit naam van de moskee, uit de verklaring van de voorzitter van de moskee dat de op de kwitantie van eiseres geplaatste stempel in 2001 van de moskee is ontvreemd en sindsdien bij de moskee een andere stempel in gebruik is en uit de nummering van de kwitanties: de kwitanties met de nummers 2499 en 2501 zijn gedagtekend op 16 mei 2003 en de kwitantie met het nummer 2500 op 26 september 2003. Eiseres weerspreekt niet dat sprake is van een valse kwitantie met als gevolg dat de rechtbank ervan uitgaat dat de kwitantie valselijk is opgemaakt.
4.5. Nu de door eiseres overgelegde kwitantie valselijk is opgemaakt, kan deze niet dienen als bewijs dat eiseres recht zou hebben op aftrek van giften in de zin van artikel 6.32 van de Wet. Ook overigens heeft eiseres op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat zij in aanmerking komt voor aftrek van giften in de zin van genoemd artikel.
4.6. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 29 mei 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.J. Roke, rechter, in tegenwoordigheid van drs. N. Hoens, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.