ECLI:NL:RBHAA:2007:BA7351

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
1 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-4536
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een ambtenaar wegens ziekte en de vereisten voor zorgvuldig onderzoek naar passende arbeid

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 1 maart 2007 uitspraak gedaan over het ontslag van een ambtenaar wegens ziekte. De eiser, werkzaam als allround medewerker bij de Sector Stadsbeheer van de gemeente Haarlem, was per 1 februari 2005 eervol ontslagen vanwege arbeidsongeschiktheid. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld. De rechtbank overwoog dat de werkgever niet over de noodzakelijke informatie beschikte met betrekking tot de medische beperkingen van de ambtenaar, wat essentieel is voor het kunnen beoordelen van de mogelijkheid tot het aanbieden van passende arbeid. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende zorgvuldig onderzoek was verricht naar de mogelijkheden voor herplaatsing van de ambtenaar binnen de gemeente. De rechtbank oordeelde dat het ontslag niet rechtsgeldig was, omdat niet was voldaan aan de voorwaarden van het Ambtenarenreglement 1995. De rechtbank vernietigde het besluit van de gemeente en verklaarde het beroep gegrond. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan de eiser en het vergoeden van het griffierecht. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging en het beschikken over relevante medische informatie bij ontslagprocedures wegens ziekte.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 06 - 4536 AW
uitspraak van de meervoudige kamer van 1 maart 2007
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. H.J. VIsser, advocaat te Haarlem,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 januari 2005 heeft verweerder eiser met ingang van 1 februari 2005 eervol ontslag verleend wegens arbeidsongeschiktheid.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 24 februari 2005 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 28 maart 2006, verzonden 30 maart 2006, heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 8 mei 2006 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 18 januari 2007, alwaar eiser in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, voornoemd, en verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. M.J.M. Verberne en C.O. Scheepsma, beiden werkzaam bij de gemeente Haarlem.
2. Overwegingen
2.1 Eiser was werkzaam als allround medewerker bij de Sector Stadsbeheer, afdeling Reiniging, Afvalverwijdering en Technische Dienst (RATD) van verweerder. Verweerder heeft hem met ingang van 1 juli 2001 strafontslag verleend. De Centrale Raad van Beroep heeft dit besluit in zijn uitspraak van 18 december 2003 vernietigd.
2.2 Aan eiser is per 29 april 2002 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
2.3 Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op het standpunt dat, gezien de fysieke beperkingen en het opleidingsniveau van eiser, binnen de openbare dienst van de gemeente geen mogelijkheden zijn hem andere passende arbeid op te dragen.
2.4 Eiser heeft gesteld dat verweerder niet aan zijn plicht tot re-integratie heeft voldaan. Eiser heeft verder aangevoerd dat verweerder zich niet heeft gehouden aan zijn toezegging voor passend werk voor eiser te zorgen.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.5 Ingevolge artikel 8:5, eerste lid, Ambtenarenreglement 1995 kan ontslag aan de ambtenaar worden verleend op grond van ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking wegens ziekte. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder ziekte mede verstaan gebreken. Het ontslag wordt eervol verleend door het bestuursorgaan dat bevoegd is tot aanstelling in de betrekking.
Een ontslag als bedoeld in lid 1 mag slechts plaatsvinden indien:
a. er sprake is van ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking wegens ziekte gedurende een periode van 24 maanden;
b. herstel van zijn ziekte niet binnen een periode van 6 maanden na de in onderdeel a. genoemde periode van 24 maanden is te verwachten;
c. het na zorgvuldig onderzoek niet mogelijk is gebleken de ambtenaar binnen de openbare dienst van de gemeente passende arbeid op te dragen.
2.6 Teneinde een zorgvuldig onderzoek te kunnen verrichten naar de mogelijkheid passende arbeid op te dragen, zal verweerder over informatie dienen te beschikken met betrekking tot de medische beperkingen voor passende arbeid van de betrokken ambtenaar. Zonder deze informatie kan immers niet worden beoordeeld welke arbeid mogelijkerwijs passend voor de betrokken ambtenaar is.
