ECLI:NL:RBHAA:2007:BB6062

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
19 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
123871 / HA ZA 06-598
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De juridische beoordeling van de multi level marketing distributiemethode van WIN Worldwide B.V. in relatie tot de Wet op de kansspelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 19 september 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en WIN Worldwide B.V. De kern van het geschil betreft de vraag of de multi level marketing (MLM) distributiemethode van WIN moet worden aangemerkt als een (verkapt) piramidespel in de zin van de Wet op de kansspelen. Eiser, die zich als distributeur had ingeschreven bij WIN, vorderde onder andere de nietigheid van de overeenkomsten op grond van strijd met de wet en de goede zeden. Hij stelde dat de organisatie van WIN in wezen een piramidespel was, waarbij de focus lag op het werven van nieuwe distributeurs in plaats van op de verkoop van producten.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de structuur van de WIN-organisatie en de wijze waarop distributeurs worden aangetrokken en beloond. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er elementen van een piramidespel aanwezig waren, de organisatie ook gericht was op de verkoop van producten tegen een reële prijs. Dit leidde tot de conclusie dat de organisatie niet uitsluitend gericht was op het werven van nieuwe distributeurs, wat essentieel is voor de kwalificatie als piramidespel.

Daarnaast heeft de rechtbank de argumenten van eiser over de schending van de Colportagewet en onrechtmatige daad behandeld. Eiser stelde dat hij misleid was door WIN en dat de informatie die hij ontving over de organisatie en de bijbehorende kosten niet volledig was. De rechtbank oordeelde echter dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd om zijn claims te onderbouwen. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser afgewezen en de zaak aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht - Meervoudige kamer
zaaknummer / rolnummer: 123871 / HA ZA 06-598
Vonnis van 19 september 2007
in de zaak van
[EISER],
wonende te Z,
eiser,
procureur mr. J.W. Spanjer,
advocaat mr. P.H.A. Mulder te Enschede,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WIN WORLDWIDE B.V.,
statutair gevestigd te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde,
procureur mr. M. Middeldorp,
advocaat mr. dr. D.J.B. Bosscher te Amsterdam..
Partijen zullen hierna [eiser] en WIN genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 september 2006 en de in dat vonnis genoemde gedingstukken
- de akte overlegging productie van WIN
- het proces-verbaal van comparitie van 28 november 2006
- de conclusie van repliek, met producties
- de conclusie van dupliek, met één productie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. WIN is een lokaal kantoor van de Wellness International organisatie, de “WIN-organisatie”. Dit is een multi level marketing (MLM) organisatie, die zich - kort gezegd - bezig houdt met de verkoop van voedingssupplementen en gezondheidsproducten via een systeem van (onafhankelijke) distributeurs. WIN is circa 14 jaar geleden in Nederland geïntroduceerd door [p] (hierna: [p]). In Nederland zijn ongeveer 5000 distributeurs actief. WIN wordt bestuurd door [q] (hierna ook: [q]) en zijn echtgenote.
2.2. De WIN-organisatie kent een gelaagd systeem van distributeurs met verschillende posities, te weten de startpositie van associate, vervolgens de posities van manager, executive, director, regent, double regent en uiteindelijk presidential round table (PRT). In laatstgenoemde positie kan de distributeur binnen zijn distributeurschap een ander distributienetwerk opzetten. De PRT-distributeur kan nieuwe distributeurs aanbrengen door aan hen een deel van zijn voorraad WIN-producten te verkopen. Hij ontvangt, als initiële distributeur (upline), provisie van WIN over de eigen verkopen en over de verkopen van de door hem aangebrachte, ondergelegen distributeurs (downline). Om de positie van PRT te verkrijgen dient de distributeur 200.000 vastgestelde producthoeveelheden volume points earned (VPE) in te kopen ter waarde van ongeveer EUR 146.000,-.
