2. Overwegingen
2.1 Verzoekers ontvangen van verweerder een WWB-uitkering gebaseerd op de norm voor gehuwden. Op 21 augustus 2007 is verweerder gebleken dat [verzoeker] (hierna: verzoeker) gedurende de periode van 11 juli 2007 tot en met 20 augustus 2007 in het buitenland heeft verbleven. Op grond hiervan heeft verweerder op 30 augustus 2007 besloten de WWB-uitkering van verzoekers ten behoeve van verzoekster over de periode 8 tot 21 augustus 2007 uit te betalen naar de norm voor een alleenstaande ouder, met dien verstande dat hierop 10% van het minimumloon in mindering wordt gebracht, omdat verzoekster kosten kan delen met een inwonende meerderjarige dochter. Tegen dit besluit hebben verzoekers tijdig bezwaar gemaakt.
2.2 Op 6 september 2007 hebben verzoekers aanvragen ingediend om toekenning van bijzondere bijstand ten behoeve van hun minderjarige zoon [naam]. Het gaat om aparte aanvragen ter bestrijding van respectievelijk dieet- en reiskosten. Verweerder heeft in beide gevallen de aanvraag afgewezen, omdat hij van mening is dat de desbetreffende kosten uit de bijstandsnorm kunnen worden betaald, omdat het volgens verweerder gaat om algemeen noodzakelijke kosten. Verzoekers hebben tegen de besluiten van 20 september 2007 tijdig bezwaar gemaakt.
2.3 Bij besluit van 26 oktober 2007 heeft verweerder de WWB-uitkering van verzoekers per 22 oktober 2007 beëindigd, omdat verzoekster vanaf 22 oktober 2007 werkzaamheden is gaan verrichten bij Paswerk. Hierdoor hebben verzoekers volgens verweerder inkomsten die liggen boven de voor hen geldende bijstandsnorm met toeslag. Tegen dit besluit hebben verzoekers tijdig bezwaar gemaakt.
2.4 Verzoekers stellen zich op het standpunt dat voor verzoeker geen arbeidsverplichting kan gelden. In dit verband wijzen verzoekers op een verklaring van Brijder Verslavingszorg. Hieruit blijkt ook volgens verzoekers, dat verzoeker niet in staat is zelf zijn gezin draaiende te houden. Ook stellen verzoekers dat zij al geruime tijd in (financiële) nood verkeren, onder het bestaansminimum leven en aangewezen zijn op de voedselbank. Verzoekers wijzen bovendien op een aantal internationaalrechtelijke bepalingen. Op grond hiervan mag verweerder, aldus verzoekers, de toegang tot het medische dieet en het bijzondere vervoer van verzoekers' zoon [naam] niet blokkeren. Verzoekers wijzen ook op de verklaring van de kinderarts Beukenhorst van 5 juli 2007 en die van de arts Beckers van 30 juli 2007. Bovendien beroepen verzoekers zich, wat betreft een mogelijk beroep op bijzondere bijstand, op het vertrouwensbeginsel. Verzoekers stellen voor hun kinderen te kunnen zorgen, mits zij hiervoor financiële steun van verweerder krijgen. Bovendien stellen verzoekers dat het te verwachten valt, dat verzoekster binnenkort haar werkzaamheden zal staken, omdat verweerder bij de begeleiding van verzoekster naar werk onvoldoende rekening heeft gehouden met haar medische beperkingen. In dit verband wijzen verzoekers op het feit dat verzoekster binnenkort naar het ziekenhuis moet. Ter zitting hebben verzoekers aangevoerd dat zij een medisch onderzoek naar de arbeidsmogelijkheden van verzoekster noodzakelijk achten, alsmede een medisch onderzoek naar de mogelijkheden van verzoeker om zijn gezin draaiende te houden. Tijdens deze onderzoeken is toekenning van bijstand noodzakelijk. Ook voeren zij aan dat [naam] op medische gronden niet naar school mag fietsen, vanwege het gevaar van flauwvallen. Daarom moet hij met de bus reizen. Wat de korting van de bijstand betreft: het is onjuist volgens verzoekers, dat een verwijt dat verzoeker zelf treft, gevolgen heeft voor zijn gehele gezin.
2.5 Verweerder stelt zich op het standpunt dat verzoekers geen spoedeisend belang hebben bij een voorlopige voorziening, omdat over de maand september 2007 de volledige WWB-uitkering, gebaseerd op de norm voor gehuwden, betaalbaar is gesteld. Bovendien stellen verzoekers dat verzoekster per 22 oktober 2007 werk heeft aanvaard, waaruit zij inkomsten genereert boven bijstandsniveau. Verweerder plaatst ook vraagtekens bij het spoedeisend belang van de overige gevraagde voorzieningen. Ter zitting heeft verweerder erop gewezen dat verzoekers in de periode van 1 september tot 21 oktober 2007 een volledige bijstandsuitkering hebben ontvangen. De korting van de bijstand in augustus 2007 treft het gehele gezin. De reiskosten van [naam] zijn kosten die uit de bijstandsnorm kunnen worden betaald, hetgeen eveneens geldt voor de dieetkosten, aldus verweerder.
2.6 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voor zover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.7 Artikel 35, eerste lid, WWB luidt als volgt:
"1. Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
2.8 Het verzoek met reg. nr. 07-6611 WWB is gericht op schorsing van het besluit van 30 augustus 2007. Bij dit besluit heeft verweerder het recht op bijstand over de periode 8 tot 21 augustus 2007 vastgesteld in die zin, dat uitsluitend verzoekster recht heeft op bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder. In de periode daarna hebben verzoekers tot 21 oktober 2007 alsnog een volledige bijstandsuitkering ontvangen naar de norm voor gehuwden. Het besluit van 30 augustus 2007 heeft dus slechts betrekking op de periode 8 tot 21 augustus 2007. Dit is een afgesloten periode in het verleden, wat betekent dat ten aanzien van het desbetreffende verzoek een spoedeisend belang ontbreekt. Dit verzoek wordt dan ook om die reden afgewezen.
