ECLI:NL:RBHAA:2007:BB4144

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
4 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/30 R
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.A.C. Hofman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in re-integratietraject

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 4 september 2007 uitspraak gedaan over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar, die zich niet aan zijn verplichtingen heeft gehouden. De schuldenaar had op 13 december 2006 toegezegd zich volledig in te zetten voor een re-integratietraject, maar verscheen niet op een belangrijke afspraak voor een belastbaarheidsonderzoek op 21 februari 2007. Dit leidde tot een maatregel van 25% op zijn uitkering en een uitnodiging voor een gesprek op 2 maart 2007, waar hij wel aanwezig was. De rechtbank overwoog dat de schuldenaar, ondanks zijn lichamelijke klachten, niet aannemelijk had gemaakt dat deze hem verhinderden om aan het onderzoek deel te nemen. De rechtbank concludeerde dat de tekortkomingen van de schuldenaar toerekenbaar waren en dat hij ernstig tekortgeschoten was in de nakoming van zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. De rechtbank oordeelde dat het frustreren van het re-integratietraject een ernstige tekortkoming was, waardoor de schuldenaar de zogenoemde 'schone lei' niet kon worden verleend. De rechtbank beëindigde de schuldsaneringsregeling zonder verlening van de schone lei en stelde de kosten van de bewindvoerder en publicaties vast, die ten laste van de schuldenaar kwamen. De uitspraak benadrukt het belang van het nakomen van verplichtingen in het kader van schuldsanering en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
unit insolventies
insolventienummer: 04/30 R
nummer verklaring: ZAA0210301988
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 4 september 2007
Bij vonnis van deze kamer van 13 januari 2004 is de definitieve toepassing van de schuldsa¬neringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenaar]
geboren op [1960] te [geboorteplaats],
wonende te [adres + woonplaats].
Bij uitspraak van 24 januari 2006 heeft de rechtbank de termijn gedurende welke de toepassing van kracht is vastgesteld op 42 maanden. De rechtbank heeft deze termijn op een langere dan de gebruikelijke termijn van 36 maanden vastgesteld omdat was gebleken dat de schuldenaar zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende sollicitatieplicht onvoldoende was nagekomen.
Bij verzoekschrift van 17 november 2006 heeft de bewindvoerder verzocht de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar tussentijds te beëindigen omdat de schuldenaar een of meer van zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomt. De bewindvoerder heeft daartoe aangevoerd dat de schuldenaar zijn sollicitatieplicht heeft geschonden door twee keer zonder zich af te melden geen gehoor te geven aan een oproep om deel te nemen aan een re-integratieproject van de gemeentelijke sociale dienst (hierna: het traject). In reactie hierop heeft de sociale dienst de uitkering van de schuldenaar beëindigd.
Bij het verhoor in raadkamer op 13 december 2006 naar aanleiding van het beëindigingsverzoek heeft de schuldenaar verklaard goed te begrijpen dat hij het traject zal moeten blijven volgen om uitzicht te houden op een positieve beëindiging van zijn schuldsaneringsregeling. De schuldenaar heeft toegezegd zich daar echt aan te houden.
Op 20 februari 2007 heeft T. van Nimwegen, consulent re-integratie van de sociale dienst Zaanstad, het volgende omtrent de schuldenaar gerapporteerd:
19 februari 2007 driegesprek met klant en Jacqueline Ockers. Klant heeft allerhande lichamelijke klachten. (…) Ondergetekende heeft een afspraak voor hem gemaakt op woensdag 21 februari 2007 voor een belastbaarheidsonderzoek.
Op 28 februari 2007 heeft T. van Nimwegen, voornoemd, het volgende gerapporteerd:
Klant is zonder bericht niet verschenen op het belastbaarheidsonderzoek van 21 februari j.l. Hij krijgt hiervoor een maatregel van 25%. Ik nodig hem uit voor een gesprek met Jacqueline op donderdag 1 maart om 14.00 uur.
Bij brief van 1 maart 2007 heeft T. van Nimwegen de schuldenaar onder meer het volgende bericht:
Wij hebben op grond van artikel 54 lid 1 van de Wwb de betaling van uw uitkering per 28 februari j.l. opgeschort. U bent op woensdag 21 februari 2007 niet verschenen op de afgesproken plaats en tijd om deel te nemen aan het belastbaarheidsonderzoek dat voor u was gereserveerd. (…)
Wij nodigen u uit voor een gesprek met mevrouw J. Ockers en de heer Th. van Nimwegen op vrijdag 2 maart 2007 om 11.00 uur in het Stadskantoor. (…) Dit gesprek zal gaan over uw recht op uitkering en het door u te volgen traject.
