ECLI:NL:RBHAA:2007:BA9191

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
19 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07-1978
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake aanvraag bijstandsuitkering op grond van de Wet Werk en Bijstand

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 19 april 2007 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een aanvraag om bijstandsuitkering op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB). Verzoeker had op 22 januari 2007 een aanvraag ingediend, maar deze was door het college van burgemeester en wethouders van Haarlem buiten behandeling gelaten omdat verzoeker niet alle benodigde gegevens had overgelegd. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker, ondanks meerdere verzoeken en hersteltermijnen, niet in staat was om de ontbrekende gegevens tijdig aan te leveren. De rechter heeft overwogen dat het op de weg van de aanvrager ligt om de benodigde informatie te verstrekken en dat verzoeker, die analfabeet is, niet voldoende heeft aangetoond dat hij niet in staat was om de gevraagde gegevens te overleggen. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat verzoeker met de hulp van zijn zoon in staat was om een deel van de stukken te overleggen, wat zijn stelling dat hij niet in staat was om de gegevens te verstrekken, ondermijnt.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het college van burgemeester en wethouders de aanvraag van verzoeker op goede gronden buiten behandeling heeft gelaten. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en er is geen rechtsmiddel tegen deze uitspraak open.

Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de aanvrager om de benodigde gegevens te verstrekken en de rol van de voorzieningenrechter in het afwegen van de belangen van beide partijen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 07 - 1978 WWB
uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 april 2007
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde: mr. W.G. Fischer, advocaat te Haarlem,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 maart 2007 heeft verweerder verzoekers aanvraag om een uitkering ingevolge de Wet Werk en Bijstand (WWB) op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling gelaten.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 9 maart 2007 bezwaar gemaakt. Bij brief van 13 maart 2007 is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 13 april 2007, alwaar verzoeker in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen bij zijn gemachtigde R. de Vos, werkzaam bij de gemeente Haarlem.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voorzover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 Verzoeker heeft op 22 januari 2007 een aanvraag om een bijstandsuitkering op grond van de WWB ingediend. Tijdens het intakegesprek van 29 januari 2007 en bij brief van 30 januari 2007 heeft verweerder verzoeker medegedeeld dat deze aanvraag niet kan worden afgerond, omdat bepaalde gegevens ontbreken en heeft verweerder verzoeker een hersteltermijn gegeven. Omdat verzoeker vanwege omstandigheden niet binnen de gestelde termijn de ontbrekende gegevens heeft kunnen overleggen, heeft verweerder bij brief van 14 februari 2007 verzoeker in de gelegenheid gesteld de ontbrekende gegevens voor 28 februari 2007 over te leggen. Op 28 februari 2007 heeft verzoeker een tas met stukken aangeleverd bij verweerder. Verweerder heeft verzoeker gevraagd de stukken terug in ontvangt te nemen en hem bij brief van 28 februari 2007 verzocht de (nog) ontbrekende stukken voor 7 maart 2007 over te leggen. Op 1 en 7 maart 2007 heeft verzoeker een aantal stukken overgelegd. Omdat verzoeker nog steeds niet alle gevraagde stukken heeft overgelegd, heeft verweerder bij besluit van 8 maart 2007 de aanvraag om een bijstandsuitkering buiten behandeling gelaten. Daarbij heeft verweerder de over de periode van 31 januari 2007 tot en 7 februari 2007 betaalde voorschot van € 75,00 van verzoeker teruggevorderd.
2.3 Verweerder heeft in het bestreden besluit gesteld dat verzoeker een aantal stukken, te weten kopie afschriften van girorekeningnummer [nr.] over de periode van december 2006 tot en met januari 2007 (vanaf volgnummer 13 tot en met de dag van opheffing van de girorekening) bewijs van beëindiging van de girorekening [nr.] en bewijs van de openingssaldo van de nieuwe bankrekening [nr.] per 22 januari 2007, niet heeft overgelegd. Hierdoor beschikt verweerder over te weinig gegevens om de aanvraag te kunnen behandelen.
2.4 Verzoeker kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Hij stelt dat hij analfabeet is en dat verweerder hieraan geheel voorbij gaat. Op 28 februari 2007 heeft verzoeker zijn gehele administratie bij verweerder aangeleverd. Omdat verzoeker zelf niet kan lezen en schrijven, heeft hij veel moeite om in zijn administratie te herkennen welke stukken verweerder wilt hebben. Daarom heeft hij zijn volledige administratie aangeleverd bij verweerder. Verweerder vond het op die wijze aanleveren van stukken onjuist en heeft verzoeker gevraagd de stukken op te halen. Verweerder had verzoeker echter behulpzaam kunnen zijn door de gevraagde gegevens er uit te halen. Voorts stelt verzoeker dat na op 7 maart 2007 nogmaals een aantal stukken te hebben overgelegd, er nog maar drie aandachtspunten resteerden ten aanzien waarvan stukken ontbraken. Niet valt in te zien waarom verweerder hem niet nogmaals in de gelegenheid zou kunnen stellen om deze stukken over te leggen. Tenslotte voert verzoeker aan dat de door verweerder gevraagde afschrift 13 van girorekening [nr.] niet bestaat. Ook een bewijs van het openingssaldo van bankrekening [nr.] van 22 januari 2007 kan niet overgelegd worden nu er op die datum geen bankafschrift is versterkt. Het eerste afschrift dateert van 5 maart 2007.
2.5 Ingevolge artikel 17, eerste lid, WWB doet de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Ingevolge het tweede lid van dit artikel is de belanghebbende verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
2.6 Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder gesteld dat thans nog een bewijs van de beëindiging van girorekeningnummer [nr.] en bewijs van het openingssaldo van bankrekeningnummer [nr.] ontbreken.
2.7 De voorzieningenrechter stelt vast dat de door verweerder verzochte gegevens relevant zijn voor de vaststelling van het recht op bijstand. Verweerder heeft dan ook in redelijkheid verzoeker kunnen vragen om deze gegevens over te leggen.
2.8 Verweerder heeft verzoeker zowel tijdens het intakegesprek als bij meerdere brieven een hersteltermijn geboden om de gevraagde gegevens alsnog over te leggen. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat de gevraagde gegevens reeds zijn overgelegd. Hierbij is van belang dat deze stukken niet zijn opgenomen in verweerders dossier. Voorts heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat hij niet over deze gegevens kon beschikken. De stelling van verzoeker dat hij vanwege zijn handicap niet in staat was de (nog) ontbrekende gegevens over te leggen, kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet worden gevolgd. Het ligt immers op de weg van een aanvrager om gegevens die van belang zijn voor (de beoordeling van) zijn aanvraag over te leggen. Indien de aanvrager hiertoe niet in staat, is het aan hem om maatregelen te treffen, bijvoorbeeld door de hulp van een derde in te roepen. Het beroep van verzoeker op Europees recht, zoals ter zitting is gesteld, kan evenmin slagen. Nu verzoeker, zoals ter zitting verklaard, uiteindelijk met de hulp van zijn zoon het merendeel van de gevraagde stukken heeft kunnen (en kan) overleggen, is er geen sprake van een situatie die zou moeten leiden tot een plicht van verweerder om verzoeker te helpen.
2.9 De voorzieningenrechter is derhalve van oordeel dat verweerder de aanvraag van verzoeker op goede gronden buiten behandeling heeft gelaten.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Guinau, voorzieningenrechter, en op 19 april 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. K.D. Jibodh, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.