2.3. [eiser] is via een kennis, [r] (hierna: [r]), in contact gekomen met WIN. Tijdens een bijeenkomst van WIN op 22 en 23 november 2003 heeft [eiser] zich door middel van een aanvraagformulier ingeschreven als distributeur van WIN, na betaling van EUR 99,-. De overeenkomst tussen partijen is neergelegd in het in de Engelse taal opgestelde “WIN Holland Internet Distributor Application & Agreement form”. Op dat formulier zijn de “Terms of Agreement” van WIN vermeld en wordt verwezen (onder 1.3) naar de “Rules & Regulations” van WIN. Het formulier is door [eiser], zijn vrouw en [r] ondertekend. [eiser] heeft zijn distributeurschap in 2004 en 2005 verlengd door gebruikmaking van het aanvraagformulier.
2.4. Na zijn inschrijving heeft [eiser] van WIN het “Win System for Success” ontvangen, bestaande uit een cd met verkooptrainingen, instructies en de reglementen van de WIN organisatie, waaronder het “Compensation Plan”. Daarnaast is een “My Win Webpage” (MMWP) voor [eiser] aangemaakt.
2.5. [eiser] had het voornemen om (direct) PRT-distributeur te worden. Daartoe heeft hij in november 2003 in totaal 40.000 VPE en vervolgens in december 2003 160.000 VPE gekocht ter waarde van EUR 177.779,38 netto. In januari 2004 heeft [eiser] de positie van PRT verkregen.
2.6. In juni 2004 heeft [eiser] een nieuwe distributeur aangebracht, [s].
2.7. In december 2004 heeft [eiser] een gesprek gehad met [p] over het naar zijn mening tegenvallende resultaat van zijn distributeurschap en de (financiële) zorgen die de deelname aan WIN voor hem met zich bracht.
2.8. In het voorjaar van 2005 heeft [eiser] een aantal activiteiten ondernomen om nieuwe distributeurs te werven. Dit heeft niet tot resultaat geleid.
2.9. Bij brief van 16 december 2005 heeft [eiser] onder meer aan WIN bericht, zakelijk weergegeven, dat de WIN-organisatie bij Nederlandse wet verboden is en dat hij heeft besloten “to terminate any activity with regard to WIN, to terminate all agreements and to claim the financial losses as damage”.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert na wijziging van zijn eis - samengevat - bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. primair:
te verklaren voor recht dat de overeenkomst(en) tussen partijen nietig zijn op grond van artikel 3:40 BW wegens strijd met de wet en/of de goede zeden en/of de openbare orde,
subsidiair:
de overeenkomsten te vernietigen op grond van artikel 3:40 BW wegens strijd met de wet en/of de goede zeden en/of de openbare orde,
meer subsidiair:
de overeenkomsten te vernietigen op grond van dwaling,
II. alsmede - zowel op grond van het primair, subsidiair en meer subsidiair gestelde - WIN te veroordelen, voor zover de schade niet reeds op grond van de vernietiging van de overeenkomsten door WIN aan [eiser] dient te worden voldaan, om aan [eiser] te voldoen:
1. de schade ter zake van inkoop van producten begroot op EUR 87.713,-, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen vergoeding;
2. de schade vanwege gemaakte bedrijfskosten begroot op EUR 46.418,-, althans een door de rechtbank in goede justitie te beaplen vergoeding;
3. de schade vanwege gemiste inkomsten uit interimopdrachten begroot op EUR 45.000,-;
4. de schade wegens gederfde inkomsten uit de door [eiser] geëxploiteerde reisorganisatie begroot op EUR 37.000,-;
alle bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 december 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;
III. uiterst subsidiair:
WIN te veroordelen, op grond van onrechtmatige daad, om aan [eiser] te voldoen:
1. de schade ter zake van inkoop van producten begroot op EUR 87.713,-, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen vergoeding;
2. de schade vanwege gemaakte bedrijfskosten begroot op EUR 46.418,-, althans een door de rechtbank in goede justitie te beaplen vergoeding;
3. de schade vanwege gemiste inkomsten uit interimopdrachten begroot op EUR 45.000,-;
4. de schade wegens gederfde inkomsten uit de door [eiser] geëxploiteerde reisorganisatie begroot op EUR 37.000,-;
alle bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 december 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. één en ander met veroordeling van WIN in de kosten van de procedure.
