De rechtbank overweegt als volgt.
2.4 In artikel 24, eerste lid, onder a WW is bepaald dat de werknemer voorkomt dat hij verwijtbaar werkloos wordt. In het tweede lid, onder a, is bepaald dat de werknemer verwijtbaar werkloos is geworden indien aan de werkloosheid een dringende reden te grondslag ligt in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het BW en de werknemer terzake een verwijt kan worden gemaakt.
2.5 In artikel 27, eerste lid, WW is bepaald dat indien de werknemer een verplichting, hem op grond van artikel 24, eerste lid, onderdeel a opgelegd, niet is nagekomen, het UWV de uitkering blijvend weigert, tenzij het niet nakomen van de verplichting de werknemer niet in overwegende mate kan worden verweten.
2.6 In artikel 7:678, eerste lid, BW is bepaald dat voor de werkgever als dringende reden in de zin van artikel 677, eerste lid, worden beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. In het tweede lid van artikel 7:678 BW zijn omstandigheden geschetst wanneer onder andere dringende redenen aanwezig geacht kunnen worden.
2.7 De rechtbank ziet zich gelet op het voorgaande geplaats voor de vraag of in geval van eiser sprake was van een dringende reden in de zin van artikel 7:678 BW waardoor van de KLM redelijkerwijze niet gevergd kon worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
2.8 Namens eiser is gesteld dat slechts sprake kan zijn van een dringende reden als bedoeld in artikel 24 WW, als dit ook de ontslaggrond is geweest. De rechtbank volgt eiser niet in dit standpunt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zelfstandig mag beoordelen of sprake is geweest van een dringende reden voor ontslag, los van de vraag of dit ook de daadwerkelijke ontslaggrond was. De rechtbank verwijst hiertoe naar de Memorie van Toelichting bij artikel 24 WW (Kamerstukken II 2005/06, 30370, nr. 3, pagina 25-26) waar is benadrukt dat ook sprake kan zijn van verwijtbare werkloosheid als bedoeld in artikel 24, tweede lid, onder a, WWB als de dienstbetrekking anders dan door middel van een ontslag op staande voet of een ontbinding wegens dringende reden is beëindigd. Immers, in de Memorie van Toelichting staat - voor zover hier van toepassing - hieromtrent overwogen :
[...] Bij een identieke reden voor het ontslag zou de WW-uitkering van de ene werknemer wel en van de andere werknemer niet geweigerd worden, afhankelijk van de gevolgde ontslagroute. [...] Het kabinet houdt daarom vast aan de ontslagreden als aangrijpingspunt voor de toets op verwijtbare werkloosheid. [...] (pagina 25)
[...] De regering heeft daarom besloten om met dit wetsvoorstel ook de a-grond te wijzigen in die zin dat de werknemer alleen dan verwijtbaar werkloos is als hij zich zodanig ernstig heeft misdragen dat van de werkgever redelijkerwijs niet kon worden gevergd dat hij de dienstbetrekking laat voortduren. In dat geval is sprake van een dringende reden voor ontslag in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Voor het aannemen van verwijtbare werkloosheid is niet nodig dat de werknemer daadwerkelijk met een (onverwijld) beroep op de dringende reden op staande voet wordt ontslagen of dat zijn arbeidsovereenkomst om een dringende reden wordt ontbonden. Er kan ook sprake zijn van verwijtbare werkloosheid als de dienstbetrekking anders dan door middel van een ontslag op staande voet of een ontbinding wegens dringende reden is beëindigd. [...] (pagina 26)
2.9 Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat gelet op onderhavige omstandigheden sprake was van een dringende reden. Immers, doordat eisers VGB was ingetrokken kon de KLM eiser niet meer tewerkstellen. Dat eiser zijn VGB is verloren vloeit voort uit verwijtbaar handelen van zijn kant. Immers, er was sprake van antecedenten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiser verwijtbaar heeft gehandeld jegens zijn werkgever. Eiser had moeten weten dat het hebben van antecedenten gevolgen zou hebben voor zijn VGB. De rechtbank sluit hierbij ook aan bij het oordeel van de kantonrechter van de rechtbank Haarlem die heeft geoordeeld dat de KLM niet anders heeft kunnen beslissen dan eiser uit zijn functie te ontheffen, nadat hij vanwege een strafrechtelijke veroordeling zijn VGB is kwijtgeraakt. Ook heeft de kantonrechter geoordeeld dat de oorzaak van de ontbinding volledig in de risicosfeer van eiser ligt. Derhalve heeft verweerder terecht kunnen stellen dat wat betreft eiser sprake was van een dringende reden in de zin van artikel 7:678 BW waardoor van de KLM redelijkerwijze niet gevergd kon worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Geconcludeerd wordt dan ook dat verweerder op juiste gronden eisers aanvraag om een WW-uitkering heeft geweigerd.
2.10 Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.