ECLI:NL:RBHAA:2007:BC0700

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
21 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/750008-04
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeverdachte in afpersings- en witwaszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 21 december 2007 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte Willem H. De verdachte werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie, afpersing van J. Wijsmuller en witwassen van vermogensbestanddelen. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder afpersing, bedreiging, mishandeling en witwassen van geldbedragen en onroerend goed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 september 2001 tot en met 30 januari 2006 betrokken was bij verschillende criminele activiteiten, maar kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van getuigen niet voldoende waren om de afpersing en de betrokkenheid van de verdachte bij de criminele organisatie wettig en overtuigend te bewijzen. De rechtbank wees op het gebrek aan directe getuigenissen van geweld of bedreigingen en concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de aandelen van Wijsmuller had afgedwongen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, maar oordeelde wel dat een in beslag genomen mes aan het verkeer moest worden onttrokken. De uitspraak is gedaan na een uitgebreid onderzoek en meerdere zittingen, waarbij de rechtbank de verklaringen van de verdachte en de officieren van justitie zorgvuldig heeft gewogen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/750008-04
Uitspraakdatum: 21 december 2007
Tegenspraak
strafvonnis (art. 138 Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 18 juli 2006, 6 oktober 2006, 4 januari 2007, 2 april 2007, 3 april 2007, 5 april 2007, 10 april 2007, 16 april 2007, 17 april 2007, 7 mei 2007, 18 september 2007, 20 september 2007, 1 oktober 2007, 2 oktober 2007, 8 november 2007, 9 november 2007, 12 november 2007, 13 november 2007, 15 november 2007, 22 november 2007 en 7 december 2007 in de zaak tegen:
Senol T.,
geboren op [geboortedatum] te [geboortplaats],
wonende te [adresgegevens]
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
FEIT 1
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2001 tot en met 30 januari 2006,
te Aerdenhout en/of Amsterdam en/of/althans (elders) in Nederland en/of in Frankrijk en/of in Spanje,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte, en/of W.F.H. en/of O.K.T. en/of één of meer anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- afpersing van J. Wijsmuller (artikel 317 Wetboek van Strafrecht), en/of
- bedreiging van die Wijsmuller met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling (artikel 285 Wetboek van Strafrecht), en/of
- mishandeling van die Wijsmuller (artikel 300 Wetboek van Strafrecht), en/of
- valsheid in geschrift (artikel 225 Wetboek van Strafrecht), en/of
- witwassen van vermogensbestanddelen, afkomstig van (afpersing van, althans enig misdrijf ten nadele van) die Wijsmuller en/of één of meer aan hem gelieerd(e) bedrijf/bedrijven (artikel 420bis Wetboek van Strafrecht), en/of
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid Wet wapens en munitie (artikel 55 Wet wapens en munitie),
terwijl hij, verdachte, van deze organisatie oprichter en/of leider en/of bestuurder was, althans binnen deze organisatie een leidinggevende rol heeft vervuld;
FEIT 2
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2001 tot en met 30 januari 2006,
te Aerdenhout en/of te Amsterdam en/of/althans (elders) in Nederland en/of in Frankrijk en/of in Spanje,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld J. Wijsmuller (telkens) heeft gedwongen tot de afgifte van:
1. één of meer geldbedrag(en), te weten:
A. op één of meer tijdstippen in de jaren 2001 tot en met 2004 een bedrag van (ongeveer) 5 miljoen gulden, althans een aanzienlijk geldbedrag, en/of