3.2. Daarnaast verzoekt [eiser] - bij conclusie van repliek - de rechtbank om WIN grond van artikel 162 lid 1 Rv te bevelen de relevante bescheiden inzake de omzetgegevens en de boekhouding over te leggen, waaruit zal blijken dat de WIN-producten te duur en niet reëel zijn, dat de producten met name door nieuwe distributeurs zijn aangekocht en wie uiteindelijk de gelden uitbetaald krijgt.
3.3. [eiser] legt - samengevat - de volgende stellingen aan zijn vordering ten grondslag.
De organisatie van WIN komt qua inhoud en doel overeen met het piramidespel. De piramides in de WIN-organisatie werken als een zogenoemde omzetverdiedubbelaar. [eiser] is door WIN, althans haar distributeurs, geworven voor de deelname daaraan. Doel was het behalen van voordeel uit de inleg door latere distributeurs. De organisatie is niet gericht op de verkoop van de producten. Primair stelt [eiser] dat WIN aldus heeft gehandeld in strijd met de Wet op de kansspelen, subsidiair dat zij heeft gehandeld in strijd met de Colportagewet. Meer subsidiair stelt [eiser] dat hij bij het aangaan van de overeenkomsten met WIN heeft gedwaald omtrent de feiten en omstandigheden inzake de organisatie van WIN. Bij een juiste voorstelling van zaken zou [eiser] de overeenkomsten met WIN nooit hebben gesloten. De overeenkomsten tussen partijen zijn derhalve nietig, althans vernietigbaar. Voor het geval de rechtbank besluit de overeenkomsten niet nietig te verklaren of te vernietigen, stelt [eiser] dat de algemene voorwaarden van WIN niet van toepassing zijn op de overeenkomsten. De algemene voorwaarden zijn onredelijk bezwarend jegens [eiser]. WIN heeft ook onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld door hem nooit de ware bedoeling van de georganiseerde bijeenkomsten mee te delen. Hij is door WIN misleid tot het doen van investeringen, opgelicht en op grond van onjuiste mededelingen bespeeld. Hij heeft daardoor de gevorderde schade geleden. WIN is gehouden deze schade aan hem te vergoeden.
3.4. WIN voert - samengevat - het volgende verweer.
WIN drijft een multi level marketing organisatie, gericht op de verkoop van de producten. Deze hebben ook een reële prijs. Noch de Wet op de kansspelen noch de Colportagewet zijn van toepassing op de overeenkomsten met [eiser]. Voor het geval de Colportagewet van toepassing is, betwist WIN dat deze wet door haar is geschonden. De Colportagewet geldt bovendien alleen voor de distributieovereenkomst en niet voor de nadien gesloten overeenkomst tot aankoop van producten. WIN betwist dat de gestelde schade aan haar is toe te rekenen en dat zij [eiser] onjuiste mededelingen heeft gedaan of informatie voor hem heeft achtergehouden. Van een aan WIN toe te rekenen dwaling van [eiser] is geen sprake. De met [eiser] gesloten overeenkomsten zijn derhalve nietig noch vernietigbaar. WIN betwist voorts dat zij onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld en dat zij tot schadevergoeding gehouden is. WIN betwist ook (de omvang van) de gestelde schade.
4. De beoordeling
Wet op de kansspelen
4.1. Kern van het geschil tussen partijen vormt het antwoord op de vraag of de multi level marketing distributiemethode van WIN moet worden geacht een (verkapt) piramidespel te zijn in de zin van artikel 1 a van de Wet op de kansspelen.
4.2. De rechtbank stelt onder verwijzing naar hetgeen daaromtrent is vermeld in de Memorie van Toelichting op de wijziging van de Wet op de kansspelen van 1997 - met partijen - voorop dat het onderscheid dat tussen piramidespelen in de zin van de Wet op de kansspelen enerzijds en multi level marketing (MLM) anderzijds wordt gemaakt, verband houdt met hun doel. MLM is - kort gezegd - een verkoopmethode, waarbij deelnemers producten inkopen voor een reële prijs teneinde ze met winst te verkopen en waarbij een te behalen voordeel in de vorm van een bonus, provisie of omzetpercentage dient om de verkoop te bevorderen. Bij een piramidespel betalen de deelnemers - kort gezegd - (uitsluitend) om het recht te verkrijgen tot deelname aan een organisatie of tot het werven van nieuwe deelnemers.
