a. NFB exploiteert een onderneming en houdt zich bezig met beroepsgoederenvervoer over de weg.
b. Het Prepensioenfonds voert een bedrijfstakpensioenregeling uit in de zin van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet Bpf).
c. Het Prepensioenfonds heeft de aansluiting van NFB per 1 januari 2003 beëindigd.
d. Ingevolge de verplichtstellingsbeschikking van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 februari 2003, laatstelijk gewijzigd op 18 december 2003 (hierna: de verplichtstellingsbeschikking), is deelneming in het prepensioenfonds verplicht gesteld voor werknemers in dienst van een onderneming in het beroepsgoederenvervoer over de weg.
e. Bij brief van 4 augustus 2003 heeft NFB onder meer het volgende aan het Prepensioenfonds bericht:
Recentelijk ontvingen wij van u enkele nota’s over het jaar 2002 en 20003.
(...)
Bijgaand ontvangt u van ons de nota’s retour en verwijzen hierbij naar eerder gevoerde correspondentie.
Uit deze correspondentie blijkt dat Nightfreight Benelux b.v. gezien de aard van haar organisatie niet in aanmerking kwam voor deze premiebetalingen en bijgevoegde nota’s onterecht aan ons belast zijn.
Voor 2003 heeft Nightfreight Benelux b.v. een bedrijfscao afgesloten en valt derhalve niet onder de verplichtingen zoals deze gelden voor bedrijven welke vallen onder de landelijke TLN CAO voor het beroepsgoederen vervoer over de weg.
f. NFB beschikt over een eigen pensioenregeling ten behoeve van haar werknemers.
g. Bij brief van 5 december 2005 heeft (de administrateur van) het Prepensioenfonds onder meer het volgende aan NFB meegedeeld.
Onlangs is op verzoek van het Prepensioenfonds een onderzoek gestart met als doel te beoordelen of u onder de werkingssfeer van de verplichtstelling van het Prepensioenfonds valt. Op basis van de thans bij ons beschikbare informatie verricht u sedert 1 januari 2002 bedrijfsactiviteiten die onder de werkingssfeer van de verplichtstelling van het Prepensioenfonds vallen. Zowel uit de met u gevoerde correspondentie alsook uit het buitendienstbezoek dat op 21 februari 2003 heeft plaatsgevonden is gebleken dat u zich bezighoudt met beroepsgoederenvervoer over de weg. Voorts heeft u aangegeven dat u 12 chauffeurs in dienst heeft en dat u over vergunningen beschikt voor beroepsgoederenvervoer over de weg die zijn afgegeven door de Stichting NIWO.
Bij brief van 4 augustus 2003 heeft u aangegeven dat u voor 2003 een eigen bedrijfscao heeft afgesloten en derhalve niet valt onder de verplichtingen zoals deze gelden voor bedrijven welke vallen onder de landelijke TLN CAO voor het beroepsgoederenverkeer over de weg. Naar nu blijkt is enkel op basis van genoemde mededeling bij brief van 28 augustus 2003 aan u medegedeeld dat u niet meer onder de werkingssfeer valt van de regelingen voor het beroepsgoederenvervoer.
Ingevolge het bepaalde onder 2. sub b. van de verplichtstelling zijn de ondernemingen die een eigen CAO of een andere bedrijfstak-CAO dan die voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen dienen toe te passen, dan wel over een eigen vastgelegd arbeidsvoorwaardenpakket beschikken waarvan het niveau tenminste gelijkwaardig is aan het niveau van de arbeidsvoorwaarden in de bedrijfstak voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen, en die voorts voldoen aan de volgende voorwaarden:
- de hoofdactiviteit van de onderneming is een ander dan beroepsgoederenvervoer over de weg, logistieke dienstverlening of de verhuur van mobiele kranen. Maatgevend voor de bepaling van de hoofdactiviteit is de juridische eenheid waarvoor de vergunning beroepsgoederenvervoer is aangevraagd of toegekend, danwel waarbinnen de activiteit van de verhuur van mobiele kranen plaatsvindt.
- In de regel wordt binnen deze juridische eenheid niet meer dan 20% van de omzet gerealiseerd met beroepsgoederenvervoeractiviteiten, logistieke dienstverlening en/of de verhuur van mobiele kranen.
Zoals hierboven reeds gesteld, is komen vast te staan dat u beroepsgoederenvervoer over de weg verricht en uit dien hoofde onder de werkingssfeer van de verplichtstelling van het Prepensioenfonds valt. Het enkel hebben van een eigen CAO is niet voldoende om onder bovengenoemde uitzonderingsbepaling te vallen. Men dient tevens aan alle vermelde cumulatieve voorwaarden te voldoen.
Indien u na kennis te hebben genomen van bovenstaande informatie alsnog van mening bent dat u niet onder de werkingssfeer van de verplichtstelling van het Prepensioenfonds valt vanwege het hebben van een eigen CAO verzoeken wij u ons binnen een termijn van veertien dagen na dagtekening van deze brief stukken te sturen waaruit blijkt dat u een eigen cao dient toe te passen alsmede stukken die aantonen dat u aan alle hierboven gestelde cumulatieve voorwaarden voldoet.
Bij uitblijven van genoemde stukken zullen wij u op basis van de bij ons aanwezige informatie de aansluiting bij het Prepensioenfonds met ingang van 1 januari 2003 hervatten.
h. Bij brief van 2 februari 2006 heeft (de administrateur van) het Prepensioenfonds het volgende aan NFB bericht:
Met verwijzing naar onze brief van 5 december jl. delen wij u mede dat wij de aansluiting van uw onderneming met ingang van 1 januari 2003 hebben hervat. Bijgaand treft u een kopie van genoemde brief.
Wij verzoeken u om ons een loonsomopgave te doen van uw werknemers over de jaren 2003, 2004 en 2005.
Bijgaand treft u deelname opgave formulieren met toelichting aangaande de jaren 2003, 2004 en 2005. Wij verzoeken u dringend de betreffende formulieren in te vullen en binnen een termijn van 14 dagen te retourneren, bij gebreke waarvan wij genoodzaakt zijn de verschuldigde premies naar beste weten vast te stellen overeenkomstig een schatting van de loonsom.
(...)
i. Vervolgens heeft zich een schriftelijke discussie tussen partijen ontsponnen met betrekking tot de vraag of NFB deelnemer in het Prepensioenfonds is.
j. Het Prepensioenfonds heeft op 3 november 2006 een dwangbevel aan NFB doen betekenen, tot betaling van (in hoofdsom) € 208.615,00.
k. Bij brief van 28 november 2006 heeft NFB aan het Prepensioenfonds (onder meer) opgave gedaan van de loonsom van het rijdend personeel van NFB.
l. Daarop heeft het Prepensioenfonds bij brief van 22 februari 2007, voor zover thans van belang, meegedeeld dat een opgave van alleen het rijdend personeel niet volstaat maar dat voor de premievaststelling ingevolge het pensioenreglement een opgave dient te worden gedaan van de totale loonsom voor de Sociale Verzekeringswetten over de jaren 2002 tot en met 2006.
m. Het dwangbevel van 3 november 2006 betreft de achterstallige prepensioenpremies over de jaren 2003 tot en met 2006. Het verschuldigde bedrag heeft het Prepensioenfonds vastgesteld op basis van schattingen.
n. NFB heeft met betrekking tot het Prepensioenfonds op 29 maart 2007 een vrijstellingsverzoek ingediend op basis van artikel 4 van het Vrijstellingsbesluit.