ECLI:NL:RBHAA:2007:BB8628

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
23 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/660900-07
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid douaneambtenaar bij paspoortcontrole en inbeslagname van goederen

In deze zaak stond de bevoegdheid van de douaneambtenaar centraal, specifiek of deze bevoegd was om het paspoort van de verdachte te vragen tijdens een douanecontrole op Schiphol. De verdachte arriveerde op 19 december 2006 vanuit Atlanta en nam de groene doorgang. Tijdens de controle vroeg de douaneambtenaar naar de herkomst van een horloge dat de verdachte droeg. De verdachte verklaarde dat hij het horloge van zijn vriendin had gekregen en dat hij niet wist waar het was gekocht. Na een controle van zijn handbagage, waarbij geen onregelmatigheden werden gevonden, vroeg de ambtenaar de verdachte om het horloge af te geven voor verdere beoordeling. De verdachte weigerde zijn paspoort te tonen, wat leidde tot zijn aanhouding.

De politierechter oordeelde dat de douane niet voldoende objectieve criteria had om te twijfelen aan de verklaring van de verdachte dat het horloge een terugkerend goed was, dat vrijgesteld was van belasting. De rechter stelde vast dat de douaneambtenaar niet gerechtigd was om de verdachte te dwingen zijn paspoort te tonen, omdat er geen gerede twijfel bestond over de herkomst van het horloge. De politierechter concludeerde dat de verdachte niet verplicht was om mee te werken aan de inbeslagname van het horloge en sprak hem vrij van de tenlastelegging.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor douaneautoriteiten om objectieve criteria te hanteren bij het verlangen van bewijs van goederen die als terugkerende goederen worden beschouwd. De rechter wees op de relevante wetgeving en eerdere jurisprudentie, die de rechten van reizigers beschermt tegen onterecht ingrijpen door douaneambtenaren.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Politierechter
Parketnummer: 15/660900-07
Uitspraakdatum: 23 november 2007
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 november 2007 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijzing van de tenlastelegging ter terechtzitting, ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 19 december 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of vordering, krachtens artikel 14 van het Communautair douanewetboek en/of artikel 10a Douanewet, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door [verbalisant 1] (ambtenaar van de Belastingdienst werkzaam op Douane West Unit FT Passagiers en tevens buitengewoon opsporingsambtenaar), die was belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was belast met de douane-controle op reizigers komende van buiten de Europese Unie, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar hem had bevolen, althans van hem had gevorderd zijn, verdachtes, (volledige) medewerking te verlenen bij een (douane)controle, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering.
2. Voorvragen
De politierechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
De feiten van de zaak
3.1 Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is - voor zover relevant - het volgende gebleken:
- Verdachte is op 19 december 2006 aangekomen op de luchthaven Schiphol met een vlucht vanuit Atlanta (VS).
- Verdachte heeft de groene doorgang ("niets aan te geven") genomen.
- Verbalisant [verbalisant 2] (bevoegd ambtenaar van de belastingdienst, werkzaam bij de douane, en tevens buitengewoon opsporingsambtenaar), bezig met controle van reizigers komende van buiten de Europese Unie, heeft verdachte gevraagd of hij iets had aan te geven. Verdachte heeft hierop ontkennend geantwoord.
- Verbalisant [verbalisant 2] heeft de handbagage van verdachte gecontroleerd en heeft geen onregelmatigheden geconstateerd.
- Verbalisant [verbalisant 2] zag vervolgens dat verdachte aan zijn pols een horloge droeg en heeft verdachte gevraagd waar het was gekocht.
- Verdachte antwoordde dat hij niet wist waar het precies was gekocht omdat hij het horloge een paar jaar geleden van zijn vriendin had gekregen. Verdachte verklaarde dat het een zogenaamd 'pilot' horloge van het merk Breitling betreft, dat hij piloot is en dat hij het horloge van zijn vriendin had gekregen toen hij zijn vliegbrevet had gehaald.
- Op de vraag van verbalisant [verbalisant 2] of hij het horloge op deze reis had gekocht, heeft verdachte ontkennend geantwoord.
- Verbalisant [verbalisant 2] heeft verdachte gevraagd het horloge af te doen en aan haar te geven. Verdachte heeft aan dit verzoek voldaan.
- Verbalisant [verbalisant 1] (bevoegd ambtenaar van de belastingdienst, werkzaam bij de douane, en tevens buitengewoon opsporingsambtenaar) heeft de zaak vervolgens overgenomen. Hij heeft een collega gebeld en hem gevraagd om de waarde van het horloge te bepalen. [verbalisant 1] heeft verdachte uitgelegd wat de verdere procedure was met betrekking tot het horloge.
- Verdachte heeft verklaard dat hem werd verteld dat het horloge 'in beslag werd genomen' en dat het aan hem was om aan te tonen dat het horloge conform zijn verklaring was aangeschaft.
- Verdachte heeft tegenover de douane verklaard dat hij dat wel kon aantonen - hij zou dan zijn vriendin moeten vragen bij welke juwelier het was gekocht - maar heeft gezegd dat hij het principieel oneens was met deze procedure.
