ECLI:NL:RBHAA:2007:BC0663

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
18 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
123149/2006-1142
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezamenlijk gezag en hoofdverblijfplaats van een minderjarige in een internationaal huwelijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 18 december 2007 uitspraak gedaan over het gezamenlijk gezag en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [naam kind], geboren op [datum] 2002. De ouders, [naam man] en [naam vrouw], zijn in [land] gehuwd en hebben gezamenlijk het gezag over hun kind. Na de echtscheiding is de moeder met [naam kind] naar [land] verhuisd, wat leidde tot een verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van [naam kind] bij hem in Nederland te bepalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de enkele omstandigheid dat de ouders ver van elkaar wonen en niet goed kunnen communiceren, onvoldoende is om het gezamenlijk gezag te beëindigen. De rechtbank oordeelt dat het belang van [naam kind] gediend is met het handhaven van het gezamenlijk gezag, ondanks de spanningen tussen de ouders.

De rechtbank heeft ook de hoofdverblijfplaats van [naam kind] bij de moeder vastgesteld, omdat zij de primaire verzorgende ouder is en er geen dwingende redenen zijn om dit te veranderen. De vader heeft erkend dat hij geen bezwaar heeft tegen een hoofdverblijfplaats bij de moeder, mits zij vrijwillig naar Nederland terugkeert. De rechtbank heeft benadrukt dat het contact tussen [naam kind] en zijn vader van groot belang is en heeft een regeling vastgesteld voor webcam-contact op zondagavond, evenals een regeling voor de vakanties.

Daarnaast heeft de rechtbank de vader verplicht om een bijdrage van € 300,-- per maand te betalen voor de kosten van opvoeding en levensonderhoud van [naam kind]. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder om achterstallige bijdragen afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissingen onmiddellijk van kracht zijn, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Familie- en Jeugdrecht
Gezag/hoofdverblijf/omgangsregeling
zaak-/rekestnr.: 123149/06-1142
beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken d.d. 18 december 2007
in de zaak van:
[naam man],
wonende te [plaats],
hierna mede te noemen: de vader,
procureur mr. T.M. Coppes,
--tegen--
[naam vrouw]
wonende te [land],
hierna mede te noemen: de moeder,
procureur mr. L.J. Woltring.
1 Verloop van de procedure
1.1 Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 27 september 2005 en de daarin vermelde stukken;
- de beschikking van het gerechtshof te Amsterdam van 23 maart 2006;
- de dagbepalingsbeschikkingen van 19 mei 2006, 22 november 2006, 30 mei 2007, 26 juni 2007 en 28 augustus 2007 en de daarin vermelde stukken;
- de brief met bijlagen van de procureur van de man van 23 oktober 2007;
- de brief met bijlagen van de procureur van de vrouw van 6 november 2007.
1.2 De voortgezette mondelinge behandeling van de zaak door de meervoudige kamer heeft plaatsgevonden op 8 november 2007 in aanwezigheid van partijen; de man bijgestaan door mr. Coppes en de vrouw door mr. Woltring.
2 De vaststaande feiten
In deze zaak kan van het volgende worden uitgegaan.
2.1 Partijen zijn op [datum] 2000 in [land] gehuwd. Dit huwelijk is op [datum] 2004 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van [datum] 2004 in de registers van de burgerlijke stand.
Uit dit huwelijk is geboren de minderjarige [naam man]
- [naam kind], op [datum] 2002 te [plaats].
Partijen hebben gezamenlijk het gezag over [naam kind].
2.2. Tot aan het vertrek van de moeder met [naam kind] naar [land] op [datum] 2003, woonde het gezin in Nederland. De moeder en [naam kind] zijn tegen de zin van de vader niet teruggekeerd naar Nederland.
De vader heeft op [datum] 2004 in [land] een procedure wegens kinderontvoering aanhangig gemaakt.
