ECLI:NL:RBHAA:2007:BB3348

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
24 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/694112-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Scholte
  • A. Terwiel
  • J. Eichperger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvordering in strafzaak met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 24 juli 2007 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering die betrekking heeft op wederrechtelijk verkregen voordeel door de veroordeelde. De vordering van de officier van justitie, gedateerd 10 juli 2007, strekte tot ontneming van een bedrag van maximaal € 263.230,32, dat later is verminderd tot € 55.324,82. De veroordeelde, geboren op een onbekende datum en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was op dat moment gedetineerd in PI Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard.

De rechtbank heeft in haar vonnis van 24 juli 2007 vastgesteld dat de veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten, waaronder poging tot oplichting en het maken van een gewoonte van witwassen. De rechtbank heeft de bedragen die de veroordeelde wederrechtelijk heeft verkregen, vastgesteld op basis van de bewijsstukken en het strafdossier. De rechtbank concludeert dat de veroordeelde een bedrag van € 11.324,82 aan de Staat moet betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

De beslissing is genomen na een openbare terechtzitting op 10 juli 2007, waarbij de rechtbank heeft kennisgenomen van de relevante stukken en het ontnemingsdossier. De rechtbank heeft geoordeeld dat het aannemelijk is dat de veroordeelde door middel van de gepleegde feiten wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie beoordeeld en heeft de bedragen die aan de veroordeelde zijn toegevallen, in mindering gebracht op de vordering tot ontneming.

De rechtbank heeft de verplichting opgelegd aan de veroordeelde om het vastgestelde bedrag aan de Staat te betalen, en heeft daarbij de relevante juridische bepalingen in acht genomen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 24 juli 2007.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer : 15/694112-06
Uitspraakdatum : 24 juli 2007
BESLISSING (ex artikel 36e Sr)
1. De vordering
Deze beslissing heeft betrekking op de vordering van de officier van justitie d.d. 10 juli 2007 ten aanzien van de feiten zoals onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegd in de zaak onder bovenstaand parketnummer, strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht tot een maximum van euro € 263.230,32 - welke vordering ter terechtzitting is verminderd tot € 55.324,82 - in de zaak tegen:
[veroordeelde]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in PI Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder het met deze vordering samenhangende strafdossier en het ontnemingsdossier.
Deze beslissing is genomen naar aanleiding van het onderzoek van de openbare terechtzitting van 10 juli 2007.
2. De overwegingen
Bij vonnis van deze rechtbank d.d. 24 juli 2007 is voornoemde [veroordeelde] veroordeeld terzake van, voor zover van belang:
Feit 2: poging oplichting
Feit 3: oplichting
Feit 4: een gewoonte maken van witwassen
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het onder voormeld parketnummer aangelegd straf- en ontnemingsdossier alsmede op grond van het onderzoek ter terechtzitting in zowel de strafzaak als de ontnemingszaak aannemelijk is geworden dat veroordeelde door middel van of uit de baten van de feiten waarvoor hij is veroordeeld, wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
Door het Openbaar Ministerie is overgelegd een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal ontneming d.d. 24 januari 2007, waarin – zakelijk weergeven – staat beschreven dat veroordeelde de navolgende bedragen wederrechtelijk zou hebben verkregen en daar voordeel van heeft gehad:
In de zaak [betrokkene 1] : € 169.087,50
In de zaak [betrokkene 2] : € 38.818,00
In de zaak [betrokkene 3] : € 11.324,82
In de zaak [betrokkene 4] : € 2.000,00
In de zaak [betrokkene 5] : € 42.000,00
Totaal : € 263.230,32.
Ten aanzien van deze bedragen overweegt de rechtbank als volgt.
Anders dan in de zaken [betrokkene 2] en [betrokkene 3] is in de hoofdzaak niet komen vast te staan dat de door [betrokkene 1], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] betaalde bedragen tot een totaalbedrag van € 213.087,50 (€ 169.087,50 + € 2.000,00 + € 42.000,00) daadwerkelijk aan veroordeelde zijn toegevallen. De rechtbank zal dit totaalbedrag in mindering brengen op de vordering.
Ten aanzien van het te ontnemen bedrag in de zaak [betrokkene 2] is de rechtbank het navolgende van oordeel. In de hoofdzaak heeft [betrokkene 2] een vordering benadeelde partij ingediend. Deze is tot een bedrag van € 38.989,00 toegewezen. De rechtbank zal dit in de hoofdzaak toegewezen bedrag in mindering brengen op de vordering tot ontneming en stelt deze gelet op het voorgaande op nihil.
Ten aanzien van het te ontnemen bedrag in de zaak [betrokkene 3] heeft de rechtbank in de hoofdzaak geoordeeld dat verdachte dit bedrag voorhanden heeft gehad.
Aldus is de rechtbank van oordeel dat het bedrag van 11.324.82 euro
voor toewijzing in aanmerking komt.
Er zijn verder geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die naar het oordeel van de rechtbank aanleiding geven voormeld bedrag te matigen.
De rechtbank zal op grond van het vorenoverwogene en gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht bepalen dat veroordeelde ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten aanzien het eerder onder 4 vermelde feit het hierna te noemen bedrag aan de staat dient te betalen.
3. De beslissing
De rechtbank legt aan de veroordeelde de verplichting op om ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat te betalen een bedrag van euro 11.324,82,
(zegge elf duizend driehonderdvierentwintig euro en tweeëntachtig cent).
4. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gegeven door:
mr. Scholte, voorzitter,
mrs. Terwiel en Eichperger, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Touwen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 juli 2007.
Mr. Eichperger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.