ECLI:NL:RBHAA:2007:BB4818

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
11 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
zaak/rolnr.: 352975 / CV EXPL 07-3935
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Financiële afwikkeling na beëindiging ongehuwde samenwoning

In deze zaak, die voor de Rechtbank Haarlem is behandeld, gaat het om de financiële afwikkeling na de beëindiging van een ongehuwde samenwoning tussen de partijen, [eiser] en [gedaagde]. De partijen hebben ongeveer twee jaar samengewoond en hebben bij de beëindiging van hun relatie op 11 augustus 2004 afgesproken dat [eiser] aan [gedaagde] een bedrag van € 8.250,-- zou betalen in termijnen. [eiser] heeft tot nu toe € 4.700,-- betaald, maar weigert het resterende bedrag van € 3.550,-- te voldoen. De gedaagde heeft hierop een vordering ingesteld, die bij verstek is toegewezen. [eiser] heeft vervolgens verzet aangetekend tegen dit vonnis en een tegenvordering ingesteld.

Tijdens de zitting is vastgesteld dat de oorspronkelijke vordering van [gedaagde] gegrond is, omdat [eiser] gebonden is aan de overeenkomst. Echter, de tegenvordering van [eiser] is ongegrond verklaard, omdat er geen rechtsgrond is voor de afrekening die hij vordert. De kantonrechter oordeelt dat de partijen tijdens hun samenwoning geen voorbehoud hebben gemaakt voor een mogelijke afrekening bij beëindiging van de relatie. De kantonrechter concludeert dat er geen rechtsgrond bestaat voor de tegenvordering van [eiser] en dat de vordering in reconventie wordt afgewezen.