B. (ten laste van (de bankrekening van) Trustor Components Holding B.V.)
- op omstreeks 23 mei 2001 een bedrag van fl. 300.000,-, en/of
- op of omstreeks 8 juli 2002 een bedrag van € 250.000,-, en/of
- op of omstreeks 11 juli 2002 een bedrag van € 103.322,-, en/of
- op of omstreeks 5 augustus 2002 een bedrag van € 20.000,- en/of een bedrag van
€ 200.000,- , en/of
- op of omstreeks 21 augustus 2002 een bedrag van € 100.000,-, en/of
- op of omstreeks 11 november 2002 een bedrag van € 10.000,-, en/of
- op of omstreeks 30 december 2002 een bedrag van € 80.000,- en/of € 100.000,- en/of
- op of omstreeks 27 augustus 2003 een bedrag van € 105.000,- en/of
C. (ten laste van (de bankrekening van) Xantippe Holding B.V)
- op omstreeks 22 augustus 2002 een bedrag van € 100.000,-, en/of
- op of omstreeks 30 december 2002 een bedrag van € 100.000,-, en/of
- op of omstreeks 14 april 2003 een bedrag van € 45.000,-, en/of
- op of omstreeks 22 april 2003 een bedrag van € 110.000,-, en/of
- op of omstreeks 27 mei 2003 een bedrag van € 135.000,-, en/of
- op of omstreeks 16 juni 2003 een bedrag van € 105.000,-, en/of
- op of omstreeks 19 augustus 2003 een bedrag van € 130.000,-, en/of
- op of omstreeks 1 december 2003 een bedrag van € 130.000,-, en/of
- op of omstreeks 13 januari 2004 een bedrag van € 50.000,-, en/of
D. (ten laste van (de bankrekening van) Rooibosch Holding BV)
- op omstreeks 15 juli 2003 een bedrag van € 165.000,-, en/of
- op omstreeks 20 oktober 2003 een bedrag van € 100.000,-, en/of
E. op omstreeks 2 juli 2003 een bedrag van € 75.000,-, en/of
F. op een tijdstip in de periode van 2 juni 2004 tot en met 29 september 2004 een bedrag van € 100.000 en/of
2. een onroerend goed, te weten:
- op een of meer tijdstippen in de jaren 2002 tot en met 2003 een villa genaamd ‘Skyros’, gelegen te Saint Tropez (Frankrijk)
en/of
3. één of meer aandelen(bewijzen) en/of schuldvorderingen, althans één of meer vermogensbestanddelen, te weten:
- in het jaar 2002 en/of 2003 de aandelen in Puolimatka Netherlands B.V. en/of Sagedique Immobilier (om niet, dan wel tegen een te lage prijs),
in elk geval, (telkens) één of meer vermogensbestanddelen, geheel of ten dele toebehorende aan die Wijsmuller, in ieder geval aan (een) ander(en) dan verdachte en/of zijn mededaders(s),
bestaande dat geweld en/of die bedreigingen met geweld hierin dat hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) (telkens):
- meermalen, althans eenmaal, tegen die Wijsmuller heeft/hebben gezegd dat hij en/of één of meer van zijn gezins- en/of familieleden zou(den) worden gedood als hij niet en/of niet meer en/of niet binnen een gestelde termijn zou betalen, althans woorden van een dergelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- die Wijsmuller meermalen, althans eenmaal, dreigend een (vuur)wapen, in ieder geval een voor bedreiging geschikt voorwerp, heeft/hebben voorgehouden en/of getoond, en/of
- die Wijsmuller meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of geschopt, en/of
- (op 10 september 2001) die Wijsmuller in zijn kantoor heeft/hebben opgezocht en/of die Wijsmuller heeft/hebben geschopt en/of geslagen en/of geduwd waardoor hij kwam te vallen en/of een vuurwapen, althans een voor bedreiging geschikt voorwerp heeft/hebben getoond en/of met één of meer voorwerpen heeft/hebben gegooid, en/of
- (door één of meer van voornoemde handelingen) een dermate dreigende situatie en/of sfeer voor die Wijsmuller heeft/hebben gecreëerd en/of in stand gehouden, dat de vrees van die Wijsmuller voor geweld van de zijde van verdachte en/of (één of meer) zijn mededader(s) gerechtvaardigd was;
FEIT 3
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2001 tot en met 30 januari 2006,
te Aerdenhout en/of te Amsterdam en/of/althans (elders) in Nederland en/of Frankrijk en/of Spanje
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) op of omstreeks navolgende tijdstippen
voorwerpen verworven en/of voorhanden gehad en/of omgezet; te weten
A. de navolgende geldbedragen:
1) op één of meer tijdstippen in de periode in de jaren 2001 tot en met 2004 een bedrag van 5 miljoen gulden en/of
2) op één of meer tijdstippen in de periode van 1 mei 2001 tot en met 31 december 2003
- een bedrag van fl. 300.000 en/of
- een bedrag van 250.000 euro en/of
- een bedrag van 103.322 euro en/of
- een bedrag van 20.000 euro en/of een bedrag van 200.000 euro en/of
- een bedrag van 100.000 euro en/of
- op of omstreeks 11 november 2002 een bedrag van 10.000 euro en/of
- een bedrag van 80.000 euro en/of 100.000 euro en/of
- een bedrag van 105.000 euro en/of
3) op één of meer tijdstippen in de periode van 22 augustus 2002 tot en met 1 juli 2004
- een bedrag van 100.000 euro en/of
- een bedrag van 100.000 euro en/of
- een bedrag van 45.000 euro en/of
- een bedrag van 110.000 euro en/of
- een bedrag van 135.000 euro en/of
- een bedrag van 105.000 euro en/of
- een bedrag van 130.000 euro en/of
- een bedrag van 130.000 euro en/of
- een bedrag van 50.000 euro en/of
4) op één of meer tijdstippen in de periode van 15 juli 2003 tot en met 31 december 2003
- een bedrag van 165.000 euro en/of
- een bedrag van 100.000 euro en/of
5) op of omstreeks 2 juli 2003 een bedrag van 75.000 euro
6) op een tijdstip in de periode van 2 juni 2004 tot en met 29 september 2004 een bedrag van 100.000 euro
en/of
B. roerend(e) goed(eren) en/of onroerend(e) goed(eren) te weten:
- op (een) tijdstip(pen) in de jaren 2002 tot en met 2003 de villa Skyros te Saint Tropez (Frankrijk), althans de economische eigendom en/of het gebruiksrecht van die villa
en/of
C. aande(e)l(en)(bewij(s)(zen) en/of schuldvordering(en), althans een of meer vermogensbestandde(e)l(en), te weten:
- in het jaar 2002 en/of 2003 de aandelen in Puolimatka Netherlands B.V. en/of Sagedique Immobilier (om niet, dan wel tegen een te lage prijs)
in elk geval, enig geldbedrag of geldbedragen en/of andere vermogens bestanddelen, althans voorwerpen
(telkens) zulks terwijl hij, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit afpersing, in elk geval uit enig misdrijf.
2. Voorvragen
De raadsman van verdachte heeft verzocht de dagvaarding partieel nietig te verklaren voor zover onder feit 2 bij de feitelijke omschrijving van het geweld na het laatste gedachtestreepje de passage “door een of meer van voornoemde handelingen” tussen haakjes staat. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat indien het gedeelte tussen haakjes niet wordt meegelezen, de bedreiging met geweld kennelijk geacht moet worden te bestaan in het creëren of in stand houden van een dreigende sfeer zonder dat wordt aangegeven hoe die dan wordt bewerkstelligd. Voor zover het creëren of in stand houden van een dreigende situatie niet gepaard gaat met een aantoonbare dreiging met geweld, valt deze omschrijving niet onder artikel 317 Wetboek van Strafrecht, aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Dat na het laatste gedachtestreepje de verwijzing naar de eerder omschreven feitelijke omschrijvingen van het geweld – ter bevordering van de leesbaarheid, zo begrijpt de rechtbank – tussen haakjes is geplaatst, betekent niet dat deze passage niet meegelezen zou moeten worden. De feitelijke omschrijving van het geweld of de dreiging daarmee voldoet aldus aan de eisen die daaraan worden gesteld ingevolge het bepaalde in artikel 261 Wetboek van Strafvordering, zodat van een partiële nietigheid geen sprake is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding ook overigens geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gerequireerd tot bewezenverklaring van deelneming en het leidinggeven aan een criminele organisatie (feit 1), de afpersing van Wijsmuller (feit 2) en het witwassen (feit 3) van de met deze afpersing verkregen aandelen en tot vrijspraak voor de overige ten laste gelegde feiten en hebben gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Ten aanzien van het in beslag genomen mes heeft de officier van justitie gevorderd dat dit zal worden onttrokken aan het verkeer.