4.3. Uit de gedingstukken komt naar voren dat WIN - in ieder geval mede - is gericht op de verkoop van haar producten en niet - slechts - op het werven van nieuwe distributeurs. Nieuwe distributeurs kunnen in de organisatie stappen na aankoop van de producten van WIN en nieuwe aankopen kunnen pas worden gedaan als 70% van de voorraad producten is verkocht. Het systeem van WIN sluit niet uit dat de deelnemers zich (met name) richten op de verkoop van producten. Gebleken is ook niet dat wordt verdiend uitsluitend op het inschrijven of aanbrengen van potentiële distributeurs. In zoverre kan dus niet worden gezegd dat sprake is van een piramidespel als bedoeld in de Wet op de kansspelen. De omstandigheid dat [eiser] (en mogelijk meerdere distributeurs) zelf slechts het doel had(den) om geld te verdienen door de omzet van door hem/hen te werven nieuwe distributeurs, maakt de aard van de WIN-organisatie niet anders.
4.4. Echter, vast staat ook dat in het systeem van WIN commissies, bonussen of provisies (hierna ook: commissies) kunnen worden verdiend over de aankopen (of omzet) van de onderliggende distributeurs (de downline). Om in aanmerking te komen voor deze commissies dient een distributeur zich door de aankoop van producten een status te verwerven en zich vervolgens maandelijks te “kwalificeren” door inkoop van de distributeur zelf of van zijn onderliggende distributeurs. Verkoop door een distributeur aan een nieuwe, aan hem onderliggende distributeur, is toegestaan tot een maximum van de helft van de inkoop van de nieuwe distributeur. Deze constructie sluit niet uit dat de organisatie van WIN in overwegende mate is gericht op het werven van nieuwe distributeurs om aldus voordeel te behalen dat afhankelijk is van de inleg van die nieuwe distributeurs, waarbij de inkoop van producten niet zozeer strekt tot het aanleggen van een voorraad, maar tot het verkrijgen van een recht op commissies. In laatstbedoeld geval kan sprake zijn van een piramidespel, niettegenstaande het in overweging ?4.3 overwogene.
4.5. Of de verkoop van producten centraal staat of veeleer de werving van nieuwe distributeurs, hangt onder meer hiervan af of uit de verkoop van de producten van WIN aan eindgebruikers de marketingkosten zich laten terugverdienen. De rechtbank acht daarbij, anders dan [eiser], niet beslissend of de prijzen van de WIN-producten te hoog zijn vergeleken met andere producten op de markt. Het gaat er immers om of de omzet binnen de organisatie van WIN dient om de verkoop van de WIN-producten aan eindgebruikers te bevorderen, zoals bij een MLM organisatie het geval is, of om voordeel te behalen dat afhankelijk is van de deelname van latere distributeurs, zoals bij een piramidespel eerder het geval is. Indien dus de als marketingkosten aan te merken commissies aan uplines in de prijs van de te verkopen producten van WIN zijn verdisconteerd en deze moeten worden betaald uit de opbrengst van de verkoop van de producten aan eindgebruikers, terwijl bovendien de omzet en winst uit verkoop aan eindgebruikers zodanig is dat deze marketingkosten zich daadwerkelijk laten terugverdienen, mag worden aangenomen dat de (MLM)organisatie van WIN niet alleen is gericht op, maar ook dient om de verkoop van de producten te bevorderen. In dat geval is van een (verkapte) vorm van een piramidespel in de zin van de Wet op de kansspelen geen sprake.