2.9 De verzoeken met reg. nrs. 07-6609 en 07-6612 zijn gericht op de besluiten van 20 september 2007, waarbij verweerder heeft geweigerd aan verzoekers bijzondere bijstand te verstrekken ter bestrijding van reis- en dieetkosten die verzoekers maken voor hun zoon [naam]. Verweerder heeft het verzoek om bijzondere bijstand voor dieetkosten afgewezen door te stellen dat voedingskosten in principe algemeen noodzakelijke bestaanskosten zijn die uit de bijstandsnorm betaald moeten worden. Ter ondersteuning van hun verzoek hebben verzoekers gewezen op het dieetvoorschrift van het Kennemer Gasthuis, afdeling Diëtiek, van 15 juni 2007. De voorzieningenrechter is van oordeel dat afwijzing van het verzoek om bijzondere bijstand hem niet kennelijk onredelijk of kennelijk onjuist voorkomt. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat voormeld dieetvoorschrift voedingsmiddelen bevat die algemeen gebruikelijk kunnen worden geacht, ook voor mensen die niet aan diabetes lijden. Bovendien hebben verzoekers niet aannemelijk gemaakt dat zij voor de voeding van [naam] onevenredig hoge kosten (hebben) moeten maken. Het verzoek om voorlopige voorziening dat betrekking heeft op de dieetkosten, wordt dan ook afgewezen.
2.10 Verweerder heeft het verzoek van verzoekers gericht op toekenning van bijzondere bijstand ter bestrijding van reiskosten van [naam] afgewezen met de motivering, dat het hier gaat om reiskosten binnen de gemeente Haarlem, welke reiskosten vallen binnen de voor verzoekers geldende norm. Verzoekers hebben aangevoerd dat [naam] om medische redenen niet zelf ongeveer 8 km. naar school mag fietsen. Volgens verzoekers is het gevaar van flauwvallen te groot. De voorzieningenrechter acht in het licht hiervan de motivering van verweerders afwijzing niet zonder meer deugdelijk. Het was verweerder immers bekend dat [naam] lijdt aan diabetes, wat verzoekers in hun verzoek van 6 september 2007 ook hebben opgenomen, zodat het in principe voorstelbaar is dat de reiskosten voor [naam] voortvloeien uit de medische noodzaak dat hij met de bus naar school moet reizen in plaats van met de fiets. Nu verweerder niet heeft onderzocht of er hiervoor een medische noodzaak bestaat, bevat het bestreden besluit van 20 september 2007 een motiveringsgebrek. Dit gebrek kan verweerder in bezwaar herstellen, door alsnog ter zake een medisch onderzoek te laten verrichten. Ondanks het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoekers hebben immers ter ondersteuning van hun standpunt onder meer verwezen naar de verklaring van de arts dr. G.F.A. Beckers van 30 juli 2007. In deze verklaring over [naam] schrijft hij onder meer: "Naast de insuline-injecties zijn er regels ten aanzien van de voeding en sport". Gelet hierop is het op voorhand allerminst aannemelijk, dat [naam] op medische gronden niet zou mogen sporten (waaronder ook fietsen valt), zoals verzoekers hebben aangevoerd. Het verzoek om voorlopige voorziening gericht op de reiskosten wordt dus eveneens afgewezen.
2.11 Het verzoek met reg. nr. 07-7248 is gericht op schorsing van het besluit van 26 oktober 2007. Verzoekers vragen de voorzieningenrechter in dit verband verweerder te gelasten een medisch onderzoek te laten instellen naar de arbeidsmogelijkheden van verzoekster en naar de mogelijkheden van verzoeker om alleen, zonder de hulp van verzoekster, zijn gezin draaiende te houden. De voorzieningenrechter stelt in dit verband vast dat verzoekers tot 22 oktober 2007 de volledige bijstandsnorm voor gehuwden hebben ontvangen en dat verzoekster vanaf 22 oktober 2007 ten minste het wettelijk minimumloon heeft verdiend. Bovendien is gesteld noch gebleken dat verzoekster haar werkzaamheden inmiddels om medische redenen heeft gestaakt, terwijl evenmin aannemelijk is gemaakt dat zij op korte termijn voor haar werk zal uitvallen. Wat verzoeker aangaat, kan op voorhand uit de verklaring van Brijder Verslavingszorg van 13 september 2007 niet worden opgemaakt dat verzoeker niet in staat zou zijn zelfstandig zijn gezin draaiende te houden, te meer daar verzoekers gezin bestaat uit kinderen vanaf de leeftijd van 12 jaar en voorts niet valt in te zien waarom verzoekster haar zorgtaken niet zou kunnen blijven uitvoeren. Ook kan er niet aan worden voorbijgegaan dat de verklaring van Brijder Verslavingszorg ziet op arbeidsinschakeling van verzoeker en niet op diens eigen gezin. Het verzoek gericht op schorsing van het besluit van 26 oktober 2007 wordt, gelet op het voorgaande, afgewezen.
2.12 Dat verweerder zou hebben gehandeld in strijd met een aantal door verzoeker genoemde verdragsbepalingen, is de voorzieningenrechter voorts niet gebleken.
2.13 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat geen aanleiding bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.14 Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter
wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.