ECLI:NL:RBHAA:2007:BD5950

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
6 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/801084-07
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke invoer van cocaïne via Schiphol door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 6 december 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 september 2007 op Schiphol werd aangehouden met een koffer die cocaïne bevatte. De verdachte, geboren in Mexico en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, had een koffer ingecheckt met kleding, maar in een andere identieke koffer werd een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne aangetroffen. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de inhoud van de koffer, omdat het bagagelabel mogelijk na het inchecken was verwisseld. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet. De rechtbank baseerde haar oordeel op de gedetailleerde bekennende verklaring van de verdachte, die in eerste instantie ontkende een koffer te hebben ingecheckt, maar later toegaf dat hij dit wel had gedaan. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk ongeveer 12.004,6 gram cocaïne had ingevoerd, wat een ernstige schending van de wet is. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 40 maanden op, met aftrek van voorarrest, en verklaarde verschillende in beslag genomen voorwerpen verbeurd. De uitspraak benadrukt de ernst van de invoer van verdovende middelen en de gevolgen daarvan voor de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/801084-07
Uitspraakdatum: 6 december 2007
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 november 2007 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] (Mexico),
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Midden Holland, Huis van Bewaring Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij op of omstreeks 23 september 2007 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 12004,6 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijsbeslissingen
3.1 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat hij op 23 september 2007 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 12004,6 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.2 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen:
1. De verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, waarin hij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
- dat hij op 23 september 2007 is aangekomen op Schiphol;
- dat hij in Mexico een koffer met kleding heeft ingecheckt;
- dat hij op doorreis was naar Frankfurt.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakt en op 24 september 2007 gesloten proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten, werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee, District Schiphol/Brigade Recherche en Informatie (dossierpagina 0.4), inhoudende – zakelijk weergegeven – als relaas van bevindingen en/of verrichtingen van een of meer verbalisanten:
- dat zij op de transitbagageband van vlucht KL 686 vanuit Mexico een koffer aantroffen waarvan het bagagelabel beschadigd was;
- dat het bagagelabel was genummerd KL187102 en op naam stond van [verdachte];
- dat het bagagelabel vermeldde 1/13, wat betekent: 1 colli met gewicht 13 kilo;
- dat de koffer doorgelabeled was naar Frankfurt;
- dat zij de koffer hebben geopend en pakketten zagen;
- dat zij enige tijd daarna een andere koffer zagen die identiek was aan de koffer met de pakketten;
- dat deze koffer geen bagagelabel had en geen andere uiterlijke kenmerken van naam en adres;
- dat deze koffer kleding en schoenen bevatte;
- dat het gewicht van deze koffer ongeveer overeen kwam met het gewicht van de koffer met de pakketten.
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakt en op 23 september 2007 gesloten proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten, werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee, District Schiphol/Brigade Recherche en Informatie (dossierpagina 0.5), inhoudende – zakelijk weergegeven – als relaas van bevindingen en verrichtingen van een of meer verbalisanten:
- dat zij de boekingsgegevens van [verdachte] hebben opgevraagd;
- dat daaruit de volgende gegevens naar voren kwamen:
o [verdachte] zat aan boord van vlucht KL686 vanuit Mexico naar Amsterdam, vertrek vanuit Mexico 22 september 2007;
o hij heeft 1 stuks bagage ingecheckt met een gewicht van 13 kilo, met bagagelabel 0074KL187102
o hij reist vanuit Schiphol door naar Frankfurt op 23 september 2007;
o zijn ticketnummer is 2 012 4972845547;
- dat verdachte vervolgens is aangehouden.
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakt en op 24 september 2007 gesloten proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen door verbalisanten, werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee, District Schiphol/Brigade Recherche en Informatie (dossierpagina 0.7)), inhoudende – zakelijk weergegeven – als relaas van bevindingen een of meer verbalisanten:
- dat verdachte in het bezit was van een ticket met het nummer 012 4972845547.
5. Het in de wettelijke vorm opgemaakt en op 24 september 2007 gesloten proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen door verbalisanten, werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee, District Schiphol/Brigade Recherche en Informatie (dossierpagina 0.9), inhoudende – zakelijk weergegeven – als relaas van bevindingen en/of verrichtingen van een of meer verbalisanten:
- dat zij de twee identieke koffers aan een nader onderzoek hebben onderworpen;
- dat de koffer zonder bagagelabel een brutogewicht had van 13.109,9 gram
- dat deze koffer kleding bevatte, waaronder 5 spijkerbroeken van verschillende maten, blouses van verschillende maten, 2 paar sportschoenen, 1 met maat 43 en de ander met maat 41;
- dat de koffer met het bagagelabel op naam van [verdachte], met vermelding 1 bagagestuk van 13 kilo, bruto 18.900 gram woog;
- dat deze koffer 12 pakketten bevatte;
- dat het totaal netto gewicht van de daarin aangetroffen witte stof 12.004,6 gram bedroeg;
- dat de stof is bemonsterd om ter analyse te worden overgebracht naar het Douanelaboratorium te Amsterdam, welke monsterneming is ingeschreven onder nummer 07-071846 A t/m D.
6. Het deskundigenrapport van het Douane Laboratorium te Amsterdam, laboratoriumnummer 12173 X 07, d.d. 2 oktober 2007, opgemaakt door de vast gerechtelijk deskundige Mw. Drs. M.M. Sarneel, als conclusie inhoudende:
- dat het materiaal 07-071846 A t/m D cocaïne bevat.