4.6. De rechtbank behoeft in dit verband nadere inlichtingen over de prijsstelling van de producten, over de omzet en over de kosten, zodanig gepresenteerd dat de hiervoor geformuleerde criteria inzichtelijk zijn. Die informatie laat zich, anders dan WIN heeft aangevoerd, niet verschaffen door het verhoor van distributeurs, nog daargelaten dat een getuigenverhoor vooreerst dient tot bewijs van gestelde feitelijkheden en niet ter informering van de rechtbank. Het ligt bovendien op de weg van WIN om ter motivering van haar betwisting van de stellingen van [eiser] deze informatie te verschaffen, teneinde aanknopingspunten te leveren voor eventuele bewijslevering. De rechtbank merkt daarbij op dat de verlangde inlichtingen controleerbaar moeten zijn, dan wel gecontroleerd door bijvoorbeeld een onafhankelijke registeraccountant. De rechtbank zal WIN in de gelegenheid stellen deze gegevens bij akte in het geding te brengen, dan wel bij akte aan te geven welke gegevens zij in het geding zal brengen met vermelding van de wijze waarop zij dit - in verband met het mogelijk vertrouwelijke karakter daarvan - wenst te doen. [eiser] zal hierop bij antwoordakte kunnen reageren.
4.7. Met het voorgaande is het belang van [eiser] bij zijn verzoek ex artikel 162 Rv komen te ontvallen. De rechtbank wijst dit verzoek derhalve af.
4.8. Vooruitlopend op de aktewisseling tussen partijen overweegt de rechtbank - reeds thans - het volgende.
Colportagewet
4.9. De rechtbank is, met [eiser], van oordeel dat de distributeurs die hem hebben aangebracht, zijn aan te merken als colporteurs in de zin van de Colportagewet (Cw). Zij hebben immers - handelend in de uitoefening van een beroep of bedrijf - tijdens een bijeenkomst van WIN onder aanprijzing van het systeem en de organisatie van WIN getracht om [eiser] te bewegen tot het sluiten van een distributieovereenkomst met die organisatie. Daarbij is [eiser], gelijk WIN betoogt, weliswaar niet aan te merken als particulier, voor zover dit begrip zou moeten worden opgevat als consument, maar kan, gelet op de met de Colportagewet beoogde bescherming, daaraan in zoverre reflexwerking worden toegekend dat [eiser], die als zelfstandige van een particulier nauwelijks te onderscheiden is, zich op de bepalingen van deze wet kan beroepen. [eisers] opleidingen en werkervaring maken dat niet anders.
4.10. [eiser] stelt dat de distributeurs noch de andere deelnemers hem hebben meegedeeld wat de feitelijke bedoeling van de bijeenkomsten was en dat derhalve is gehandeld in strijd met artikel 7 lid 1 Cw. De rechtbank passeert deze stelling. Vaststaat dat [eiser] is meegekomen met zijn kennis [r]. [eiser] stelt zelf dat hij daarvoor reeds met [r] heeft gesproken over de mogelijkheden om toe te treden tot de organisatie van WIN, haar werkwijze en beloningsstructuur. Volgens [eiser] bleef hij daarover vragen houden en heeft hij vervolgens om meer duidelijkheid te verkrijgen de bijeenkomst van WIN bezocht. Het moet hem in deze situatie voldoende duidelijk zijn geweest dat de bijeenkomst (ook) diende om de aldaar aanwezigen, waaronder [eiser], te bewegen om tot de WIN-organisatie toe te treden. In deze omstandigheden kan [eiser] niet aan WIN tegenwerpen dat zij in strijd met artikel 7 Cw zou hebben gehandeld.
