i. Met ingang van 13 juni 2006 is [gedaagde] een eenmanszaak onder de naam “Dangerous Goods Training & Consultancy DGT&C” begonnen. Daarna heeft [gedaagde] de naam van die eenmanszaak gewijzigd in: “Gevaarlijke stoffen Training & Advies”.
j. De bedrijfsomschrijving van die eenmanszaak van [gedaagde] luidt: “trainingen en consultancy werkzaamheden o.h.g.v. gevaarlijke stoffen”.
k. Op 6 juli 2006 heeft een functioneringsgesprek plaatsgevonden tussen [YYY] en [gedaagde]. Bij dat gesprek was ook aanwezig [ZZZ] (hierna: [ZZZ]), finance manager.
l. Het verslag van dat gesprek vermeldt onder meer het volgende:
“gespreks onderwerp verbod nevenwerkzaamheden.
[gedaagde] vraagt aan [YYY] of dit verbod ook voor hem geldt, omdat hij zich juist onlangs bij de k.v.k. heeft laten inschrijven om een eigen bedrijf naast DGM op te starten.
[YYY] waarschuwt [gedaagde] dat hij geen nevenwerkzaamheden van [gedaagde] zal tolereren, zodra hij het bewijs heeft dat dit toch gebeurd doordat hij zelf klanten benaderd vanuit zijn eigen bedrijf dan zal ontslag op staande voet volgen.
[gedaagde] meld dat hij geenszins van plan is de nevenwerkzaamheden te staken , hij wil dit alleen wel doen als hij een salarisverhoging krijgt.”
m. Op 6 juli 2006 heeft [gedaagde] onder meer het volgende aan [YYY] geschreven:
“(…)
Voorts deed je een verzoek tot het laten uitschrijven van mijn net opgestarte onderneming. Ik heb je daarbij aangegeven, dat ik dat graag zou doen, wanneer ik de zekerheid zou hebben, dat jij het bedrijf DGM blijvend zou voortzetten en mijn positie verzekerd bleef.
Je gaf mij aan dat je verder geen verkoopactiviteiten meer zou ontplooien.
Ik heb je toen aangegeven, dat ik de volgende deal met je wilde maken. Ik wilde de garantie hebben, dat we op de afgesproken voet verder zouden gaan en dat ik een looncompensatie zou krijgen. Je gaf toen aan dat we in de omstandigheden waarin DGM verkeert, waarbij er hoge kosten worden gemaakt, tegen relatief slechte inkomsten een looncompensatie er tot januari 2007 niet in zou zitten. Ik heb je toen aangegeven, dat ik mijn inschrijving bij de Kvk gestand blijf houden en ik mij zal begeven in de zetting waarin ik het bedrijf ben opgestart.
(…)”
n. Op 7 juli 2006 heeft DGM onder meer het volgende aan [gedaagde] geschreven:
“Naar aanleiding van het gesprek van gisteren en de als gevolg daarvan door jouw opgestelde brief het volgende.
Ik heb gisteren aangegeven dat ik niet zal en kan tolereren dat je in dienst van DGM als nevenverdienste een soortgelijk bedrijf hebt opgezet.
Als ik je brief lees, en dat heb ik nu een keer of 3 gedaan kom ik tot de conclusie dat je ook niet anders wilt.
Ik heb naar jouw aangegeven dat ik geen plannen heb of zal ontwikkelen om DGM te verkopen.
(…)
Jij geeft aan dat je de activiteiten wilt staken als je salarisvergoeding daarvoor krijgt. Om allerlei redenen wil en kan ik daar nu niet op ingaan.
(…)
Ik ga er nog steeds vanuit dat je jouw inschrijving bij de Kvk zult doorhalen en je bijverdienste zult beëindigen.
Als je jouw plannen echter gestand doet ben ik van mening dat het verstandig is de arbeidsovereenkomst met DGM te beëindigen, waardoor dit een gang naar de rechter zal besparen. Ik ben geenszins van plan om mijn Email aangaande bijverdiensten af te zwakken.
Ik zou het vervelend vinden je om een dergelijke reden te moeten ontslaan, alhoewel je het zelf bewust veroorzaakt, en ik ook niet zal twijfelen om het doen.”
o. In een gesprek op 7 augustus 2006 heeft DGM [gedaagde] vervolgens op staande voet ontslagen. Dit ontslag op staande voet is door de gemachtigde van DGM bij brief van 7 augustus 2006 aan [gedaagde] bevestigd. In die brief was onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
Zoals u vandaag door de heer [YYY], bestuurder van cliënte is meegedeeld, bent u op staande voet ontslagen omdat u het in artikel 14 van uw arbeidsovereenkomst neergelegde verbod op nevenwerkzaamheden heeft overtreden.
Het is cliënte gebleken dat u in de Kamer van Koophandel ingeschreven staat met de eenmanszaak “Dangerous Goods Training & Consultancy”. Niet alleen is die naam sterk gelijkend op de naam van de onderneming van cliënte, uw eenmanszaak legt zich bovendien toe op activiteiten die ook tot de werkzaamheden van cliënte behoren. Daarmee staat vast dat het verbod op nevenwerkzaamheden door u is overtreden.
(…)”
p. [gedaagde] heeft de nietigheid van dit ontslag ingeroepen en zich beschikbaar gehouden voor het verrichten van de bedongen arbeid.