2.3 Bij uitspraak van het Supreme Court of Appeal [land] van [datum] 2007 is beslist dat het minderjarige kind [naam kind] onverwijld naar Nederland dient terug te keren. Voor het geval de moeder [naam kind] wil vergezellen, heeft het Supreme Court of Appeal aan zijn beslissing een aantal aan de vader te stellen voorwaarden verbonden. Voormelde voorwaarden zijn bij beschikking van [datum] 2007 door deze rechtbank overgenomen.
2.4 De vader heeft op [datum] 2007 bij deze rechtbank een verzoek voorlopige voorzieningen ingediend, waartegen de moeder een verweerschrift heeft ingediend. De behandeling van dat verzoek heeft (ook) op [datum] plaatsgevonden. Bij uitspraak van [datum] 2007 van deze rechtbank heeft de rechtbank, nadat daarover ter zitting overeenstemming was bereikt tussen partijen, een omgangsregeling tussen de man en [naam kind] vastgesteld voor de dinsdag-, donderdag en vrijdagmiddag van 14.00 tot 19.00 uur.
3 Het verzoek en de grondslag daarvan
De man heeft verzocht de hoofdverblijfplaats van [naam kind] bij hem te bepalen en het gezamenlijk gezag in stand te laten. Indien de hoofdverblijfplaats van [naam kind] bij de vrouw zou worden bepaald, verzoekt de man een ruime omgangsregeling vast te stellen, waarbij [naam kind] in de vakantie naar Nederland kan komen.
Hij legt aan dit verzoek ten grondslag dat het in het belang van [naam kind] is dat hij regelmatig contact heeft met beide ouders en dat het in zijn belang is in Nederland op te groeien waar hij meer ontwikkelingsmogelijkheden heeft. Dit alles is alleen mogelijk als de hoofdverblijfplaats van [naam kind] bij zijn vader is, omdat in het andere geval de moeder met [naam kind] naar [land] zal vertrekken. Voor de moeder is het bovendien mogelijk hier werk te vinden, terwijl het voor hemzelf niet mogelijk is op permanente basis te werken in [land].
4 Het verweer
4.1 De moeder heeft verzocht met het eenhoofdig gezag over [naam kind] te worden belast dan wel dat de hoofdverblijfplaats van [naam kind] bij haar wordt bepaald. Partijen kunnen volgens de vrouw niet overleggen en het is niet praktisch, gezien de afstand tussen [land] en Nederland, om het gezamenlijk gezag te behouden. De vrouw is van mening dat het contact tussen de man en [naam kind] belangrijk is en zal dit niet in de weg staan. Zij stelt voor om het contact via de webcam op een regelmatige basis te laten plaatsvinden, zoals op zondagavond om 18.00 uur. De vrouw is akkoord dat in de grote vakantie in [land], van 1 december tot en met 1 februari, [naam kind] naar Nederland kan komen.
4.2 Daarnaast heeft zij verzocht een bijdrage ten laste van de man vast te stellen in de kosten van opvoeding en levensonderhoud van [naam kind] van € 300,-- per maand en “achterstallige” bijdragen van € 60,-- per maand.
4.3 Bij wijze van aanvulling op de bij tussenbeschikking van [datum] 2007 gegeven “mirror order”, heeft de moeder gevraagd haar toestemming te verlenen om met [naam kind], de uitspraak van de rechtbank af te wachten in [land].
5 Beoordeling
gezag
5.1 Artikel 1:251 lid 2 BW bevat de door de wetgever geformuleerde hoofdregel dat beide ouders na echtscheiding het gezamenlijk gezag over het kind blijven uitoefenen tenzij het belang van het kind meebrengt dat het gezag aan een van hen toekomt.
De enkele omstandigheid dat de ouders ver van elkaar vandaan wonen en zij niet goed met elkaar kunnen communiceren ten gevolge van de nog steeds tussen hen bestaande spanningen, is – in lijn met vaste rechtspraak op dit punt – onvoldoende zwaarwegend om te concluderen dat het belang van [naam kind] gediend is met eenhoofdig gezag, zodat het gezamenlijk gezag over [naam kind] gehandhaafd zal blijven.
hoofdverblijfplaats
5.2 De rechtbank stelt bij haar beoordeling van dit onderdeel van het verzoek voorop dat zij noch aan de opvoedkundige capaciteiten van de vader, noch aan die van de moeder twijfelt. Bij de hierna te formuleren beslissing gaat het daar dan ook niet om, maar gaat het er vooral om hoe bij de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [naam kind], zijn belang het beste gediend kan worden – alle omstandigheden daarbij in aanmerking nemend.
