zaaknummer / rolnummer: 126871 / HA ZA 06-1024
de naamloze vennootschap
FORTIS ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
voorheen genaamd Amev Schadeverzekering N.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
procureur mr. M.E.M. Vermeij,
[p],
wonende te Y, gemeente Z,
gedaagde,
procureur mr. F.W. Huizinga,
advocaat mr B. Meijer te Uithoorn.
Partijen zullen hierna Fortis en [p] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 oktober 2006;
- het proces-verbaal van comparitie van 12 december 2006.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 24 december 2004 heeft op de a-straat te Amsterdam een aanrijding plaatsgevonden tussen een auto van het merk Toyota (gekentekend [AA-11-BB]), bestuurd door [p], en een auto van het merk Seat (gekentekend [11-CC-DD]), bestuurd door [q]. Beide auto’s zijn bij de aanrijding beschadigd geraakt.
2.2. Een door [q] ingevuld aanrijdingsformulier d.d. 30 december 2004 houdt onder meer het volgende in:
“Voertuig A
(...)
7. Voertuig
(...)
Merk, type Seat Leon
Kenteken/verz.plaat [11-CC-DD]
(...)
11. Zichtbare schade aan voertuig A: rechterachterzijde, bumper, achterlicht
(...)
14. Mijn opmerkingen
Langzaam opgetrokken bij groene stoplicht toen bestuurder B tegen voertuig A botste
(...)
Aansprakelijkheid
Wie is naar uw mening aansprakelijk? Waarom meent u dat?
Bestuurder B reed op de achterbumper. Stoplicht stond op groen. De bestuurder B had eenvoudig de linkerrijstrook kunnen gebruiken omdat hij harder reed en vrij zicht had.”
2.3. [p] heeft het onder 2.2. vermelde aanrijdingsformulier niet (mede)onder-tekend. [p] heeft op het formulier (uitsluitend) vermeld, in vak 14 “Mijn opmerkingen”:
"Niet akkoord”
2.4. Eigenaresse van de Toyota was [r] (hierna: [r]). [r] had de Toyota verzekerd tegen wettelijke aansprakelijkheid als bedoeld in de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (hierna: WAM) bij Fortis (voorheen: Amev). De verzekering liep in elk geval tot februari 2005. In laatstgemelde maand heeft Fortis de verzekering geroyeerd wegens een premieachterstand.
2.5. De eigenaresse van de Seat, GTI Holding N.V., heeft Fortis, als WAM-verzekeraar van de Toyota, aangesproken, waarna Fortis haar voor een bedrag van EUR 4.806,00 heeft schadeloos gesteld. Voormeld bedrag was opgebouwd uit een bedrag van EUR 4.476,96 terzake schade aan de (achterkant van de) auto, een bedrag van EUR 67,05 terzake experti-sekosten en een bedrag van EUR 261,99 terzake bedrijfsschade.
2.6. Bij brieven van 2 februari 2005 en 10 maart 2005 heeft Fortis [r] verzocht om, ter beoordeling van de aansprakelijkheid, het schadeformulier betreffende het ongeval van 24 december 2004 in te vullen en in te sturen.
2.7. Bij brief van 19 maart 2005 heeft [r] aan Amev het volgende geschreven:
“Tot mijn verbazing ontving ik van u een brief over een schade die ik veroorzaakt zou hebben. Dit is er echter gebeurd: op 23 december ‘04 had ik de auto meegegeven aan een kennis van mij om hem diezelfde dag nog naar de sloop te brengen. Buiten mijn weten om is hij in de auto blijven rijden tot 29 dec en toen pas naar de sloop gebracht. Ik stel hem dus verantwoordelijk voor de door u bedoelde schade. Dit is alleen de eerste brief die ik hierover in handen krijg, anders had ik veel eerder kunnen reageren. (...) Ik zal [p] een verklaring hieromtrent laten tekenen.”
2.8. Bij brief van 22 april 2005 heeft Fortis aan [r] het volgende bericht:
“Wij komen terug op uw schrijven van 19 maart 2005 (...). Tot nu toe ontvingen wij van u geen verklaring van [p]. Tevens verzoeken wij u met klem [p] te vragen om een schriftelijke verklaring omtrent de aanrijding. (...)”