7. Het in de wettelijke vorm opgemaakt en op 23 september 2007 gesloten proces-verbaal van verhoor van verdachte (omstreeks 18.15 uur), ten overstaan van verbalisanten werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee, District Schiphol/Brigade Recherche en Informatie (dossierpagina 1.6), waar verdachte – zakelijk weergegeven - verklaart:
- dat hij alleen handbagage heeft meegenomen;
- dat het eigenlijk toch anders zit;
- dat hij heeft gechat met een persoon die zich [persoon] noemde;
- dat hem een voorstel werd gedaan om naar Duitsland te gaan;
- dat hij alleen maar een koffer hoefde in te checken;
- dat hij het voorstel heeft aangenomen omdat hij in geldnood zat;
- dat hij aan [persoon] zijn gegevens en paspoortnummer heeft gegeven;
- dat hij op een straathoek de koffer, het geld en het ticket heeft gekregen;
- dat hij van [persoon] 300 US dollar en 1000 euro heeft gekregen;
- dat hij daarnaast nog 2000 dollar zou krijgen;
- dat hem was verteld dat hij een zak met kleding moest meenemen en in de koffer moest doen;
- dat hij gebruikte kleding heeft gekocht om in de koffer te gooien;
- dat hem werd verteld dat het om het vervoer van geld ging, maar dat hij wel dacht dat het om drugs ging.
3.3 Bewijsoverweging
Verdachte heeft ter terechtzitting zijn verklaring zoals door hem afgelegd bij de Koninklijke Marechaussee op 23 september 2007 (zie bij bewijsmiddelen onder 7) ingetrokken en heeft een ontkennende proceshouding aangenomen. Hij heeft gesteld dat hij tot zijn verklaring bij de Marechaussee is gekomen omdat hem door de verbalisanten zou zijn gezegd dat het beter zou zijn als hij zou bekennen.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat de opzet van verdachte niet bewezen kan worden, nu - zo begrijpt de rechtbank - het mogelijk is dat het bagagelabel van de koffer van zijn cliënt na het inchecken van de koffer is gehaald en is gebruikt voor een andere koffer met daarin verdovende middelen, zonder dat verdachte daar weet van had.
De rechtbank acht verdachtes ontkennende verklaring ter terechtzitting ongeloofwaardig en houdt hem aan bekennende verklaring die hij bij de Marechaussee heeft afgelegd (hiervoor onder 7). Het volgende is hiervoor redengevend:
- Verdachtes bekennende verklaring is gedetailleerd.
- Het onderdeel van de bekennende verklaring van verdachte dat hij gebruikte kleding heeft gekocht en deze vervolgens in de koffer heeft gegooid, komt overeen met het gegeven dat in de door verdachte ingecheckte koffer kleding en schoenen zijn aangetroffen met verschillende maten. Verdachte heeft desgevraagd ter terechtzitting, waar hij een ontkennende houding aannam, geen afdoende verklaring kunnen geven voor het feit dat in de door hem ingecheckte koffer broeken, blouses en schoenen met verschillende maten werden aangetroffen. Hij heeft gesteld dat één paar schoenen van zijn broer was en dat hij die had meegenomen omdat hij in Duitsland schoenen voor hem moest kopen, maar met betrekking tot de kleding heeft verdachte geen verklaring gegeven.
- Verdachte heeft in eerste instantie, voordat hij de bekennende verklaring bij de Marechaussee heeft afgelegd, volgehouden dat hij alleen handbagage bij zich had. Ter zitting heeft verdachte, hoewel hij ontkende, wel toegegeven dat hij een koffer heeft ingecheckt. Niet valt in te zien waarom verdachte, als hij werkelijk geen enkele weet had van wat er aan de hand was, in eerste instantie zou ontkennen dat hij een koffer had ingecheckt.
- Verdachtes raadsman heeft gesteld dat verdachte een willekeurig slachtoffer van een drugsorganisatie zou zijn en dat die organisatie na het inchecken het bagagelabel van de koffer van verdachte zou hebben gehaald en die op de koffer met cocaïne zou hebben geplakt. De rechtbank stelt vast dat de koffer waarvan verdachte nu wel toegeeft dat hij die heeft ingecheckt, identiek is aan de koffer waarin de cocaïne is aangetroffen en waar het bagagelabel van verdachte op is aangetroffen. Dit valt moeilijk te rijmen met de stelling dat verdachte een onwetend, willekeurig slachtoffer zou zijn. Niet te begrijpen valt immers waar de organisatie na het inchecken dan zo snel een identieke koffer vandaan zou halen.
Met name op grond van de verklaring van verdachte (weergegeven bij bewijsmiddelen onder 7) acht de rechtbank bewezen dat verdachte in ieder geval het voorwaardelijk opzet heeft gehad op de invoer van cocaïne.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sancties en van overige beslissingen
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot 40 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf met aftrek van voorarrest, verbeurdverklaring van de nummers 5 tot en met 8, 11 tot en met 14 en 16 op de lijst van in beslag genomen voorwerpen en teruggave aan verdachte van de nummers 9, 10 en 15 op de lijst van in beslag genomen voorwerpen.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van ruim 12 kilo van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Noch in de omstandigheden van de onderhavige zaak, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, vindt de rechtbank aanleiding om af te wijken van de straf die ten aanzien van dit soort misdrijven pleegt te worden opgelegd.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
6.3 Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld onder de nummers 5 tot en met 8, 11 tot en met 14, en 16 op de lijst van in beslag genomen voorwerpen, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van die voorwerpen die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a van het Wetboek van Strafrecht;
2 en 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.1 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VEERTIG (40) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd de nummers 5 tot en met 8, 11 tot en met 14, en 16 op de aangehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen.
Gelast de teruggave aan verdachte van de nummers 9, 10 en 15 op de aangehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J.M Burg, voorzitter,
mrs. A.C.M. Rutten en A.C. Terwiel-Kuneman, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.A.M. Brok,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 december 2007.
Mr. Rutten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.