ECLI:NL:RBHAA:2007:BD1596
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.J.M. Burg
- W.C.J. Robert
- C. Hummel
- Rechtspraak.nl
Opzettelijke invoer van cocaïne door drugskoerier op Schiphol
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 8 oktober 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 juni 2007 op Schiphol een hoeveelheid cocaïne had ingevoerd. De verdachte, geboren in Spanje en thans gedetineerd in PI Midden Holland, werd beschuldigd van opzettelijke invoer van drugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft het tenlastegelegde feit bekend, en de rechtbank heeft op basis van verschillende bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van de verdachte en proces-verbaal van de douane, de bewezenverklaring vastgesteld.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet, en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twaalf maanden geëist, maar de rechtbank besloot tot een lagere straf van negen maanden, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het feit. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van inbeslaggenomen voorwerpen, zoals een KLM e-ticket en instapkaart, uitgesproken, omdat deze voorwerpen gebruikt zijn bij de invoer van de cocaïne.
De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen, waaronder de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht, toegepast en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De uitspraak is gedaan in het kader van de Schipholrichtlijnen, die richtlijnen bieden voor de strafmaat bij drugsmisdrijven.