2.9. Op 26 april 2005 heeft [r] aan Fortis een door [p] ondertekende verklaring d.d. 22 maart 2005 doen toekomen, welke het volgende inhoudt:
“Hierbij verklaar ik, [p], op 23 december de auto van [r], kenteken [AA-11-BB], heb meegenomen om hem naar de sloop te brengen, diezelfde dag. Echter buiten haar medeweten om, ben ik erin blijven rijden en heb hem pas op de 29e december aangeboden bij de sloop. Eventuele boetes etc. komen dus voor mijn verantwoording, mocht daar sprake van zijn. (...)”
2.10. Bij brief van 9 mei 2005 heeft Fortis aan [p] het volgende bericht:
“Op 24 december 2004 ontstond schade door het (motor-)voertuig van onze verzekerde [r]. Met deze brief stellen wij u aansprakelijk en vragen wij u vriendelijk om de schade aan ons terug te betalen. Wij stellen u aansprakelijk omdat u als niet gemachtigde bestuurder achterop een andere auto bent gereden.(...)”
2.11. Bij brief van 9 juni 2005 heeft Fortis aan [p] het volgende bericht:
“(...) Tot nu toe ontvingen wij van u geen betaling of reactie op onze brief. Wij verzoeken u thans dringend om voor 9 juli 2005 de betaling aan ons te voldoen of anders telefonisch of schriftelijk te reageren. (...)”
2.12. Bij brief van 1 november 2005 heeft [r] aan Fortis het volgende geschreven:
“U stelt dat ik aangifte bij de politie heb gedaan. Dit is niet het geval, omdat ik de auto aan de heer [p] meegegeven had om hem naar de sloop te brengen, wat dicht bij zijn huis is. Hij zou dit diezelfde dag gelijk doen. Hij is echter in de auto blijven rijden voor een aantal dagen en heeft toen de aanrijding gemaakt. Hij heeft mij hier niets over verteld en ik moest dit pas horen na een briefwisseling met u. Hij heeft beloofd de verantwoording voor dit feit te dragen.”
2.13. Bij brief van 10 november 2005 heeft Fortis aan [p] het volgende bericht:
“Helaas hebben wij moeten constateren dat u tot op heden op geen enkele wijze hebt gereageerd op onze brieven van 9 mei 2005 en 9 juni 2005. U zult begrijpen dat wij deze zaak niet op zijn beloop kunnen laten. (...)”
2.14. Bij brieven van 27 december 2005 en 29 maart 2006 hebben R. Korving c.s., gerechtsdeurwaarders, namens Fortis, [p] gesommeerd de veroorzaakte schade te voldoen.
2.15. Bij brief van 3 december 2006 heeft [r] aan de advocaat van [p] het volgende bericht:
“In antwoord op uw brief het volgende: [p] heeft de auto met mijn goedkeuring meegekregen maar wel met als doel dat hij hem naar de sloop zou brengen. (...)”
2.16. De toepasselijke rubrieksvoorwaarden van de afgesloten verzekering (rubriek verkeer; aansprakelijkheid voor gekentekende motorrijtuigen) houden onder meer het volgende in:
“(...)
artikel 1
Begripsomschrijvingen
In deze voorwaarden wordt verstaan onder:
1.1 Verzekerde
a. de verzekeringnemer;
b. ieder ander die eigenaar, bezitter of houder van het motorrijtuig is;
c. de bestuurder en de passagiers van het motorrijtuig, mits zij daarvan met toestemming van één van de onder a of b genoemde verzekerden gebruik maken;
d. (...)
(...)
artikel 2
Omvang van de dekking
2.1 Aansprakelijkheid/schade
Verzekerd is de aansprakelijkheid van de verzekerden voor schade aan personen en zaken veroorzaakt door of met het motorrijtuig
(...)
artikel 5
Verhaalsrecht
Indien Amev uit hoofde van de W.A.M. (...) verplicht is een benadeelde schadeloos te stellen, terwijl die plicht volgens andere wettelijke bepalingen of de voorwaarden van deze verzekering ontbreekt, behoudt Amev zich een verhaalsrecht voor. Amev heeft in die gevallen het recht het verschuldigde -vermeerderd met de gemaakte kosten- terug te vorderen van de jegens de benadeelde aansprakelijke verzekerde, alsmede van de verzekeringnemer.
