ECLI:NL:RBHAA:2007:BD2042

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
28 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/801063-07
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Fortuin
  • mrs. Toeter
  • mr. Eichperger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijke invoer van cocaïne met verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen

Op 28 november 2007 heeft de Rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 18 september 2007 op Schiphol opzettelijk een hoeveelheid cocaïne heeft ingevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte, zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank achtte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, onder andere op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en diverse proces-verbalen van de politie en het Douane Laboratorium.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twaalf maanden geëist, maar de rechtbank besloot tot een straf van negen maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank motiveerde haar beslissing door te wijzen op de ernst van het feit en de schadelijke gevolgen van de invoer van cocaïne voor de gezondheid van anderen.

Daarnaast verklaarde de rechtbank alle in beslag genomen voorwerpen, waaronder vliegtickets en telefoons, verbeurd, omdat deze voorwerpen gebruikt waren bij het begaan van het strafbare feit. De rechtbank benadrukte dat de invoer van een dergelijke hoeveelheid cocaïne bestemd moest zijn voor verdere verspreiding en dat dit soort criminaliteit vaak gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/801063-07
Uitspraakdatum: 28 november 2007
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 november 2007 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [adres],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in PI Midden Holland, HvB Haarlem te Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 september 2007 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
hij op 18 september 2007 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.2 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 15 november 2007 afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] van 20 september 2007 (dossierpagina 2.1);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen (dossierpagina 2.5);
- het in de wettelijk vorm door drs. M.M. Sarneel opgemaakte rapport van het Douane Laboratorium te Amsterdam van 2 oktober 2007.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sanctie en van de overige beslissingen
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie verbeurdverklaring van alle op de beslaglijst vermelde goederen geëist.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van ongeveer 1000 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
De officier van justitie heeft de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) maanden gevorderd. De rechtbank zal de officier van justitie in haar eis niet volgen, nu deze hoger is dan de straf die ten aanzien van dit soort misdrijven in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd. De rechtbank vindt de straf, die in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd, passend en geboden. Noch in de omstandigheden van de onderhavige zaak noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte vindt de rechtbank aanleiding om van deze straf af te wijken.
De rechtbank ziet geen aanleiding een deel van deze straf voorwaardelijk op te leggen, zoals door de raadsvrouw van verdachte is bepleit, reeds niet omdat verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats heeft in Nederland.
6.3 Beslag
6.3.1 Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een vliegticket, een reisschema, zeven instapkaarten, twee telefoons en drie simkaarten dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met behulp van die voorwerpen die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a van het Wetboek van Strafrecht.
2, 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.1 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van NEGEN (9) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- 1 vliegticket Afr. Airway;
- 1 reisschema;
- 1 instapkaart Aviapartner;
- 1 instapkaart Iberia;
- 1 instapkaart Aviapartner;
- 1 instapkaart Afr. Airway;
- 1 instapkaart;
- 1 instapkaart Raggae;
- 1 instapkaart Afr. Airway;
- 1 telefoontoestel, kleur: zwart, Sharp;
- 1 telefoontoestel, kleur: blauw;
- 1 simkaart Celtel;
- 1 simkaart Orange;
- 1 simkaart Movistar.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Fortuin, voorzitter,
mrs. Toeter en Eichperger, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Blijleven,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 november 2007.