ECLI:NL:RBHAA:2007:BA7003

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
27 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/694036-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Dijk
  • A. Goedhuis-Visser
  • J. Scholte
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelneming aan een criminele organisatie en oplichting via wash-washtruc

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 27 maart 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en verschillende vormen van oplichting en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een half jaar deel uitmaakte van een organisatie die zich bezighield met grootschalige oplichting, valsheid in geschrifte en het witwassen van geld. De organisatie maakte gebruik van een zogenaamde 'wash-washtruc', waarbij slachtoffers werden misleid met valse beloften van grote geldbedragen. De rechtbank heeft de tenlastelegging in detail bekeken en vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij meerdere oplichtingen, waarbij hij zich voordeed als een betrouwbare tussenpersoon en slachtoffers overtuigde om grote sommen geld te betalen voor niet-bestaande erfenissen.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van één van de ten laste gelegde feiten, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de verdachte een belangrijke rol speelde in de oplichtingsketen, door als chemicus of bankmedewerker op te treden en slachtoffers te overtuigen van de echtheid van de beloofde bedragen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in aanmerking genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen en is er verbeurdverklaring van het in beslag genomen geld uitgesproken.

De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld. De vordering van [slachtoffer 1] werd niet-ontvankelijk verklaard, terwijl de vordering van [slachtoffer 2] tot schadevergoeding werd toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de rechters de zaak in tegenwoordigheid van de griffier hebben behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/694036-06
Uitspraakdatum: 27 maart 2007
Tegenspraak
STRAFVONNIS
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 februari, 5, 6 en 13 maart 2007 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Noord Holland Noord, Zuyderbos, te Heerhugowaard.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Op vordering van de officier van justitie is de omschrijving van de tenlastelegging ter terechtzitting van 5 maart 2007 aangepast ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. Een kopie van die vordering is als bijlage II bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijsbeslissing
3.1 Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte de persoon die door aangever [slachtoffer] wordt aangeduid als [betrokkene 1]. Dolge is. Deze [betrokkene 1] zou een gesprek met [slachtoffer] hebben gevoerd over betalingen die moesten worden verricht in verband met belastingen en kosten met betrekking tot het vrijmaken van het hem toekomende geld en chemische reinigingsmiddelen. Weliswaar heeft medeverdachte [medeverdachte] verklaard dat zij dacht dat verdachte ook was betrokken bij de oplichting van [slachtoffer], maar op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter terechtzitting kan allereerst niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte de man is die zich voordeed als [betrokkene 1], nu ook de voertaal tussen de personen die betrokken waren bij deze zaak Engels is, een taal die verdachte naar eigen zeggen en volgens medeverdachten nauwelijks beheerst.
3.2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan in dier voege dat
2.
(zaaksdossier 13: oplichting [slachtoffer 1])
hij op tijdstippen in de periode van 1 maart 2006 tot en met 13 april 2006 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen telkens met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van 23.500 euro en 2.000 euro,
hebbende verdachte en/of zijn mededaders met vorenomschreven oogmerk telkens valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid:
- zich voorgedaan als [alias 1] en/of [alias 2] en/of [alias 3] en/of in die valse hoedanighe(i)d(en):
- aan die [slachtoffer 1] een brief gezonden, met als afzender [alias 1], inhoudende dat [familielid] was overleden aan een ziekte in Zuid-Afrika en dat deze [familielid] een erfenis naliet van 23 miljoen Amerikaanse dollars en dat deze erfenis moest worden verdeeld over de erven en dat [slachtoffer 1] ongeveer 7 miljoen Amerikaanse dollars zou erven en aan deze brief een bijlage gehecht van SNS security waaruit bleek dat het geld reeds in Amsterdam was en waarin [slachtoffer 1] werd verzocht 23.500 euro te betalen voor transportbelasting en/of
- aan die [slachtoffer 1] telefonisch meegedeeld dat hij het geld mocht zien alvorens hij over zou gaan tot de betaling van de transportbelasting en die [slachtoffer 1] uitgenodigd hiervoor naar Nederland te komen en/of
- die [slachtoffer 1] en zijn vrouw opgehaald bij het Sheraton hotel nabij Amsterdam met een auto met een chauffeur, zich noemende [betrokkene 2], en/of begeleid naar een kantoor in Amsterdam en/of die Hartmann en zijn vrouw een koffer getoond gevuld met dollarbiljetten en/of een bundeltje biljetten uit de koffer genomen
en door middel van licht en een stift laten zien dat de biljetten echt waren,
waardoor die [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovengenoemde afgiften;
3.
