RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 06 - 4357 en AWB 06 - 4358
uitspraak van de meervoudige kamer van 3 september 2007
[eisers],
wonende te Ilpendam,
eisers,
gemachtigde: mr. B.C. Romijn, advocaat te Haarlem,
de raad van de gemeente Landsmeer,
en
de raad van de gemeente Waterland,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 februari 2006, verzonden op 17 maart 2006 heeft de gemeenteraad van Landsmeer besloten tot beëindiging per 1 januari 2006 van de door het Rijk op 1 februari 1855 aan de voormalige gemeente Ilpendam overgedragen zorgplicht voor de exploitatie van een pontveer over het Noordhollands Kanaal te Ilpendam. Voorts heeft de gemeenteraad van Landsmeer met dit besluit ingestemd met het aangaan per 1 januari 2006 van een overeenkomst met de v.o.f. PontVeer Loots betreffende de exploitatie van een pontveer te Ilpendam voor een periode van maximaal 6 jaar (van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2011).
Bij besluit van 16 februari 2006, verzonden op 17 maart 2006, heeft de gemeenteraad van Waterland een gelijkluidend besluit genomen.
Tegen deze besluiten hebben eisers bij brieven van 28 april 2006, aangevuld bij brieven van 20 juli 2007, beroep ingesteld. Het beroep tegen het besluit van de gemeenteraad van Landsmeer is geregistreerd onder nummer Awb 06-4357 en het beroep tegen het besluit van de gemeenteraad van Waterland is geregistreerd onder nummer Awb 06-4358.
Verweerders hebben op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
De beroepen zijn gezamenlijk behandeld ter zitting van 29 augustus 2007, alwaar namens eisers is verschenen mr. Romijn, voornoemd. Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J. Drijfholt, juridisch adviseur en namens de gemeente Landsmeer was tevens N.H.C. Kronenburg, beleidsmedewerker Openbare Ruimte bij de gemeente Landsmeer, aanwezig. Voorts waren aanwezig de eisers [A], [B, C] en [D]. Tevens was mr. R. Metselaar, werkzaam bij Rijkswaterstaat Noord-Holland, aanwezig.
2. Overwegingen
2.1 Bij overeenkomst van 1 februari 1855 tussen de gemeente Ilpendam en de hoofdingenieur van Waterstaat is door het Rijk de eigendom en het voortdurend onderhoud van het pontveer overgedragen aan de gemeente Ilpendam. Bij nadere overeenkomst van 6 oktober 1958 tussen de gemeente Ilpendam en de hoofdingenieur Rijkswaterstaat heeft het Rijk de in 1855 overeengekomen jaarlijkse subsidieplicht afgekocht door de betaling van een bedrag ineens.
2.2 De exploitatie van het pontveer is na de opheffing van de gemeente Ilpendam als gevolg van de gemeentelijke herindeling in 1991 voortgezet door de gemeenten Landsmeer en Waterland. Gelet op de hoge en steeds verder toenemende exploitatietekorten van het pontveer ten gevolge van een teruglopend gebruik en het toenemen van de kosten, en de zorgelijke financiële positie van beide gemeenten hebben verweerders besloten de zorgplicht van de exploitatie van het pontveer te beëindigen en over te dragen aan een particuliere ondernemer. Met de privatisering beogen verweerders het structurele begrotingstekort te verlagen. Op 29 november 2005 hebben de gemeenten Landsmeer en Waterland met de v.o.f. PontVeer Loots een overeenkomst inzake exploitatie pontveer te Ilpendam per 1 januari 2006 gesloten.
2.3 Partijen zijn het erover eens dat uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 februari 2007 voortvloeit dat verweerders geen publiekrechtelijke beheerstaak ten aanzien van het pontveer bij Ilpendam hebben. Nu op verweerders geen zorgplicht tot instandhouding van een oeververbinding rust, houdt dit eveneens in dat verweerders deze zorgplicht niet konden beëindigen. Verweerders hebben de bestreden besluiten tot beëindiging van de zorgplicht dan ook onbevoegd genomen. Gelet hierop is het beroep gegrond en dienen de bestreden besluiten – voor zover ze betrekking hebben op de beëindiging van de zorgplicht - te worden vernietigd.
2.4 Voor zover verweerders in de bestreden besluiten hebben ingestemd met het aangaan van een exploitatie-overeenkomst met v.o.f. PontVeer Loots, overweegt de rechtbank dat dit een besluit ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling betreft, waartegen ingevolge artikel 8:3 Algemene wet bestuursrecht geen beroep kan worden ingesteld. Nu dit onderdeel van de bestreden besluiten zich aan de competentie van de bestuursrechter onttrekt, dient het beroep, voor zover hiertegen gericht, niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.5 De rechtbank merkt ten overvloede nog op dat mr. Metselaar ter zitting te kennen heeft gegeven dat begin september op bestuurlijk niveau overleg zal plaats vinden tussen het ministerie, de provincie en de gemeenten Landsmeer en Waterland om te bezien welke exacte consequenties de voornoemde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft. De verwachting is dat de gemachtigde van eisers begin oktober van de resultaten van dit overleg op de hoogte kan worden gebracht en dat dan duidelijk is hoe de thans weer opengevallen bezwaarprocedure in de betreffende zaak verder zal worden afgewikkeld.
2.6 Voorts bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Verweerders dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Hierbij is in aanmerking genomen dat de beroepen van eisers als samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht moeten worden beschouwd. De kosten dienen derhalve gelijkelijk over de zaken te worden verdeeld.
3.1 verklaart de beroepen, voor zover gericht tegen de beëindiging van de zorgplicht van de exploitatie van het pontveer te Ilpendam, gegrond en vernietigt de bestreden besluiten van 17 maart 2006 in zoverre;
3.2 verklaart de beroepen, voor zover gericht tegen de instemming met het aangaan van een exploitatie-overeenkomst, niet-ontvankelijk;
3.3 veroordeelt de raad van de gemeente Landsmeer in de door eisers gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 322,- te betalen door de gemeente Landsmeer aan eisers;
3.4 veroordeelt de raad van de gemeente Waterland in de door eisers gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 322,- te betalen door de gemeente Waterland aan eisers;
3.5 gelast dat de gemeente Landsmeer het door eisers betaalde griffierecht van € 281,- aan hen vergoedt;
3.6 gelast dat de gemeente Waterland het door eisers betaalde griffierecht van € 281,- aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Guinau, voorzitter van de meervoudige kamer, en mrs. J.F. Miedema en A.J. Medze, rechters, en op 3 september 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.