(...)”
3. Het geschil
3.1. Fortis vordert samengevat - veroordeling van [p] tot betaling van EUR 5.881,31, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [p] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Fortis baseert haar vordering op het bepaalde in artikel 15 lid 1 WAM juncto artikel 1.1. onder c van de toepasselijke rubrieksvoorwaarden. Zij stelt daartoe dat de de aansprakelijkheid voor de door het ongeval van 24 december 2004 veroorzaakte schade niet was gedekt door de met [r] gesloten verzekering, omdat [p] ten tijde van dat ongeval zonder toestemming van [r] in de auto reed.
4.2. [p] betwist dat hij zonder toestemming in de auto reed. Weliswaar was met [r] besproken dat [p] de auto op 23 december 2004 naar de sloop zou brengen, maar dit betekent nog niet, aldus [p], dat het gebruik van de auto na die dag kan worden geduid als gebruik zonder toestemming. Volgens [p] was de afspraak met [r] niet van dien aard dat hij de auto niet een dag later naar de sloop zou mogen brengen.
4.3. Niet in geschil is dat [r] en [p] hadden afgesproken dat [p] de auto van [r] op 23 december 2004 naar de sloop zou brengen. In het midden kan blijven of [r] het ook goed zou hebben gevonden als [p] de auto een dag later naar de sloop zou hebben gebracht. Vast staat immers dat [p] de auto niet één dag later, maar pas op 29 december 2004 naar de sloop heeft gebracht. Dat [p] ten tijde van het ongeval op weg was naar de sloop is niet gesteld of gebleken. Daar komt bij dat [r], blijkens haar hiervoor onder 2.7, 2.12 en 2.15 weergegeven brieven, de auto aan [p] heeft meegegeven met het doel deze naar de sloop te brengen. [p] heeft dit ook niet betwist. Uit niets blijkt dat [r] [p] toestemming heeft gegeven ook met een ander doel met de auto te rijden. Van een achteraf verkregen toestemming is evenmin gebleken. Uit het feit dat [r] geen aangifte bij de politie heeft gedaan, valt dat in elk geval niet af te leiden. Voor zover [p] bedoeld heeft te stellen dat hij ook toestemming had om met een ander doel van de auto gebruik te maken, gaat de rechtbank aan die stelling, als zijnde onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd, voorbij.
4.4. Uit het voorgaande volgt dat Fortis er terecht van is uitgegaan dat [p] ten tijde van het ongeval de auto zonder toestemming van [r] gebruikte. Daarmee valt [p] buiten het begrip verzekerde als omschreven in artikel 1.1 van de toepasselijke rubrieksvoorwaarden, zodat terzake van zijn aansprakelijkheid, gelet op het bepaalde in artikel 2 van de toepasselijke rubrieksvoorwaarden, ook geen dekking bestaat.
4.5. Ondanks het ontbreken van dekking heeft Fortis, daartoe gehouden op grond van het bepaalde in de artikelen 3, 6 en 11 WAM, de benadeelde schadeloos gesteld. [p] bestrijdt dat Fortis het aldus uitgekeerde bedrag op hem kan verhalen. Hij voert daartoe aan dat hij te goeder trouw mocht aannemen dat zijn aansprakelijkheid door een verzekering was gedekt, zodat niet is voldaan aan de voorwaarde die artikel 15 WAM stelt voor verhaal op een ander dan de verzekeringnemer.
4.6. Met Fortis is de rechtbank van oordeel dat, nu is komen vast te staan dat [p] zonder toestemming van [r] van de auto gebruik maakte, hij er in beginsel niet van mocht uitgaan dat zijn aansprakelijkheid door een verzekering was gedekt. Bijzondere omstandigheden op grond waarvan dit anders zou zijn, zijn niet gesteld of gebleken. Nu van goede trouw aan de zijde van [p] geen sprake is, is voldaan aan de voorwaarde die artikel 15 WAM stelt voor verhaal op een ander dan de verzekeringnemer.