2.7 De rechtbank heeft geconstateerd dat onder de gedingstukken zich geen stuk bevindt met deze informatie. Blijkens hetgeen ter zitting is verhandeld verschillen partijen van mening over de (fysieke) beperkingen van eiser. Verweerder heeft aangenomen dat eiser fysieke beperkingen heeft, hetgeen eiser heeft betwist. Alleen al om deze reden moet worden geoordeeld dat van een zorgvuldig onderzoek zoals bedoeld in het Ambtenarenreglement geen sprake is geweest.
2.8 Verweerder heeft verder gesteld dat het bestreden besluit mede berust op het door de bedrijfsarts (Marijnen) verstrekte advies dat eiser geen duurzaam benutbare mogelijkheden heeft voor arbeid. Nu een kenbare motivering van dit advies in het geheel ontbreekt heeft verweerder hierop het besluit niet kunnen baseren. Ingevolge artikel 3:9 Awb ligt immers op verweerder de plicht zich ervan te vergewissen dat een onderzoek verricht door een adviseur op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Nu de medisch adviseur slechts de conclusies van zijn onderzoek heeft vermeld, heeft verweerder op generlei wijze aan genoemde plicht kunnen voldoen. Dit klemt te meer, nu verweerder op de hoogte was van de conclusies van het onderzoek van 3 december 2004 van N. van Loenen (psychiater) en E.H. Ameling (psycholoog), eruit bestaand dat bij eiser weliswaar beperkingen konden worden vastgesteld op het vlak van de vitaliteit en bijvoorbeeld de conflicthantering, maar dat de prognose met adequate behandeling en werkhervatting niet ongunstig leek. Het standpunt van de bedrijfsarts dat eiser per 1 februari 2005 niet over duurzaam benutbare mogelijkheden beschikte is hiermee niet zonder nadere onderbouwing / motivering te rijmen. Nu een onderbouwing van het advies ontbreekt, heeft verweerder het besluit derhalve niet (mede) hierop kunnen baseren.
2.9 De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder ook overigens niet inzichtelijk heeft gemaakt dat zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgevonden naar de mogelijkheden om eiser in passende arbeid te herplaatsen.
2.10 De mededelingen van verweerder ter zitting, dat eiser is geplaatst bij de mobiliteitsbank van de gemeente Haarlem en dat veel aandacht is besteed aan de vraag op welke wijze eiser herplaatst zou kunnen worden, zijn onvoldoende om op basis daarvan aan te nemen dat zorgvuldig onderzoek is verricht. Enig concreet gegeven, bijvoorbeeld gespreksverslagen, vacatures, schriftelijke verslagen van de activiteiten die ten behoeve van eisers inpassing zouden zijn verricht, ontbreken. Ook het standpunt van verweerder dat uit de enkele omstandigheid dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een functieongeschiktheidsadvies heeft afgegeven al blijkt dat verweerder heeft voldaan aan de onderzoeksplicht deelt de rechtbank niet. Dit advies is immers in hoofdzaak gerelateerd aan de functie die eiser vervulde en nu uit het advies niet blijkt op basis van welke gegevens dit tot stand is gekomen, kan het niet dienen ter onderbouwing van het besluit.
2.11 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat is voldaan aan de voorwaarde dat ontslag wegens ziekte slechts mag plaatsvinden na een zorgvuldig onderzoek. Het besluit zal daarom worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2, 3:9 en 7:12 Awb.
2.12 Het beroep is gegrond. De rechtbank ziet termen voor een proceskostenveroordeling als hierna bepaald.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het besluit van 28 maart 2006;
3.3 veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Haarlem in de door eiser gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 644,--, welk bedrag de gemeente Haarlem dient te betalen aan de griffier van de rechtbank;
3.4 gelast dat de gemeente Haarlem het door eiser betaalde griffierecht van € 141,-- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Heijning - Huydecoper, voorzitter van de meervoudige kamer, en mr. A.C.M Rutten en mr. J.F. Miedema, rechters, en op 1 maart 2007 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.