4.11. [eiser] doet voorts een beroep op schending van artikel 8 Cw. Hij stelt dat hij een afnameverplichting ad EUR 177.778,38 is aangegaan voor de aankoop van pillen ter verkrijging van de PRT-positie en dat de colporteurs hebben moeten beseffen dat een dergelijk groot bedrag buitensporig was, dat dit de draagkracht van [eiser] als particulier ver te boven ging en dat dit nooit zou kunnen worden terugverdiend laat staan tot winsten leiden. WIN heeft dit gemotiveerd weersproken. Ondanks dit verweer heeft [eiser] zijn stelling op dit punt niet nader - feitelijk - onderbouwd. Er staan de rechtbank derhalve onvoldoende aanknopingspunten ter beschikking om vast te kunnen stellen of de colporteurs wisten of redelijkerwijs moesten vermoeden dat de verplichtingen die [eiser] aanging niet in overeenstemming waren met diens draagkracht. Dit is ook anderszins niet gebleken. [eiser] stelt in dit verband voorts dat de verplichting om maandelijks producten in te kopen teneinde in aanmerking te komen voor de commissies (de verplichte herhalingsaankopen als kwalificatie-eis) in strijd is met artikel 8 sub c Cw. Gebleken is echter niet, zoals WIN ook aanvoert, dat is beoogd om één of meer van de betalingen die [eiser] daarvoor telkens (per herhalingsaankoop) moet verrichten, beneden de in artikel 8 lid 1 sub c en 26 lid 1 Cw juncto artikel 3 Uitvoeringsbesluit Colportagewet ad EUR 34,- te laten blijven. Van schending van artikel 8 Cw is derhalve niet gebleken.
4.12. [eiser] stelt verder dat “diverse mededelingen” van WIN en/of haar medewerkers “zeer misleidend” zijn geweest ten aanzien van de vereisten waaraan hij zou moeten voldoen om in aanmerking te komen voor de toegezegde commissie, ten aanzien van de steeds terugkerende aankopen en noodzakelijke investeringen en ten aanzien van de wijze waarop WIN het gehele piramidespel heeft ingekleed, “etc.”. Hij doet dan ook een beroep op de vernietigbaarheid van de overeenkomst op grond van artikel 8 sub b Cw juncto artikel 6:194 BW. De rechtbank passeert dit beroep. Gesteld noch gebleken is welke mededelingen van welke personen het concreet betreft en waarom deze als misleidend in de zin van artikel 6:194 BW zijn aan te merken. Gebleken is ook niet dat WIN bepaalde aan het systeem verbonden nadelige eigenschappen of aspecten heeft verzwegen en dat [eiser] niet tot de transactie zou zijn overgegaan als hij daarvan wel weet zou hebben gehad. Onweersproken is komen vast te staan dat [eiser] - in ieder geval - de hiervoor in punt 2.3 en 2.4 genoemde informatie van WIN heeft ontvangen. Daarnaast is, volgens WIN en [eiser] heeft dit niet meer weersproken, tijdens de bijeenkomsten uitvoerig aandacht besteed aan de kwalificatie-eis (conclusie van dupliek, productie 9). [eiser] heeft te weinig gesteld om aan te kunnen nemen dat sprake is van misleiding door WIN. Aan bewijslevering op dit punt wordt derhalve niet toegekomen.
Dwaling
4.13. [eiser] stelt dat hij is afgegaan op de mededelingen van WIN over haar organisatie en het door haar gehanteerde systeem, dat zij hem daarbij niet alles heeft meegedeeld wat van belang was en bovendien misleidende informatie aan hem heeft verstrekt. Volgens [eiser] zou hij bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomsten met WIN nooit hebben gesloten en is derhalve sprake van dwaling. WIN heeft dit gemotiveerd weersproken. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
4.14. Volgens [eiser] heeft WIN hem niet volledig of onjuist ingelicht over haar organisatie, met name niet over het vergoedingenstelsel, de kwalificatie-eisen, de doelstellingen van de organisatie en (de prijs van) de producten van WIN. Uit hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 4.12 is overwogen volgt reeds dat niet is gebleken dat WIN bepaalde informatie voor [eiser] heeft achtergehouden of misleidende informatie aan hem heeft verstrekt. De rechtbank passeert in zoverre het betoog van [eiser].