5.3 Gelet op de omstandigheid dat het steeds de moeder is geweest die voor [naam kind] heeft gezorgd en dit ook de aanvankelijke rolverdeling tussen partijen was toen zij nog getrouwd waren, is er ook nu geen dwingende reden om dat te veranderen. Immers onweersproken is dat het contact tussen moeder en zoon hecht en goed is en aan haar opvoedkundige capaciteiten wordt ook door de man (in beginsel) niet getwijfeld. De rechtbank begrijpt het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats bij hem vast te stellen dan ook in die zin dat hij dit louter doet om [naam kind] in Nederland te houden. Ter zitting heeft hij erkend dat als de moeder vrijwillig erin zou toestemmen om permanent naar Nederland terug te keren, hij tegen een hoofdverblijfplaats bij de moeder geen bezwaar zou hebben, of sterker nog, dat dit het meest voor de hand zou liggen.
Dat de moeder echter met [naam kind] in [land] wenst te wonen is een risico dat inherent is aan het sluiten van een internationaal huwelijk, waarbij altijd de kans bestaat dat na een echtscheiding een van beide partners terug wenst te keren naar zijn of haar geboorteland. Ook het door de vader gehanteerde argument dat [naam kind] hier meer ontwikkelingsmogelijkheden heeft dan in [land], zal terzijde worden gelaten omdat dit niet, althans nauwelijks onderbouwd is en er ook overigens geen voldoende zwaarwegende redenen zijn aangevoerd om de voorkeur te geven aan het wonen in Nederland boven dat in [land]. Een en ander betekent dat [naam kind] zijn gewone verblijfplaats bij zijn moeder zal hebben.
omgang
5.4 Ter zitting is aan de orde geweest, dat hoe de beslissing van de rechtbank over de hoofdverblijfplaats ook zou uitvallen, het van het grootste belang is dat het contact tussen [naam kind] en zijn niet-verzorgende ouder zo hecht mogelijk is. Daarbij verdient het gelet op zijn jonge leeftijd de voorkeur, dat dit contact regelmatig en frequent wordt uitgevoerd.
5.5 Omdat de moeder met [naam kind] wenst terug te keren naar [land], dient optimaal gebruik te worden gemaakt van de huidige mogelijkheden die telefoon, email en/of de webcam bieden. De rechtbank zal daarom in zoverre een (minimale) regeling vastlegging waarbij het voor [naam kind] belangrijk is dat beide ouders zich stipt aan de vastgelegde tijden houden, opdat hij weet waarop hij kan rekenen en de gelegenheid krijgt in alle rust contact te hebben met zijn vader. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat dit contact zo mogelijk, in goed overleg tussen partijen, wordt uitgebreid.
5.6 Verder zal een omgangsregeling worden vastgelegd tijdens de (school)vakanties van [naam kind]. Ter zitting is aan de orde geweest dat daarbij een lange vakantie in Nederland in de maanden december en januari mogelijk is omdat deze samenvalt met de zomervakantie in [land]. In verband met de jonge leeftijd van [naam kind] zou het goed zijn als de vader ook (tenminste) een keer per jaar naar [land] zou kunnen reizen om [naam kind] daar op te zoeken. In alle gevallen gaat de rechtbank ervan uit dat de moeder de vader de gelegenheid en de vrijheid zal bieden om in alle rust en op zijn eigen manier contact te hebben met zijn zoon. Natuurlijk hoort daar wel bij dat zij steeds bij het begin van die bezoeken, [naam kind] korte tijd zal begeleiden om het hernieuwen van het contact met zijn vader voor hem te vergemakkelijken.
kinderalimentatie
5.7 De vader heeft tegen het verzoek van de moeder om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van € 300,-- per maand vast te stellen in het geval zij met [naam kind] in [land] zou wonen, het volgende ingebracht. Allereerst dat de behoefte van [naam kind] lager is dan de verzochte € 300,-- omdat de levensstandaard in [land] lager ligt dan in Nederland. Voorts dat hij tengevolge van hoge (reis) kosten van en naar [land] onvoldoende draagkracht zou hebben om het gevraagde bedrag te kunnen voldoen.