3.2. Vrijspraak
De raadsman heeft betoogd dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich aan een van de ten laste gelegde feiten heeft schuldig gemaakt. Er is geen sprake van dat verdachte deel zou uitmaken van een criminele organisatie die zich zou hebben bezig gehouden met de afpersing van Wijsmuller. De aandelen Puolimatka BV, in welke vennootschap de vorderingsrechten op de economische waarde van de Villa Skyros waren ondergebracht, zijn niet door middel van afpersing van Wijsmuller verkregen. Verdachte heeft na zijn aanhouding ten overstaan van de politie verklaard dat Wijsmuller hem in verband met problemen met de huurder van de villa zou hebben gevraagd de aandelen tijdelijk op zijn naam te zetten en daarmee veilig te stellen. Verdachte heeft als vriend van Wijsmuller aan dit verzoek willen voldoen en heeft zijn vriend [Ozan T.] in dat kader naar voren geschoven, aldus verdachte.
De rechtbank is met de officieren van justitie van oordeel dat de door verdachte gegeven verklaring voor de overdracht van de aandelen Puolimatka BV door Wijsmuller aan [T. Beheer] (Wijcker Administratiekantoor) onaannemelijk en ongeloofwaardig is. De rechtbank komt tot dat oordeel op grond van de volgende overwegingen. Zonder uitgebreid internationaal onderzoek is niet kenbaar dat met de overdracht van de aandelen Puolimatka BV feitelijk de economische waarde van de villa Skyros is overgedragen. Waar de juridische eigendom in handen van Wijsmuller is gebleven, is voor een buitenstaander niet zichtbaar dat een verschuiving van de (economische) belangen heeft plaatsgevonden. Dat met deze constructie de huurder, [naam huurder], onder druk, dan wel op afstand kon worden gehouden, zoals door de raadsman is betoogd, is dan ook niet aannemelijk geworden. Voor dat doel zou het veeleer voor de hand hebben gelegen de aandelen in de Franse vennootschap Sagedigue, de directe eigenaar van de villa, veilig te stellen. Blijkens de brief van 2 oktober 2001 van mr. Italianer, de raadsman van Wijsmuller, aan [naam huurder], maakte laatstgenoemde aanspraak op die aandelen. Verdachte, noch Wijsmuller heeft een verklaring kunnen geven voor het feit dat niet deze aandelen op naam van [T. Beheer] zijn gezet, maar dat in plaats daarvan is gekozen voor een ondoorzichtige, voor buitenstaanders niet inzichtelijke constructie.
Anders dan de officieren van justitie hebben betoogd, is naar het oordeel van de rechtbank echter niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte Wijsmuller door geweld en/of bedreiging met geweld tot de overdracht van de aandelen Puolimatka BV heeft gedwongen. De rechtbank komt tot dat oordeel op grond van de volgende overwegingen.
