1. Hollandspoor houdt zich bezig met werkzaamheden voor derden die betrekking hebben op het veilig werken aan de infrastructuur van de spoorrails, zoals bovenleidingen.
2. [gedaagde] is op 1 februari 2005 bij Hollandspoor in dienst getreden voor de duur van 1 jaar, in de functie van bedrijfsleider.
3. Artikel 10 lid 1 van de ter zake opgestelde schriftelijke arbeidsovereenkomst bevat een concurrentiebeding dat [gedaagde] verbiedt om zonder schriftelijke toestemming van Hollandspoor gedurende de arbeidsovereenkomst alsook gedurende een periode van 24 maanden na het einde daarvan “binnen Europa een onderneming, zoals werkgever drijft ten tijde van de arbeidsovereenkomst, in welke vorm dan ook te drijven of doen drijven, direct of indirect, of daarbij op andere wijze rechtstreeks of zijdelings betrokken te zijn, zelfstandig of in dienstbetrekking of anderszins, hetzij tegen een vergoeding, hetzij om niet”.
4. Ingevolge lid 2 van artikel 10 wordt per overtreding van het bepaalde in lid 1 een boete van € 10.000,00 verbeurd.
5. Lid 4 van artikel 10 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Bij het niet verlengen van het arbeidscontract door de werkgever komt artikel 10 Lid 1 van het concurrentiebeding te vervallen.
Voor Lid 1 treedt de volgende bepaling in de plaats. Het is werknemer zonder schriftelijke toestemming van de werkgever verboden om gedurende 24 maanden na beëindiging van de dienstbetrekking […] soortgelijke werkzaamheden en/of diensten als werkgever aanbied, aan te bieden aan relaties van werkgever of op enigerlijwijze hierbij betrokken te zijn.”
6. Lopende het dienstverband heeft B. van der Veen (hierna: Van der Veen), directeur van Hollandspoor, met [gedaagde] gesproken over een eventuele overname van Hollandspoor door [gedaagde].
7. Op 1 februari 2006 zijn partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan.
8. Artikel 10 lid 1 van de ter zake opgestelde schriftelijke arbeidsovereenkomst bevat hetzelfde concurrentiebeding als de eerste arbeidsovereenkomst, eveneens op verbeurte van een boete van € 10.000,00 per overtreding (lid 2). Aan de tekst van lid 4 van artikel 10 is de volgende zinsnede toegevoegd:
“Lid 1 t/m 4 zijn op dit contract niet van toepassing.”
9. Hollandspoor heeft [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om gedurende de arbeidsovereenkomst op haar kosten een opleiding op het gebied van het onderhoud van bovenleidingen te volgen. [gedaagde] heeft diverse cursussen op dat gebied gevolgd.
10. Begin juni 2007 heeft [gedaagde] besloten af te zien van de overname van Hollandspoor.
11. Op 24 juni 2007 heeft de bij Hollandspoor werkzame [xxx] (hierna: [xxx]) zijn ontslag ingediend. [xxx] is tot 1 september 2007 werkzaam geweest voor Hollandspoor.
12. Op 29 juni 2007 heeft [gedaagde] zijn ontslag ingediend. Partijen zijn overeengekomen dat 13 juli 2007 de laatste werkdag van [gedaagde] zou zijn.
13. Bij brief van 4 juli 2007 heeft Van der Veen onder meer het volgende aan [gedaagde] medegedeeld:
“Voor de goede orde attenderen wij u op het […] concurrentiebeding dat onderdeel uitmaakt van uw arbeidsovereenkomst (contract onbepaalde tijd) […].
De brief is niet door [gedaagde] voor akkoord ondertekend.
14. Op 16 juli 2007 heeft [gedaagde] de door hem gedreven onderneming Flexco Rail (hierna: Flexco) in het handelsregister van de Kamers van Koophandel laten inschrijven. Blijkens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel van 24 juli 2007 houdt Flexco zich bezig met “het verlenen van diensten op het gebied van veiligheid en beveiliging met name op en nabij het spoor”.
15. Bij e-mail van 23 juli 2007 heeft [yyy], coördinator externe resources van VolkerRail onder meer het volgende aan Van der Veen medegedeeld:
“([gedaagde]) heeft mij afgelopen vrijdag nog benaderd met zijn ervaring die hij opgedaan heeft binnen de werken […]”
16. Bij brief van 27 juli 2007 heeft de toenmalig gemachtigde van Hollandspoor [gedaagde] gesommeerd tot betaling van een boete van € 10.000,00 in verband met de overtreding van het concurrentiebeding en tot het staken van de concurrerende werkzaamheden.
17. Daarop heeft de gemachtigde van [gedaagde] bij brief van 6 augustus 2007 onder meer het volgende geantwoord:
“Partijen zijn bij aanvang van de laatste arbeidsovereenkomst […] uitdrukkelijk overeengekomen dat er geen concurrentiebeding zou worden overeengekomen. Dit staat ook vermeld in de arbeidsovereenkomst, te weten in artikel 10 laatste zin.”
18. Bij brief van 21 augustus 2007 heeft de gemachtigde van Hollandspoor [gedaagde] nogmaals gesommeerd de werkzaamheden van Flexco Rail te staken, opgave te doen van uitgevoerde werkzaamheden en uitgebrachte offertes en een bedrag van € 390.000,00 te betalen uit hoofde van verbeurde boetes, onder aansprakelijkstelling van [gedaagde] voor door Hollandspoor geleden en te lijden schade ten gevolge van het overtreden van het concurrentiebeding althans het plegen van onrechtmatige concurrentie door [gedaagde].
19. Bij e-mail van 28 augustus 2007 heeft [gedaagde] aan [zzz] (hierna: [zzz]), hoofd inkoper bij BAM, informatie doorgegeven met betrekking tot de door hemzelf en [xxx] uit te oefenen functies op het gebied van bovenleidingen.
20. Bij e-mail van 11 september 2007 heeft [zzz] aan [AAA], hoofd planner van BAM, onder meer het volgende bericht:
“Mochten de mannen van Flexcorail nodig zijn hoor ik het graag.”
21. Bij e-mail van 10 oktober 2007 heeft de bij Lankelma Geotechniek Zuid B.V. (hierna: Lankelma) werkzame [BBB] onder meer het volgende aan [gedaagde] medegedeeld:
“Je mag deze mail opvatten als een “letter of intent” van Lankelma Geotechniek Zuid b.v., d.w.z. mocht formele opdracht onverhoopt worden afgeblazen, dan kan je sowieso de tot dan toe gemaakte kosten in rekening brengen.”