4.7. [p] heeft voorts bestreden dat hij aansprakelijk is voor het ongeval. Volgens [p] is hij niet met de Toyota achterop de Seat gebotst, maar is de Seat achteruit gereden en daarbij op de Toyota gebotst.
4.8. Fortis acht het verweer van [p] aangaande de toedracht van het ongeval tardief. Fortis wijst erop dat [p] pas bijna twee jaar na het ongeval met zijn (afwijkende) lezing van de toedracht is gekomen. Fortis wijst er voorts op dat zij [p] verscheidene keren heeft aangeschreven en hem diverse keren heeft verzocht een aanrijdingsformulier in te dienen, maar dat hij dat niet heeft gedaan en dat hij ook overigens niet heeft gereageerd. Fortis stelt dat zij gedaan heeft wat zij kon doen om [p] te laten reageren, maar dat zij zelf ook werd aangesproken door de (verzekeraar van de) benadeelde en dat zij daarop moest reageren. Bij gebreke van andere informatie aangaande de toedracht van het ongeval kon Fortis niet anders dan uitgaan van de lezing van de bestuurder van de Seat en diende zij dan ook tot uitkering over te gaan.
4.9. De rechtbank deelt het standpunt van Fortis dat het verweer tardief is. Op zichzelf is juist, zoals de advocaat van [p] ter comparitie heeft betoogd, dat indien [p] niet wordt aangemerkt als verzekerde, op hem ook geen contractuele verplichting rust tot het verstrekken van inlichtingen. Dat neemt echter niet weg dat het, gelet op de door Fortis gestelde feiten en omstandigheden, welke door [p] niet zijn weersproken, jegens Fortis niet redelijk en billijk zou zijn, indien nu alsnog op het verweer van [p] zou moeten worden ingegaan. De rechtbank betrekt daarbij mede dat [p], die in weerwil van het bepaalde in het tussenvonnis van 4 oktober 2006 niet in persoon ter comparitie is verschenen, zijnerzijds geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die een verklaring (of rechtvaardiging) kunnen vormen voor het feit dat hij niet op de verzoeken van Fortis heeft gereageerd. Het is de rechtbank ook niet duidelijk geworden waarom [p] zijn lezing van de toedracht van het ongeval niet in zijn verklaring van 22 maart 2005 heeft opgenomen. Het moet [p] toen inmiddels duidelijk zijn geweest dat Fortis, contracts-partner of niet, er belang bij had duidelijkheid te verkrijgen omtrent de toedracht van het ongeval.
4.10. [p] heeft voorts aangevoerd dat de schade die zich volgens de reparatienota aan de zijkant van de auto bevond, niet door de aanrijding veroorzaakt kan zijn. Nu Fortis terzake van de schade aan de zijkant van de auto echter geen vergoeding heeft uitgekeerd en de onderhavige verhaalsvordering (dus) ook geen bedrag daarvoor omvat, kan in het midden blijven wat er zij van deze stelling van [p].
4.11. Voor het overige acht de rechtbank de betwisting door [p] van de omvang van de schade aan de auto, gelet op het door Fortis in het geding gebrachte schaderapport d.d. 4 januari 2005 en het aanvullende rapport d.d. 14 maart 2005, onvoldoende gemotiveerd, zodat zij daaraan voorbij zal gaan.
4.12. Het voorgaande brengt mee dat de gevorderde hoofdsom ad EUR 4.806,00 kan worden toegewezen.
rente en buitengerechtelijke kosten
4.13. De gevorderde rente, alsmede de gevorderde vergoeding van gemaakte buiten-gerechtelijke kosten ad EUR 765,22 zullen, als niet bestreden, eveneens worden toegewezen.
4.14. [p] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van Fortis op:
- dagvaarding EUR 90,82
- vast recht 296,00
- salaris procureur 768,00 (2 punten x tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 1.154,82
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [p] om aan Fortis te betalen een bedrag van EUR 5.881,31 (vijfduizend achthonderd eenentachtig euro en eenendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het nog niet betaalde deel van het bedrag van EUR 4.806,00 vanaf 17 juli 2006 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [p] in de proceskosten, aan de zijde van Fortis tot op heden begroot op EUR 1.154,82,
5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Warmerdam en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2007.?