1. Procesverloop
1.1 Op de openbare zitting van 22 november 2007 heeft verzoeker de wraking verzocht van [rechter], hierna te noemen: de rechter, in de bij deze rechtbank, sector bestuursrecht, aanhangige zaak met zaaknummer 07/41681, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2 De rechter heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3 De wederpartij in de hoofdzaak (de staatssecretaris van Justitie) heeft niet gereageerd.
1.4 Verzoeker, de wederpartij en de rechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 11 december 2007. Verzoeker is verschenen bij gemachtigde voornoemd. De rechter en de wederpartij hebben van de geboden gelegenheid, geen gebruik gemaakt.
2. Beoordeling
2.1 Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert, hierna ook te noemen de subjectieve toets. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor onpartijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn, hierna ook te noemen de objectieve toets. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
2.2 In haar schriftelijke reactie heeft de rechter toegelicht waarom er naar haar oordeel geen grond is voor wraking. Zij stelt dat het verzoek om voorlopige voorziening dat ter beoordeling lag ten tijde van het wrakingsverzoek, een andere hoofdzaak heeft, te weten een verzoek wijziging persoonsgegevens, dan de zaak waarin eerder het beroep ongegrond is verklaard, te weten een aanvraag verblijfsvergunning asiel. Weliswaar heeft in de asielprocedure de vraag naar de identiteit en nationaliteit van verzoeker centraal gestaan, aldus de rechter, maar in die procedure heeft zij niet geoordeeld over de identiteit en nationaliteit van verzoeker. De rechter heeft geoordeeld of het besluit waarbij de wederpartij de geconstateerde onduidelijkheid omtrent verzoekers identiteit en nationaliteit aan hem heeft tegengeworpen, in rechte stand kon houden.
2.3 Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek aangevoerd, dat hij het eens is met de stelling van de rechter dat sprake is van twee verschillende zaken, maar dat de kern van de zaken dezelfde is namelijk de aannemelijkheid van de identiteit en nationaliteit. Er is, aldus verzoeker, sprake van partijdigheid althans er is reden aan te nemen dat sprake is van vooringenomenheid over de identiteit en nationaliteit van verzoeker.
2.4 De wrakingskamer stelt vast dat de rechter, in haar hoedanigheid van voorzieningenrechter op 22 juli 2007 uitspraak heeft gedaan in de zaak tussen verzoeker en de wederpartij met regnr. Awb07/22621 en 07/22623. In die zaak heeft de rechter het beroep van verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, ongegrond verklaard. De wederpartij heeft het verzoek afgewezen, in de kern weergegeven, omdat de wederpartij ongeloofwaardig acht dat verzoeker afkomstig is uit Kinshasa (Democratische Republiek Congo). In r.o. 2.11 heeft de rechter overwogen, zakelijk weergegeven, dat het aan verzoeker is zijn afkomst en nationaliteit aannemelijk te maken. Hetgeen verzoeker heeft aangevoerd noopt niet tot de conclusie dat de wederpartij zich in redelijkheid niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat verzoeker zijn gestelde afkomst, namelijk dat hij afkomstig is uit Kinshasa, niet aannemelijk heeft gemaakt. Redengevend hiertoe, aldus de rechter, en hier verkort weergegeven, is niet alleen dat verzoeker vragen over zijn afkomst onjuist heeft beantwoord, maar ook dat de wederpartij bij zijn oordeel heeft kunnen betrekken de inhoud van het proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee van 29 maart 2007, waaruit blijkt dat verzoeker bij aankomst in Nederland in het bezit was van een authentiek Kameroens paspoort.
2.5 In de thans voorliggende hoofdzaak 07/41681 is aan de orde de afwijzing van het verzoek van verzoeker aan de wederpartij om zijn identiteitsgegevens te wijzigen. Verzoeker staat ingeschreven als […]geboren te Yaoundé, Kameroen, met de Kameroense nationaliteit. Hij wil deze gegevens wijzigen in […], geboren te Murame, Zaïre, met als nationaliteit burger van de Democratische Republiek Congo. Dit verzoek is door de wederpartij afgewezen.
2.6 De wrakingskamer overweegt dat de rechter zich er van bewust dient te zijn dat zijn of haar onpartijdigheid ter discussie kan komen te staan vanwege eerdere bemoeienis als rechter met een bepaalde zaak of als de rechter herhaaldelijk zaken van dezelfde procespartij behandelt. Uit de jurisprudentie over dit onderwerp komt naar voren dat de enkele omstandigheid dat een rechter al eerder bemoeienis heeft gehad met een zaak, onvoldoende is om partijdigheid aan te nemen, maar bijkomende omstandigheden kunnen dit anders maken (HR 15 februari 2002, LJN AD4004 en EHRM 24 mei 1989, NJ 1990, 627 (Hauschildt). Gelet op ABRS 17 februari 1998, JB 1998, 129 dient onder meer gekeken te worden naar het karakter en toepassingsbereik van de verschillende procedures.
2.7 Met betrekking tot de vraag of in het onderhavige geval gerechtvaardigde grond voor twijfel aan de objectieve onpartijdigheid van de rechter bestaat, overweegt de wrakingskamer dat de aard van de beslissing in de laatste hoofdzaak weliswaar verschilt van de aard van de zaak waarin de rechter eerder uitspraak heeft gedaan, maar dat het punt van geschil in beide zaken nagenoeg hetzelfde is. Hierbij heeft de wrakingskamer laten wegen dat in beide procedures het debat zich toespitst op de vraag naar de afkomst en nationaliteit van verzoeker. Naar het oordeel van de wrakingskamer dient verzoeker in beide procedures aannemelijk te maken dat de wederpartij ten onrechte uitgaat van de nationaliteit die verzoeker blijkens het als authentiek aangemerkt Kameroens paspoort bezit. Naar aanleiding van het verweer van de rechter dat zij in de asielzaak niet (de wrakingskamer leest in: zelf) heeft geoordeeld over de identiteit en nationaliteit van verzoeker, maar heeft beoordeeld of het besluit van de wederpartij om verzoeker de geconstateerde onduidelijkheid omtrent zijn identiteit en nationaliteit tegen te werpen, in rechte stand kon houden, overweegt de wrakingskamer dat aan de aard van de toetsing, vol of beperkt, niet de door de rechter gewenste betekenis kan worden toegekend . Voor de wrakingskamer is bepalend het antwoord op de vraag of materieel gezien sprake is van hetzelfde of nagenoeg hetzelfde punt van geschil.
2.8 Het voorgaande levert dan ook omstandigheden op die grond geven voor het oordeel dat vrees voor onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd is, zodat de objectieve toets grond voor wraking oplevert.
3. Beslissing
De rechtbank: