ECLI:NL:RBHAA:2007:BB3348
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Scholte
- A. Terwiel
- J. Eichperger
- Rechtspraak.nl
Ontnemingsvordering in strafzaak met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 24 juli 2007 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering die betrekking heeft op wederrechtelijk verkregen voordeel door de veroordeelde. De vordering van de officier van justitie, gedateerd 10 juli 2007, strekte tot ontneming van een bedrag van maximaal € 263.230,32, dat later is verminderd tot € 55.324,82. De veroordeelde, geboren op een onbekende datum en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was op dat moment gedetineerd in PI Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard.
De rechtbank heeft in haar vonnis van 24 juli 2007 vastgesteld dat de veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten, waaronder poging tot oplichting en het maken van een gewoonte van witwassen. De rechtbank heeft de bedragen die de veroordeelde wederrechtelijk heeft verkregen, vastgesteld op basis van de bewijsstukken en het strafdossier. De rechtbank concludeert dat de veroordeelde een bedrag van € 11.324,82 aan de Staat moet betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De beslissing is genomen na een openbare terechtzitting op 10 juli 2007, waarbij de rechtbank heeft kennisgenomen van de relevante stukken en het ontnemingsdossier. De rechtbank heeft geoordeeld dat het aannemelijk is dat de veroordeelde door middel van de gepleegde feiten wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie beoordeeld en heeft de bedragen die aan de veroordeelde zijn toegevallen, in mindering gebracht op de vordering tot ontneming.
De rechtbank heeft de verplichting opgelegd aan de veroordeelde om het vastgestelde bedrag aan de Staat te betalen, en heeft daarbij de relevante juridische bepalingen in acht genomen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 24 juli 2007.