De moeder heeft een en ander gemotiveerd weersproken.
5.8 De stelling van de vader dat de kosten van levensonderhoud in [land] (beduidend) lager zouden liggen dan in Nederland heeft hij niet, althans onvoldoende aannemelijk gemaakt, zodat daaraan voorbij zal worden gegaan. Uitgangspunt blijft daarom dat de behoefte van [naam kind] € 300,-- per maand bedraagt. Onweersproken is dat het inkomen van de moeder op of rond het minimumniveau ligt, zodat dit gehele bedrag (althans voor zover hij daartoe draagkracht heeft) voor rekening van de vader zal komen.
5.9 Bij de vaststelling van de draagkracht van de vader houdt de rechtbank rekening met de volgende gegevens:
- de alleenstaande-norm en de gebruikelijke heffingskortingen zijn op hem van toepassing,
- hij heeft een bruto jaarinkomen van € 58.765,--,
- hij betaalt een huur van € 425,-- per maand,
- hij lost af op een studieschuld met € 105,-- per maand,
- hij betaalt een ziektekostenpremie van € 129,50 per maand exclusief de werkgeversbijdrage.
Met de extra kosten waarmee de vader geconfronteerd is gedurende het huidige verblijf van de moeder en [naam kind] aan Nederland, zal geen rekening worden gehouden omdat deze van tijdelijke aard zijn en op de lange duur geen invloed zullen hebben op de draagkracht.
Ten aanzien van de door de vader gestelde hoge reis/omgangskosten zal rekening worden gehouden met een bedrag van € 300,-- per maand.
Gelet op de hiervoor genoemde gegevens en rekening houdend met de fiscale effecten acht de rechtbank de vader in staat tot betaling van de verzochte bijdrage.
5.10 Het verzoek van de moeder om te bepalen dat de vader de overeengekomen ‘achterstallige’ bijdragen ad € 60,-- per maand dient te betalen, zal als onvoldoende specifiek en onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
5.11 Wat betreft het verzoek van de moeder om haar bij wijze van aanvulling op de bij tussenbeschikking van [datum] 2007 gegeven “mirror order”, toestemming te verlenen om met [naam kind], de uitspraak van de rechtbank af te wachten in [land] oordeelt de rechtbank als volgt. Voor zover de moeder daarmee heeft bedoeld te vragen haar toestemming tot terugkeer te verlenen totdat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, mist de moeder belang bij haar verzoek omdat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard. Haar verzoek zal daarom in zoverre worden afgewezen.
6 Beslissing
De rechtbank:
6.1 Bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige
[naam kind], geboren op [datum] 2002 te [plaats], is bij de moeder;
6.2 Stelt – met inachtneming van dat wat hiervoor onder punt 5.4 t/m 5.6 is overwogen – de navolgende omgangsregeling vast tussen de vader en [naam kind]:
- iedere zondag om 18.00 uur zal er webcam-contact zijn,
- [naam kind] zal jaarlijks de maanden december en januari bij zijn vader doorbrengen;
6.3 Bepaalt dat de vader, bij vooruitbetaling, € 300,-- per maand aan de moeder zal voldoen als bijdrage in de kosten van opvoeding en levensonderhoud van [naam kind], welke uitkering jaarlijks van rechtswege wordt gewijzigd met het wettelijk vast te stellen (Nederlandse) indexeringspercentage;
6.4 Verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5 Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Stefels, als voorzitter, tevens kinderrechter, en mrs. R.M. Flohil en W.J. van Andel, als leden van deze kamer en in het openbaar uitgesproken van 18 december 2007 in tegenwoordigheid van mr. J.E. Lee als griffier.