In het onderhavige onderzoek zijn door de politie familieleden, zakenrelaties en het kantoorpersoneel van Wijsmuller ondervraagd. Geen van deze personen heeft verklaard van Wijsmuller te hebben gehoord dat deze door verdachte en/of zijn medeverdachten zou zijn afgeperst, gewelddadig zou zijn behandeld, dan wel door deze zou zijn bedreigd. Evenmin heeft een van deze personen zelf geweld of bedreigingen met geweld waargenomen. Wel hebben de medewerkers van het kantoor van Wijsmuller verklaard over een incident op 10 september 2001, waarbij de politie zou zijn gebeld vanwege het vermoeden van een dreigende situatie, maar niemand heeft waargenomen wat zich toen in de werkkamer van Wijsmuller heeft afgespeeld. Wijsmuller zelf heeft destijds tegen de politie verklaard dat er niets aan de hand was. Bovendien heeft Wijsmuller als getuige ter terechtzitting verklaard niet door verdachte te zijn afgeperst en nimmer door hem te zijn bedreigd. Dat Hessel J. heeft verklaard te vermoeden dat tussen voornoemd incident en het in gang zetten van de overdracht van de aandelen Puolimatka BV een verband bestond, maakt dit niet anders, al was het alleen al omdat hij heeft aangegeven dat deze gedachte niet op eigen waarneming is gebaseerd. Dat Endstra in zijn gesprekken met rechercheurs van de CIE gesproken heeft over schoppen en klappen die Wijsmuller van verdachte zou hebben gekregen, alsmede dat verdachte Wijsmuller bij herhaling zou hebben gedreigd hemzelf of een van zijn familieleden te zullen doodschieten, is voor het wettig en overtuigend bewijs van de afpersing van de aandelen door verdachte, in samenhang met het hiervoor opgemerkte, onvoldoende. In dit verband merkt de rechtbank ten overvloede op dat de gesprekken van Endstra met rechercheurs van de CIE in de periode van 20 maart 2003 tot begin 2004 en derhalve ruim na de overdracht van de aandelen, hebben plaatsgevonden. Voor zover Endstra in deze gesprekken heeft verteld over geweld en bedreigingen die op dat moment plaatsvonden, kunnen deze nimmer tot een bewezenverklaring van een afpersing van de aandelen Puolimatka BV begin 2002 leiden. Weliswaar heeft Endstra in genoemde gesprekken ook verteld over het incident op het kantoor van Wijsmuller voorafgaande aan de aandelenoverdracht, waarbij Wijsmuller volgens Endstra door verdachte zou zijn geslagen en zijn bedreigd, maar nu dit door geen van de door de politie en door de rechter-commissaris gehoorde personen, noch door Wijsmuller is bevestigd, kan hieraan geen betekenis worden ontleend voor het bewijs. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de aandelen Puolimatka BV van Wijsmuller heeft afgeperst.
Met de officieren van justitie is de rechtbank van oordeel dat ook de overige onder 2 ten laste gelegde afpersingen niet wettig en overtuigend zijn bewezen. Verdachte moet derhalve van de onder 2 ten laste gelegde feiten worden vrijgesproken.
Het vorenstaande brengt met zich dat evenmin het onder 3 ten laste gelegde, het witwassen van van afpersing afkomstig vermogen, wettig en overtuigend is bewezen.
Voor het bewijs dat een of meer van deze vermogensbestanddelen van een ander misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dat moest weten of redelijkerwijs moest vermoeden bevat het dossier evenmin voldoende aanwijzingen.
Verdachte moet derhalve ook van het onder 3 ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
Nu verdachte van de ten laste gelegde afpersingen, alsmede van het witwassen moet worden vrijgesproken, is naar het oordeel van de rechtbank evenmin wettig en overtuigend bewezen dat verdachte leiding heeft gegeven aan een criminele organisatie die zich bezig hield met de afpersing van Wijsmuller en het witwassen van het daarmee verkregen vermogen. Verdachte moet derhalve eveneens van het onder 1 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
4. Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen mes dient te worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit van dit aan verdachte toebehorende voorwerp is in strijd met de wet. Niettegenstaande het feit dat verdachte wordt vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten, is vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan met betrekking tot dat voorwerp.
5. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht, artikelen 36b en 36c.
6. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van de hem onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Onttrekt aan het verkeer:
2 1.00 STK Mes, zakmes metaalkleurig met gedeeltelijk zwart heft.
7. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.M. Verpalen, voorzitter,
mrs. I.A.M. Tel en H.A. Pott Hofstede, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mrs. H.W. van der Ploeg en C.C.J. Antonos,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 december 2007.