- Verdachte heeft gevraagd om het telefoonnummer van de juridische afdeling van de Douane om te vragen of de door verbalisant [verbalisant 1] beschreven procedure wel klopte. De juridische afdeling zou hem hebben meegedeeld dat de procedure juist was.
- Verdachte heeft vervolgens gezegd dat hij zich dan zou laten aanhouden, omdat de gang van zaken hem niet juist leek en hij de zaak aan de orde wilde stellen.
- Verbalisant [verbalisant 1] relateert dat hij verdachte heeft meegedeeld dat hij nog niet weg mocht omdat men nog bezig was met de douanecontrole en dat hij zijn paspoort moest overleggen omdat, naar de verbalisant in het proces-verbaal relateert, "hij deze nodig had om zijn gegevens op de inbewaringname (van het horloge) te schrijven".
- Verbalisant [verbalisant 1] relateert dat verdachte, nadat hem twee maal om zijn paspoort was gevraagd, twee maal heeft geweigerd om zijn paspoort te overleggen.
- Verdachte heeft gevraagd of hij aangehouden zou worden als hij weg zou lopen zonder mee te werken. Verbalisant [verbalisant 1] heeft dit bevestigd.
- Verdachte maakte, nadat verbalisant [verbalisant 1] hem nog een aantal malen had gemaand dat hij verplicht was om mee te werken, aanstalten om weg te lopen.
- Verdachte is vervolgens aangehouden.
3.2 Ter terechtzitting heeft verdachte het volgende verklaard met betrekking tot de afloop van de zaak. Na het verhoor door de marechaussee is hij terug gegaan naar de douane omdat hij zijn horloge terug wilde. Hem werd verteld dat de douane de waarde van het horloge intussen had weten te achterhalen en dat hij het horloge mee kon krijgen als hij de BTW (ongeveer 375 euro) zou betalen. Verdachte heeft dit bedrag betaald omdat het horloge emotionele waarde voor hem heeft. Een aantal weken later heeft verdachte het geldbedrag teruggekregen, nadat hij had aangetoond dat het horloge inderdaad in Nederland was aangeschaft.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
3.3 Verdachte wordt - kort gezegd - tenlastegelegd dat hij opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of vordering, krachtens een wettelijk voorschrift gedaan door verbalisant [verbalisant 1], belast met de douanecontrole op Schiphol. De tenlastelegging verwijst specifiek naar de artikelen 14 van het Communautair Douanewetboek en/of artikel 10a Douanewet.
3.4 Artikel 10a van de Douanewet luidt: "Een ieder die de leeftijd van veertien jaar heeft bereikt, is, indien dit voor de toepassing van wettelijke bepalingen te zijnen aanzien van belang kan zijn, verplicht op vordering van de inspecteur terstond een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden."
3.5 Artikel 14 van het Communautair Douanewetboek luidt: “Voor de toepassing van de douanewetgeving dient elke persoon die direct of indirect bij de desbetreffende transacties die in het kader van het goederenverkeer worden verricht, is betrokken, de douaneautoriteiten op hun verzoek en binnen de eventueel vastgestelde termijnen alle nodige bescheiden en inlichtingen, ongeacht de dragers waarop die bescheiden en inlichtingen zich bevinden, te verstrekken en deze autoriteiten alle nodige bijstand te verlenen.”
3.6 De officier van justitie heeft ter zitting - naar de politierechter begrijpt - in essentie gesteld dat de douane bevoegd was om het horloge van verdachte in bewaring te nemen en dat verdachte in dat kader verplicht was om zijn paspoort te overleggen. Deze bevoegdheid van de douane komt volgens de officier voort uit het gegeven dat op verdachte de bewijslast rustte ten aanzien van zijn stelling dat het horloge in Nederland was aangeschaft. Een dergelijke algemene omkering van de bewijslast zou volgen uit artikel 14 van het Communautair Douanewetboek (hiervoor aangehaald). Nu verdachte zijn verklaring dat het horloge in Nederland was gekocht niet ter plekke kon staven met bewijsmiddelen, was de inbewaringneming van het horloge rechtmatig. Daarmee staat vast dat verdachte verplicht was om te voldoen aan de vordering van de verbalisant om, in het kader van die inbewaringneming, zijn paspoort te overleggen, aldus de officier.
Bewijsverweer
3.7 Verdachte bestrijdt de stelling van de douane dat in dit geval op hem de last rustte om te bewijzen dat het horloge in Nederland was aangeschaft. Hij stelt dat hij derhalve niet was gehouden aan het verzoek van de douane om mee te werken aan de inbewaringneming van het horloge en om, ten behoeve van de invulling van het formulier tot inbewaringneming, zijn paspoort te overleggen.