De bewindvoerder heeft op 9 juli 2007 zijn eindverslag uitgebracht, waarbij hij heeft geadviseerd de schuldsaneringsregeling te beëindigen zonder de schuldenaar de zogenoemde schone lei te verlenen.
Ter terechtzitting van 21 augustus 2007 is de beëindiging van de schuldsaneringsregeling inhoudelijk behandeld, waar de schuldenaar de stellingen van de bewindvoerder heeft weersproken. Op het verweer zal – voor zover van belang – nader worden ingegaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ondanks zijn op 13 december 2006 gedane toezegging om zich volledig op het traject te richten is de schuldenaar op 21 februari 2007 niet verschenen op een afspraak voor een belastbaarheidsonderzoek. De schuldenaar is vervolgens bij brief van 1 maart 2007 uitgenodigd voor een gesprek op 2 maart 2007 over de gevolgen van het niet verschijnen op de afspraak. De schuldenaar heeft zich erop beroepen dat hij op 2 maart 2007 wel is verschenen om over de gevolgen van het niet verschijnen op de afspraak te spreken en dat hij vervolgens de volgende maandag zijn werkzaamheden heeft hervat.
Dat de schuldenaar op 2 maart 2007 gehoor heeft gegeven aan de uitnodiging voor een gesprek kan wellicht de gevolgen van zijn niet verschijnen bij de keuring hebben beperkt, maar door zonder aantoonbare reden geen gehoor te geven aan een oproep voor het keuringsonderzoek heeft de schuldenaar het traject gefrustreerd. De schuldenaar is zijn op 13 december 2006 gedane toezegging tot het zich volledig inzetten voor het slagen van het traject onvoldoende nagekomen. De rechtbank rekent dit verzoeker zwaar aan, temeer omdat de termijn van schuldsanering reeds was verlengd wegens schending van de sollicitatieplicht en de schuldenaar de toezegging heeft gedaan ter afwering van een negatief beëindigingsverzoek. De rechtbank is van oordeel dat de schuldenaar ernstig is tekortgeschoten in de nakoming van zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen.
Vervolgens ligt de vraag voor of deze tekortkoming de schuldenaar kan worden toegerekend.
Uit de rapportage van T. van Nimwegen van 20 februari 2007 blijkt dat de schuldenaar in het gesprek van 19 februari 2007 melding heeft gemaakt van allerlei fysieke klachten. Echter niet is gebleken dat deze klachten eraan in de weg zouden staan dat de schuldenaar zich twee dagen later aan een belastbaarheidsonderzoek zou kunnen onderwerpen. De rechtbank acht dat ook niet aannemelijk nu de schuldenaar wel in staat is geweest om op 19 februari 2007 en 2 maart 2007 op een gesprek te verschijnen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de schuldenaar het tekortschieten in zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling moet worden toegerekend.
De rechtbank acht het frustreren van een re-integratietraject een dermate ernstige tekortkoming dat deze niet buiten beschouwing kan worden gelaten. De schuldenaar dient derhalve de zogenoemde schone lei te worden onthouden.
BESLISSING
De rechtbank:
- stelt vast dat de schuldenaar toerekenbaar in de nakoming van één of meer uit de schuldsanering voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten;
- bepaalt dat de tekortkoming niet buiten beschouwing kan blijven;
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling, zonder verlening van de schone lei;
- stelt het bedrag van het salaris van de bewindvoerder vast op € 1.187,68 (inclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting) en brengt dit bedrag ten laste van de schuldenares;
- stelt het bedrag van de in de Faillissementswet bevolen publicaties (alsmede eventuele verschotten) vast op € 272,50 (inclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting) en brengt dit bedrag eveneens ten laste van de schuldenaar, voor zover het boedelactief na betaling van het salaris toereikend is, rechtstreeks te voldoen aan de griffier van de rechtbank middels de daartoe bestemde acceptgiro, welke aan de bewindvoerder zal worden toegezonden. Indien het boedelactief na betaling van het salaris van de bewindvoerder niet toereikend voor betaling van de publicatiekosten (en verschotten) is zal het hierboven genoemde bedrag geheel of gedeeltelijk ten laste van de Staat komen.
Gewezen door mr. M.A.C. Hofman, lid van genoem¬de kamer, en uitge¬spro¬ken ter open¬bare terechtzit¬ting van 4 september 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.