(zaaksdossier 18: oplichting [slachtoffer 2])
hij op tijdstippen in de periode van 16 maart 2006 tot en met 22 mei 2006 te Amsterdam en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Duitsland tezamen en in vereniging met anderen telkens met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van:
- 23.250,75 euro en
- 5.987,90 euro,
hebbende verdachte en/of zijn mededaders telkens met vorenomschreven oogmerk telkens valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
zich voorgedaan als [alias 4] en/of [alias 5] en/of [alias 6] en/of in die valse hoedanighe(i)d(en):
- die [slachtoffer 2] naar Nederland laten komen en een ontmoeting gearrangeerd met een man die zich voordeed als de assistent van Makerela teneinde die [slachtoffer 2] 23.250,75 euro te laten betalen voor de vervoerskosten en/of teneinde die [slachtoffer 2] het hem toegezegde geldbedrag in ontvangst te laten nemen en/of
- die [slachtoffer 2] een geldkoffer getoond, inhoudende Amerikaanse bankbiljetten van 100 US dollar, welke waren voorzien van inktstempels en/of getoond hoe middels een vloeistof de inkt van de bankbiljetten kon worden verwijderd en/of
- vervolgens die [slachtoffer 2] een factuur gezonden betreffende de opslagkosten van het geld bij Trident Security & Service en/of die [slachtoffer 2] verzocht deze factuur per Western Union te voldoen en/of
- die [slachtoffer 2] verscheidende documenten en/of brieven en/of faxen gestuurd, waaronder een "Certificate of Incorporation" van de Corporate Affairs Commission en/of een "Letter of Probate and Administration" van de Federal High Court of Justice, capetown, South Africa,
waardoor die [slachtoffer 2] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgiften;
4.
(zaaksdossier 30: criminele organisatie)
hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 6 juni 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en Amsterdam heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte en zijn mededaders welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- medeplegen van valsheid in geschrift en
- medeplegen van gewoontewitwassen en
- medeplegen van oplichting;
5.
(Zaaksdossier: witwassen)
hij op tijdstippen in de periode van 3 september 2005 tot en met 7 juni 2006 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben hij, verdachte, en/of zijn mededaders meermalen geldbedragen tot een totaal van 49.131,75 euro verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij wist dat bovengenoemde geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit oplichting en/of valsheid in geschrift.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.3 Bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar beslissing dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de navolgende bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
(...)
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 2, 3 (telkens):
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
feit 4:
deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
feit 5:
medeplegen van gewoontewitwassen
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sanctie en van overige beslissingen
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - zakelijk weergegeven - gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van alle feiten;
- partiële vrijspraak van feit 5. wat het witwassen van de Ford Mondeo betreft;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
- oplegging van een werkstraf voor de duur van 240 uur, bij niet verrichten daarvan te vervangen door 120 dagen hechtenis;
- gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], te weten een bedrag van € 25.830,-, niet-ontvankelijk verklaring voor het overige deel van de vordering;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2];
- oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- verbeurdverklaring van het in beslag genomen geld;
- teruggave aan verdachte van de auto.
Voorts heeft de officier van justitie aangekondigd dat hij de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal gaan vorderen.
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Reclassering Nederland, uitgebrachte rapport van 30 januari 2007 is gebleken.
Bij de keuze tot oplegging van een vrijheidbenemende straf en de vaststelling van de duur daarvan heeft de rechtbank in het bijzonder mee laten wegen dat verdachte gedurende een half jaar heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich op grote schaal bezighoudt met oplichting, valsheid in geschrifte en het witwassen van geldbedragen. Medeverdachten hebben een kantoor opgericht dat dienst deed als facilitair bedrijf voor het oplichten van personen. De slachtoffers werd een percentage van een niet bestaand miljoenenbedrag in het vooruitzicht gesteld, waarbij verdachte en zijn medeverdachten uiterst geraffineerd en gewetenloos te werk gingen door de slachtoffers allerhande leugens voor te schotelen, maar ook door deze nagemaakte documenten van betrouwbare instellingen, zoals banken, toe te zenden. Voorts deden de leden van de organisatie - daarbij gebruik makend van valse namen - zich voor als werknemer bij een betrouwbare instelling als een ambassade of een bestaande bankinstelling. Ook werden de slachtoffers ter onderbouwing van het verhaal officieel ogende overlijdensakten, erfenistoekenningen en dergelijke toegezonden met daarbij rekeningen voor allerhande kosten verband houdende met de overdracht van het geld.