4.15. De overige door [eiser] gestelde omstandigheden waarin hij zou hebben gedwaald (de winstmogelijkheden, de mogelijkheden om nieuwe distributeurs te werven en de verkoopmogelijkheden) hebben - in ieder geval mede - een speculatief of onzeker karakter en komen om die reden, gelet op het bepaalde in artikel 6:228, tweede lid BW in beginsel voor rekening van [eiser]. Dat is slechts anders indien vast zou staan dat de berekening van de (slagings)kansen van [eiser] is gebaseerd op een aan WIN toe te rekenen misvatting over de ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst bestaande situatie. Hiervan is niet gebleken. [eiser] heeft ter comparitie gesteld dat hij op basis van vertrouwen in de WIN organisatie is gestapt. De voordelen en de winsten die een PRT-distributeur kon behalen, zijn hem - volgens [eiser] - in november 2003 als fantastisch voorgespiegeld. Het leek hem “te mooi om waar te zijn”. [eiser] stelt echter ook dat hij zich zorgen maakte over een aantal zaken, waaronder de hoge verkoopprijzen van de producten, de mogelijkheid om een grote hoeveelheid producten binnen afzienbare tijd te verkopen en de wegens zijn gebrek aan ervaring bestaande moeilijkheid om nieuwe distributeurs te werven. Ondanks deze zorgen is [eiser] - naar zijn zeggen op basis van de door [p] en [q] gedane toezeggingen en verstrekte informatie - in de organisatie ingestroomd. Nu [eiser] echter wel bekend was met de nadelen van het WIN-systeem, heeft hij aldus een bepaald risico genomen. Gebleken is niet dat de door [eiser] bedoelde mededelingen van WIN of haar distributeurs (inhoudende dat de WIN-producten eenvoudig verkocht kunnen worden, dat makkelijk distributeurs te werven zijn en dat enorme winsten behaald kunnen worden) meer zijn dan aanprijzingen in algemene bewoordingen. Evenmin is gebleken dat daarbij door of namens WIN concrete toezeggingen zijn gedaan over de verkoop- en winstmogelijkheden voor [eiser] of dat hem daarover onjuiste informatie is verstrekt. Het beroep op dwaling van [eiser] gaat derhalve niet op.
Algemene voorwaarden
4.16. [eiser] stelt, voor het geval de overeenkomsten nietig noch vernietigbaar zijn, dat de algemene voorwaarden van WIN (de Rules & Regulations) niet van toepassing zijn, omdat deze niet ter hand zijn gesteld of overgelegd. WIN heeft zich echter niet beroepen op de toepasselijkheid van haar algemene voorwaarden. Het betoog van [eiser] behoeft reeds daarom geen (verdere) bespreking. Overigens kan de omstandigheid dat WIN in strijd met haar algemene voorwaarden handelt door de distributeurs te verplichten om opnieuw producten in te kopen en zich te kwalificeren voor de ingekochte producten teneinde in aanmerking te kunnen komen voor commissies, zoals [eiser] voorts betoogt, niet tot de slotsom leiden dat de voorwaarden niet van toepassing of niet geldig zijn. Het staat WIN in beginsel vrij om de algemene voorwaarden jegens een bepaalde wederpartij al dan niet te hanteren. Voor zover [eiser] bedoelt te stellen dat WIN aldus onrechtmatig jegens hem handelt, is dat dus niet het geval. De rechtbank passeert derhalve ook op dit onderdeel het standpunt van [eiser].
Onrechtmatige daad
4.17. [eiser] stelt voorts dat WIN onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door hem nooit de ware bedoeling van de georganiseerde bijeenkomsten mee te delen. Volgens [eiser] is hij door WIN misleid tot het doen van investeringen, door haar opgelicht en op grond van onjuiste mededelingen door haar bespeeld. Ter ondersteuning van deze stelling heeft [eiser] geen andere feiten en omstandigheden gesteld dan de hiervoor reeds besproken omstandigheden. De rechtbank verwijst in dit verband naar de rechtsoverwegingen 4.10, 4.12 en 4.15. Gebleken is niet dat WIN - op onrechtmatige wijze - [eiser] heeft misleid, opgelicht of bespeeld. Het standpunt van [eiser] gaat derhalve ook in zoverre niet op.
Tot slot
4.18. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van woensdag 17 oktober 2007 voor het nemen van een akte door WIN, zoals bedoeld in rechtsoverweging ?4.6,
5.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Sicking, als voorzitter, en mr. L. Reurich en mr. I.H. Lips, als leden van genoemde kamer, en in het openbaar uitgesproken op
19 september 2007.?