Oordeel van de politierechter: vrijspraak
3.8 Deze zaak betreft de vraag of de douane bevoegd was tot inbewaringneming van het horloge dat verdachte bij zijn terugkeer naar Nederland vanuit de VS om zijn pols droeg en waarvan verdachte bij de douane desgevraagd had verklaard dat het in Nederland was gekocht. De verklaring van verdachte houdt in dat hij stelt dat het horloge een zogenaamd ‘terugkerend goed’ betreft dat bij invoer in de Europese Unie is vrijgesteld van belasting. De vraag is of de bewijslast van de stelling dat het een terugkerend goed betreft op verdachte rustte. Alleen indien deze vraag positief moet worden beantwoord, was de douane bevoegd om op basis van artikel 14 Communautair Douanewetboek nader bewijs te verlangen en om, in afwachting van dat bewijs, het horloge ex artikel 53 van de Douanewet in bewaring te nemen.
3.9 In dit verband is relevant het arrest van de Douanekamer van het Hof Amsterdam d.d. 11 december 2003 (zaak nr. 01/03220 DK, gepubliceerd in Douane Update nr. 2004-0201). Het hof overwoog daarin het volgende:
"6.3 Bij particulieren dient als doel voorop te staan dat het reizen niet ernstig moet worden belemmerd, en dat de bewijslast ten aanzien van de status van goederen, die op het eerste gezicht niet voor handelsdoeleinden zijn bestemd en die naar algemeen gebruik tot een normale bagage of dracht gerekend mogen worden, niet primair op de reiziger mogen drukken. Vanzelfsprekend dient de reiziger aan te geven dat het om terugkerende goederen gaat, waartoe ook het passeren van de "groene doorgang", die belanghebbende in casu volgde, gerekend kan worden. Slechts bij gerede twijfel omtrent de juistheid van de aangifte en aan de hand van objectieve criteria kunnen de douaneautoriteiten die aangifte voorshands niet volgen, en van belanghebbende nader bewijs verlangen.
6.4 In casu hebben de douaneautoriteiten op geen enkele wijze aangegeven dat een toetsing aan objectieve criteria – zoals bijvoorbeeld de aard van de goederen, een redelijke hoeveelheid per reiziger, het doel van de reis en sporen van gebruik – toch als gevolg zou moeten hebben dat de aangifte en de nadere verklaringen van belanghebbende terzijde moeten worden gesteld. (…)
6.5 Gelet op alle feiten en omstandigheden en met inachtneming van het vooroverwogene, komt de Douanekamer tot het oordeel dat er onvoldoende redenen zijn om aan de aangifte en in dat kader bij de douane afgelegde verklaring van belanghebbende te twijfelen. Derhalve moet het er voor worden gehouden dat de litigieuze goederen "terugkerende goederen zijn", die (…) van omzetbelasting bij invoer waren vrijgesteld."
3.10 De politierechter stelt vast dat het geval dat thans voorligt één horloge van het merk Breitling betreft dat verdachte bij terugkomst uit de Verenigde Staten om zijn pols droeg. Naar het oordeel van de politierechter betreft het een goed dat op het eerste gezicht niet voor handelsdoeleinden is bestemd en dat naar algemeen gebruik tot een normale dracht gerekend kan worden. Volgens de hiervoor aangehaalde uitspraak van het Hof Amsterdam mogen de douaneautoriteiten in dat geval slechts aanvullend bewijs verlangen van de stelling dat het goed in Nederland is gekocht, indien er gerede twijfel bestaat over de juistheid van deze stelling, welke twijfel aan de hand van objectieve criteria dient te worden onderbouwd.
3.11 De politierechter constateert dat uit het proces-verbaal van de douane, dat de gang van zaken met betrekking tot de douanecontrole en de aanhouding van verdachte weergeeft, niet blijkt dat de douaneambtenaar, op het moment dat hij het horloge in bewaring wilde nemen, gerede twijfel had omtrent de stelling van verdachte dat het horloge in Nederland was aangeschaft - laat staan dat het proces-verbaal enig objectief criterium vermeldt op basis waarvan hij twijfelde. Reeds op deze grond komt de politierechter tot het oordeel, mede in het licht van het hiervoor aangehaalde arrest van het Hof Amsterdam, dat niet is gebleken dat de douane in het onderhavige geval bevoegd was om van verdachte te vorderen dat hij zou meewerken aan de inbewaringneming van het horloge en dat hij in het kader daarvan zijn paspoort moest overleggen. Ten overvloede merkt de politierechter op dat ook uit de overige stukken van het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken van enig objectief gegeven dat mogelijk aanleiding zou kunnen zijn geweest voor gerede twijfel aan de verklaring van verdachte dat het horloge in Nederland was aangeschaft.
3.12 Op grond van het voorgaande komt de politierechter tot het oordeel dat verdachte niet gehouden was om mee te werken aan de inbewaringneming van zijn horloge en dat hij derhalve ook niet verplicht was om, ten behoeve van de effectuering van die inbewaringneming, zijn paspoort aan verbalisant [verbalisant 1] te overhandigen. Verdachte wordt derhalve vrijgesproken.
4. Beslissing
De politierechter:
Spreekt verdachte vrij van het hem tenlastegelegde.
5. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.J.M. Burg, politierechter,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. Hobo,
en is uitgesproken op 23 november 2007.