Daarnaast werden de niet uit Nederland afkomstige slachtoffers naar Nederland, veelal naar een speciaal daartoe ingericht nepkantoor, gelokt om het geld in ontvangst te nemen. Hier kregen zij meestal koffers met geld te zien waarbij hen werd verteld dat dit geld was voorzien van stempels om diefstal te voorkomen. Ter plekke werd met behulp van de wash-wash truc een aantal biljetten ontdaan van de stempels. De slachtoffers kregen vervolgens een aantal van deze gewassen biljetten mee om deze te kunnen testen op hun echtheid. Daarna kregen zij te horen dat de reinigingsvloeistof op was en dat voor de reiniging van de overige biljetten een aanzienlijk geldbedrag betaald diende te worden.
Verdachte vormde bij de twee oplichtingen waaraan hij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt een belangrijke schakel in de oplichtingsketen, omdat hij optrad als de chemicus of de bankmedewerker die de bankbiljetten reinigde. Met zijn betrouwbare voorkomen hielp hij aldus de slachtoffers te overtuigen van de echtheid van het hen toegezegde geldbedrag.
Hoewel het niet onaannemelijk is dat de slachtoffers van verdachte en diens medeverdachten mogelijk werden gedreven door hebzucht, waardoor zij ten prooi zijn gevallen aan deze criminele organisatie, doet dat niets af aan de strafwaardigheid en de verwerpelijkheid van het bewezen verklaarde. Onder meer uit de verklaringen van de verdachten zelf volgt dat personen die zich met deze vorm van oplichting bezighouden juist appelleren aan de hebzucht van hun slachtoffers en daarbij zelf floreren.
Samen met anderen heeft verdachte voorts een gewoonte gemaakt van het witwassen van van misdrijf afkomstig geld. Witwassen vormt een aantasting van het financieel-economisch bestel, omdat daarmee gelden worden onttrokken aan het zicht van de fiscus en justitie en het als gevolg daarvan corrumperend werkt op het reguliere handels- en betalingsverkeer.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Voor een voorwaardelijk deel onder de bijzonder voorwaarde van verplicht reclasseringscontact ziet de rechtbank geen aanleiding, omdat de reclassering heeft gerapporteerd de kans op recidive laag in te schatten en verdachte zelf blijk van heeft gegeven het verwijtbare van zijn gedrag in te zien en deskundige hulp niet nodig acht.
De op te leggen straf is lager dan door de officier van justitie is geëist, omdat verdachte wordt vrijgesproken van één van de hem ten laste gelegde feiten.
Vorderingen benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 37.330,-- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die deze als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat, aangezien niet duidelijk is of [slachtoffer 1] nu wel of niet is failliet is verklaard en het hierdoor niet duidelijk is of deze gerechtigd is om een vordering als de onderhavige in te dienen, deze schade niet van eenvoudige aard is. Deze vordering leent zich daarom niet voor behandeling in dit strafgeding. Deze benadeelde partij zal dan ook niet in de vordering kunnen worden ontvangen.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 29.428,65 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die deze als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezenverklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat, indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die deze benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geld dient te worden verbeurdverklaard. Aangenomen moet worden dat het bij verdachte aangetroffen en hem toebehorende geldbedrag, met name gelet op de hoogte daarvan, geheel of grotendeels door middel van de bewezen verklaarde feiten is verkregen.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 47, 57, 140, 326, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het hem onder 1. ten laste gelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 2., 3., 4., en 5. ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TWINTIG MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] geleden schade tot een bedrag van € 29.428,65 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 2], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart verbeurd:
- Geld buitenlands; 4x100 us dollar
- Geld Nederlands; 2x100, 1x500, 3x200, 6x100 euro, waarde 1900 euro
- Geld buitenlands; 4x100 dollar uit auto
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1.00 STK Personenauto XS-VH-35; Ford Mondeo; 2.0 Kl: groen
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Van Dijk, voorzitter,
mrs. Goedhuis-Visser en Scholte, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. De Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 maart 2007.
Mr. Scholte is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.