De beslissing van de kantonrechter is dat het vonnis in verzet wordt vernietigd voor wat betreft de toegewezen buitengerechtelijke kosten, maar de vordering in conventie wordt afgewezen. [eiser] wordt veroordeeld in de kosten van de procedure, zowel in verzet als in reconventie, tot een bedrag van € 600,--. Dit vonnis is uitgesproken op 11 oktober 2007 door mr. F.M. Visser, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton Locatie Zaandam
zaak/rolnr.: 352975 / CV EXPL 07-3935
datum uitspraak: 11 oktober 2007
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiser]
te [adres]
eisende partij
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde deurwaarder F.J.M. van der Meer
tegen
[gedaagde]
te [adres]
gedaagde partij
hierna te noemen [gedaagde]
gemachtigde mr. D.W. Giltay Veth.
De procedure
[gedaagde] heeft op gronden zoals in de inleidende dagvaarding ontwikkeld een vordering ingesteld tegen [eiser].
Tegen de niet verschenen [eiser] is verstek verleend, waarna de vordering bij vonnis van 31 mei 2007 is toegewezen.
Bij dagvaarding van 2 juli 2007 is [eiser] in verzet gekomen tegen dit bij verstek gewezen vonnis. Daarbij is tevens een tegenvordering ingesteld.
Vervolgens zijn partijen ingevolge tussenvonnis van 9 augustus 2007 ter terechtzitting verschenen voor het geven van inlichtingen en het beproeven van een schikking. Daarvan zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zonodig in de vorm van een proces-verbaal worden uitgewerkt.
Tenslotte is de uitspraak van dit vonnis op vandaag bepaald.
De inhoud van alle processtukken, waaronder begrepen de mogelijk door partijen overgelegde producties, wordt als hier overgenomen beschouwd.
Gevolg van het verzet
Als gevolg van het verzet, ten aanzien waarvan gesteld noch gebleken is dat het niet aan de wettelijke eisen voldoet, ligt de zaak -zoals beslist bij het bij verstek gewezen vonnis- weer open.
De oorspronkelijke vordering (in conventie)
[gedaagde] heeft in de inleidende dagvaarding gevorderd, dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [eiser] zal veroordelen tot betaling van een bedrag groot € 3.659,90 met (verdere) rente en kosten.
De vordering in de verzetzaak
[eiser] heeft gevorderd -kort gezegd- dat hij wordt ontheven van de bij genoemd verstekvonnis tegen hem uitgesproken veroordeling, dit met afwijzing van de oorspronkelijke vordering en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten.
De vordering in reconventie
[eiser] heeft (verder) gevorderd dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van een bedrag groot € 5.439,87 met rente en kosten.
De verweren
De verweren strekken tot afwijzing van de vorderingen over en weer.
De feiten
In deze procedure zijn de volgende feiten voldoende komen vast te staan omdat deze niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist zijn gebleven.
1. Partijen hebben ongeveer 2 jaar lang samengewoond als man en vrouw. Gedurende die periode hebben zij over en weer de nodige betalingen gedaan voor de gewone gang van de huishouding, de aanschaf van goederen, alsmede voor overige bestedingen.
2. Bij gelegenheid van de beëindiging van de samenwoning zijn partijen om de tafel gaan zitten en hebben zij op 11 augustus 2004 afgesproken dat [eiser] aan [gedaagde] zou betalen de somma van € 8.250,-- in termijnen. Daarvan is een contract opgemaakt dat door beide partijen is ondertekend.
3. [eiser] heeft ter uitvoering van de hiervoor bedoelde overeenkomst in totaal € 4.700,-- aan [gedaagde] betaald, maar weigert ondanks behoorlijke aanmaning om het restant ad € 3.550,-- te betalen.
De beoordeling van het geschil
Het gaat in deze zaak om de financiële afwikkeling van de in 2004 beëindigde samenleving.
Partijen zijn het erover eens dat [eiser] gebonden is aan de hiervoor onder 2. bedoelde overeenkomst. In zoverre is de inleidende vordering (in conventie) dus gegrond te achten.
In geschil is echter of deze overeenkomst ter finale kwijting is gesloten en zo nee, of [eiser] ter zake van door hem gedurende de samenleving gedane uitgaven nog een vorderingsrecht toekomt jegens [gedaagde]. [gedaagde] meent van niet, maar [eiser] van wel. Volgens [eiser] moet alsnog een finale afrekening volgen, die naar zijn berekening neerkomt op een door [gedaagde] te betalen bedrag van € 8.989,87. Daarvan kan een bedrag groot € 3.550,-- worden verrekend met de inleidende vordering in conventie, zodat in reconventie door [gedaagde] te betalen blijft een bedrag groot € 5.439,87.
Daarover wordt het volgende overwogen.
Anders dan de vordering in conventie, die is gegrond op een rechtsgeldige overeenkomst, ontbeert de tegenvordering enige rechtsgrond. Daarnaar gevraagd heeft de gemachtigde van [eiser] ter terechtzitting laten weten dat deze rechtsgrond gevonden moet worden in een analoge toepassing van het huwelijksvermogensrecht en/of de redelijkheid en billijkheid. Ik kan hem daarin niet volgen. Partijen zijn nimmer met elkaar gehuwd geweest (noch hebben zij een geregistreerd partnerschap gehad) en hebben elkaar en zichzelf tijdens de samenwoning kennelijk het nodige verschaft, zoals tussen man en vrouw gebruikelijk is, zonder dat daarbij enig voor mij kenbaar voorbehoud is gemaakt voor wat betreft een mogelijke afrekening/ terugbetaling bij een beëindiging van de samenwoning. Onder deze omstandigheden bestaat noch bestond enige rechtsgrond tot afrekening/terugbetaling. Daaraan kan niet afdoen dat zij op 11 augustus 2004 toch zijn overgegaan tot afrekening (finaal of niet), nu het hen natuurlijk wel vrij stond tot een dergelijke onverplichte afrekening te besluiten.
In zoverre [eiser] daarnaast nog bedoeld mocht hebben dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking moet worden geconstateerd dat daartoe onvoldoende is gesteld.
De tegenvordering is dus ongegrond, hetgeen impliceert dat het verzet eveneens ongegrond is, behalve voor wat betreft de in conventie bij verstek toegewezen buitengerechtelijke kosten, die na betwisting bij gebreke van een behoorlijke onderbouwing alsnog moeten worden afgewezen.
Omtrent de proceskosten moet worden beslist zoals hierna bepaald.
Beslissing
In het verzet ( in conventie)
Het vonnis waartegen verzet is ingesteld wordt vernietigd, maar alleen voor wat betreft de daarbij toegewezen buitengerechtelijke kosten tot een bedrag groot € 535,50. Opnieuw rechtdoende wordt de vordering in conventie in zoverre afgewezen, doch voor het overige bekrachtigd, met inbegrip van de in dat vonnis gegeven beslissing omtrent de proceskosten.
In reconventie
De vordering in reconventie wordt afgewezen.
In verzet en in reconventie
[eiser] wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, zowel in verzet als in reconventie, deze voor zover gerezen aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 600,-- wegens salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 oktober 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.